Spektator. Jaargang 3
(1973-1974)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 136]
| |||||||||||||
Arjen Florijn
| |||||||||||||
[pagina 137]
| |||||||||||||
Coulthard betoont meer geduld in het kritisch volgen van zijn slachtoffer. Klein merkt in zijn inleiding sussend op dat Coulthard's kritiek ‘systemimmanent’ is, en ‘Mängel’ betreft ‘die den wissenschaftlichen Wert der Kode-Theorie sehr fragwürdig erscheinen lassen, die aber prinzipiell durchaus im Rahmen der Theorie - bei ganz bestimmten Modifikationen - beseitigt werden könnten’ (p. 9). Maar wat blijft er van het kader van de kode-theorie over als daar, zoals Coulthard voorstelt, het kode-onderscheid uit verdwijnt? De lezer kan er het zijne van denken. Hoewel Bernstein, zoals Seuren terecht opmerkt, ‘systematisch onduidelijk blijft aangaande zijn preciese bedoelingen’ (p. 140) zijn er toch veel mensen die in hem geloven. Bij voorbeeld: - Wunderlich (1970) neemt het kode-onderscheid over in een artikel over pragmatiek waarin hij aanspoort het bereik van taalmodellen wat uit te breiden; - Oevermann (1972) verklaart in het voorwoord van een lijvig boekwerk, dat zijn werk op ‘Bernsteins Theorieansatz [...] wesentlich stützt’ (p. 9). - Lawton (1970) bespreekt een aantal van Bernsteins publikaties uitvoerig, levert kritiek, maar besluit niettemin op de ingeslagen weg voort te gaan. Wat bedoelt Bernstein eigenlijk allemaal? Laat ik proberen een exegese te geven. Zu Anfang musz unterschieden werden zwischen Sprache und Sprechen. Dell Hymes [...] schreibt: ‘Man bezieht sich entweder auf den Akt bzw. Prozesz des Sprechens, oder auf die Struktur bzw. das System der Sprache. Sprechen ist Nachrichten übermitteln, Sprache ist ein Kode. Die Linguisten befassen sich ausschlieszlich damit, die Konstanten des Sprachkodes zu ermitteln.’ Mit dem Kode, den der Linguist einführt, um Sprechereignisse zu erklären, lassen sich verschiedene Sprechkodes erzeugen; Sprache kann als Menge von Regeln verstanden werden, denen sämtliche Sprechkodes genügen müssen, aber nur die einzelnen erzeugten Sprechkodes sind Funktionen des Systems sozialer Beziehungen. Die Konsequenzen aus der Form einer sozialen Beziehung spiegeln sich oft wider in spezifischen syntaktischen und lexikalischen Auswahlmöglichkeiten.’ (Bernstein (1971) p. 15) Ik interpreteer: Er is een onderscheid tussen 1. taal (struktuur, systeem, kode) en 2. spraak (handeling, proces). Tot taal behoren alle universele eigenschappen van spraak; spraak is het overbrengen van boodschappen via een individuele spraakkodeGa naar eind4. die bepaald wordt door sociale strukturen. Verder (p. 16, 17) gaat Bernsteins betoog als volgt: - Opname van het individu in het kommunikatieproces geschiedt door het aannemen, aanleren, van rollen of een rollenkomplex. - Een rol(lenkomplex) is een sociale konstruktie die bepalend is voor de interaktiepatronen waarin het individu een plaats kan vinden. - Wanneer het nu zo is, dat een kommunikatiesysteem, doordat een gegeven rol definieerbaar isGa naar eind5., op één lijn gesteld kan worden met spraak- | |||||||||||||
[pagina 138]
| |||||||||||||
processen, dan moet het mogelijk zijn kruciale rollen(komplexen) te onderscheiden naar de spraakvormen die zij beregelen (‘regulieren’). - In de mate waarin iemand leert zijn relatie in een spraakkode als uitdrukking van een rol vorm te geven, in die mate worden verschillende ‘Beziehungsordnungen’Ga naar eind6. voor hem toegankelijk. In Giglioli (1972) tracht Bernstein duidelijk te maken dat hij het bedoelt te hebben over dingen die onder de noemer socialization te boek staan. Als ik het goed begrijp (maar ook hier vereist het interpreteren veel goede wil) zit het konglomeraat van veronderstellingen waaruit Bernstein uiteindelijk zijn onderscheid ‘elaborated/restricted code’ samenstelt, ongeveer als volgt in elkaar:
Hoe een zo gestruktureerde hypothese in zijn geheel getoetst kan worden ontgaat me. De konklusie die Danziger (1971) verbindt aan een bespreking van Bernsteins ideeën, lijkt me dan ook juist: In practice, the empirical verification of this very elaborate chain of hypotheses presents many problems. [...] The precise significance of such class differences in verbal communication between parents and children remains to be firmly established. It is an open question whether linguistic differences can be directly related to patterns of parental power | |||||||||||||
[pagina 139]
| |||||||||||||
assertion or authority. Until the latter variable is independently assessed or manipulated there is no way of testing the relationship that is claimed to exist. At this stage, the psychological consequences of class-linked differences in language usage also remain essentially a matter for conjecture. The mere co-existence of psychological and linguistic differences among children of differing class backgrounds does not, of course, enable us to draw any causal inferences. A great deal of work on the mediating role of language needs to be done before we are in a position to verify speculations about the psychological significance of social class differences in verbal communication (p. 131, 132). Deutsch vindt in de resultaten van een groots opgezet onderzoek naar korrelaties tussen sociaal-ekonomische status en ras-variabelen enerzijds, en verbale intelligentie-variabelen anderzijds, steun voor de opvattingen van Bernstein. Hij betoogt, dat zijn resultaten in overeenstemming zijn met de ‘kumulatieve-dificiethypothese’ (p. 38). Het valt te betreuren dat hij het niet de moeite waard vindt te overwegen of zijn resultaten niet ook met behulp van andere hypotheses geinterpreteerd zouden kunnen worden - vooral wanneer we ons Danzigers opmerking herinneren dat uit een korrelatie tussen twee variabelen niets te bewijzen valt.Ga naar eind12. Deutsch is mijns inziens wat al te willig Bernsteins konklusies te aanvaarden. Wanneer hij bij voorbeeld zegt dat bij de lagere klassen, bij de restricted-code-sprekenden, de taal ‘klassen-intern’ wordt, wordt mij niet duidelijk waarom je niet ook elaborated code als een klasse-interne taal zou kunnen beschouwen. (p. 39; die tweede alinea bevat trouwens wel meer aanduidingen in de richting van andersoortige verklaringsmogelijkheden). Coulthard en Robinson beschrijven een onderzoek dat hun tamelijk zorgvuldig geformuleerde konklusies wel wettigt, en dat trouwens aan Bernstein niet meer te danken heeft dan de keuze van de variabelen voor de ‘Elaboriertheit des Kodes’: (i) eine direkte Zählung der sprachlichen Strukturen, die das Kind in einem vorausgehenden Interview benutzte, und (ii) die Teilnahme an einem Sprachprogramm. (p. 41) Tenslotte het welbekende artikel van Labov. In de bundel is het eerste stuk vervangen door een samenvatting ‘omdat de geciteerde dialogen zich nauwelijks laten vertalen’. Die samenvatting is konsciëntieus gemaakt, maar het blijft jammer dat Duitsers geen Engels lezen, want door deze ingreep is juist het empirisch gedeelte uit Labovs stuk verdwenen. Oplettende lezers zullen hoop ik met me eens zijn dat Bernsteins ideeën nogal pover uit de bus komen: armzalig geformuleerd, slecht gefundeerd. Dat geeft te denken, aangezien Klein en Wunderlich toch kennelijk hun best gedaan hebben het anders te laten lijken.
Amsterdam, mei 1973 | |||||||||||||
[pagina 140]
| |||||||||||||
BibliografieB. Bernstein (1971), Elaborierter und restringierter Kode: eine Skizze. In: Klein & Wunderlich (1971), p. 15-23.
B. Bernstein (1972), Social class, language and socialization. In: Giglioli (1972) p. 157-158.
Kurt Danziger (1971), Socialization. Penguin Science of Behaviour.
P.P. Giglioli (1972), Language and social context. - ed. Penguin Modern Sociology Readings.
Wolfgang Klein & Dieter Wunderlich (1971), Aspekte der Soziolinguistik. - hsg. Frankfurt (Athenäum). Schwerpunkte Linguistik und Kommunikationswissenschaft.
Denis Lawton (1970), Social class, language and education. 3rd pr. London.
P.A.M. Seuren (1972), ‘Sociolinguïstische overpeinzingen bij een Penguin’. In: Spektator 2 (1972-1973) p. 125-146.
D. Wunderlich (1970), ‘Die Rolle der Pragmatik in der Linguistik’. In: Der Deutschunderricht 4 (1970) p. 5-41.
Ulrich Oevermann, Sprache und soziale Herkunft. 2. Aufl. Frankfurt/M 1972. |
|