| |
| |
| |
Vrije nieuwsgaring
Aaangezien de vorige rubrieksredakteur, Bob van de Velde, er een aantal malen op heeft gewezen dat de rubriek Vrije nieuwsgaring opgeheven zou worden zodra bleek dat ze elders ondergebracht kon worden, met name in het tijdschrift Dokumentaal van W.A. Hendriks (zie Spektator 1 (1971-1972), p.101 en 371 en 2 (1972-1973), p. 54 en ook Dokumentaal 1 (1972), nr. 1, p.2), zal het voor niemand een verrassing zijn dat deze elfde aflevering de laatste Vrije nieuwsgaring is. Hendriks' tijdschrift is aan zijn tweede jaargang begonnen en dus duidelijk levensvatbaar gebleken.
Vastgesteld kan worden dat Vrije nieuwsgaring gefunctioneerd heeft. Op de Afd. DNL zijn telkens na verschijnen van Spektator vele reacties binnengekomen. Zo is dank zij Vrije nieuwsgaring de Wolkers-bibliografie een bestseller geworden; zo is ook een aantal vragen dat in deze rubriek gesteld is inmiddels beantwoord; zo zijn eveneens diverse activiteiten en gebeurtenissen wereldkundig gemaakt en aangekondigd die anders minder of helemaal niet bekend geworden zouden zijn.
Het verdwijnen van Vrije nieuwsgaring maakt geen einde aan de informatiestroom die de neerlandistiek zo nodig heeft. Het is beter dit soort informatie op één plaats samen te brengen, zodat in Spektator ruimte vrijkomt voor andere bezigheden, i.c. een rubriek boekbesprekingen. Eenieder die vragen heeft of informatie kwijt wil op het gebied van de neerlandistiek kan zich voortaan wenden tot de redacteur van het tijdschrift Dokumentaal, de heer W.A. Hendriks, Narcislaan 14, Wassenaar (01751-5940). Een abonnement op Dokumentaal kost f 12, - per jaargang van vier nummers (giro 2612579 t.n.v. Dokumentaal, Wassenaar). De administratie berust bij de heer G. Scholten, p/a Koninklijke Bibliotheek, Lange Voorhout 34, Den Haag (070-644920).
P.J. Verkruysse.
De rubriek Vrije nieuwsgaring wordt verzorgd door de Afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde (in het vervolg afgekort tot Afd. DNL) van het Instituut voor Neerlandistiek, Lambert-ten-Katehuis, 3e verdieping, kamer 321, Herengracht 330-336, Amsterdam-C., tel. 020-525.3271. Ieder
| |
| |
die over informatie, in welke vorm dan ook, beschikt die in aanmerking komt voor publicatie in deze rubriek, en ieder die op enigerlei wijze wil reageren op mededelingen in deze rubriek gedaan, wordt verzocht zich tot de Afd. DNL te wenden. Voor het geval er daarnaast ook behoefte is aan rechtstreeks contact met de personen of instellingen die in deze rubriek worden genoemd, worden hun adressen opgenomen in de adressenlijst elders in deze aflevering van Spektator.
| |
Antwoorden
Hoefnagel:
De heer B. Luger informeert mij dat mijn vraag in Spektator 1 (1971-1972), nr. 5, p. 306, naar het werk Het zeldzame leven van een [...] troep Franse Comedianten onjuist gesteld is. De auteur hiervan is niet N. Hoefnagel, maar Nicolaas Heinsius (vgl. Buisman, Populaire prozaschrijvers, nr. 2062). (A.J.A.M. Hanou)
| |
Vermeldingen
Bibliografie Moderne Letterkunde:
De afdeling Moderne Letterkunde van het Instituut voor Neerlandistiek van de Universiteit van Amsterdam heeft in navolging van de afdeling Moderne Taalkunde een bibliografie samengesteld ten dienste van het onderwijs binnen die afdeling. De bibliografie is in rubrieken ingedeeld op basis van een inventarisatie van mogelijke onderwerpen binnen het vakonderdeel. De bibliografie omvat 19 rubrieken, in totaal 58 pagina's. De inhoud van de verschillende rubrieken is telkens samengesteld door één of meer auteurs die een subjectieve keus maakten uit het beschikbare materiaal over hun onderwerp. Een aantal titels is van commentaar voorzien. In de inhoudsopgave zijn naast de onderwerpen de namen van de samenstellers van de rubrieken vermeld. De Bibliografie moderne letterkunde is voor belangstellenden verkrijgbaar door storting of overschrijving van f. 2,50 op postrekening 587978 t.n.v. G.J. van Bork, Waldecklaan 20, Bussum, onder vermelding van ‘Bibliografie moderne letterkunde’. (G.J. van Bork)
| |
Dokumentaal:
Na nr. 1 en 2 van het tijdschrift Dokumentaal (vermeld in resp. Spektator 1, p. 370-371 en 2, p.118) zijn ook nr. 3 en 4 verschenen, zodat de eerste jaargang nu voltooid is. Ook deze beide afleveringen bevatten veel informatie over diverse activiteiten op het gebied van de neerlandistiek in Nederland en België. Het meest verheugende is echter dat Dokumentaal zeer veel aandacht besteedt aan de letterkundige en literair-wetenschappelijke tijdschriften, een tot nu toe onderontwikkeld gebied binnen ons vak. Was in nr. 1 en 2 reeds begonnen met het geven van een overzicht van de bestaande registers op tijdschriften en van publicaties over tijdschriften, in nr. 3 geeft Bob van de Velde een niet minder dan twintig pagina's lange lijst van literatuur over tijdschriften met verwijzingen naar het in de twee vorige nummers al gepubliceerde materiaal. In jaargang 2 zal deze lijst, die nu nog slechts de tijdschriften met de letters A-K omvat, voortgezet en aangevuld worden. Nummer 4
| |
| |
geeft o.m. een overzicht van literair-historische opdrachten en een bibliografie van aan Zuidnederlandse auteurs gewijde bibliografieën, samengesteld door R. Huwel. Met ingang van jaargang 2 zal Dokumentaal de rubriek Vrije nieuwsgaring van Spektator overnemen, waarover meer gegevens elders in deze rubriek. (21-1-'73 P.J. Verkruysse)
| |
Retrospectieve Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap:
In de laatste vergadering op 13 december 1972 van de Werkgroep voor de Documentatie der Nederlandse Letteren is het besluit genomen om nu definitief te beginnen met de werkzaamheden aan de retrospectieve bibliografie. De opzet van de retrospectieve bibliografie zal in principe gelijk zijn aan die van de lopende Bibliografie van de Nederlandse taal- en literatuurwetenschap (BNTL). Met het oog daarop is een kleine commissie ingesteld, die zal dienen te bezien in hoeverre er verbeteringen kunnen worden aangebracht in de tot nu toe gehanteerde systematiek. Uiteraard zullen daarbij de ervaringen die opgedaan zijn bij het werk aan de lopende bibliografie een grote rol spelen. De door deze commissie voor te stellen wijzigingen zullen zowel voor de lopende als voor de retrospectieve bibliografie van kracht worden. Het is de bedoeling dat voorlopig wordt gewerkt aan een inventarisatie van het materiaal over de jaren 1965 tot en met 1969, welk materiaal mogelijkerwijs in één deel zal kunnen worden samengebracht. (G.J. van Bork)
| |
Tekstinterpretatie:
In het prospectus voor Spektator, uitgebracht in september 1971, stond in de lijst van in ieder geval in de eerste jaargang te publiceren artikels een bijdrage aangekondigd van de Werkgroep Tekstinterpretatie over de doelstelling en methode van dit vak. De werkgroep, bestaande uit mevrouw F. Balk-Smit Duyzentkunst, mevrouw Ch.H. van Minnen en de heren G.A. Elshout, J. Kuijper en C. Hamans, is er niet in geslaagd de bijdrage voor het einde van de eerste jaargang te voltooien. Toen dit duidelijk werd en verder bleek dat Spektator niet over gebrek aan kopij te klagen had, hebben de leden van de werkgroep het probleem meer uitgediept dan eerst in de bedoeling lag. Dit had tot consequentie dat de beschouwing over tekstinterpretatie zo omvangrijk is geworden dat opname in een der nummers van dit tijdschrift onmogelijk werd. De werkgroep voelt er immers ook weinig voor haar bijdrage over een aantal nummers uit te spreiden, daar anders de laatste gedeelten eerst aan het eind van jaargang drie gepubliceerd kunnen worden. Mede doordat het laatste onderdeel nogal aan de actualiteit gebonden is en het niet voor de hand liggend is dit laatste deel eerder dan de rest te publiceren, ziet de werkgroep van integrale publicatie af. Wel ligt het in de bedoeling het geheel voor geinteresseerden toegankelijk te maken. Indien er voldoende vraag is, zal de tekst op stencil gebracht worden en in die vorm tegen kostprijs verkrijgbaar zijn. Eventuele belangstellenden wordt verzocht contact op te nemen met de eindredacteur van het stuk, G.A. Elshout, Keizersgracht 614, Amsterdam.
Het geheel, waarvan een groot gedeelte reeds voltooid is, is resp. wordt geschreven met het oog op de onderwijspraktijk aan het Instituut voor Neerlandistiek te Amsterdam. De onderdelen die reeds voltooid zijn, bevatten het volgende:
I. | De methodische en theoretische aspecten van het leesonderwijs; twee delen, beide van de hand van F. Balk-Smit Duyzentkunst; |
II. | Demonstratie van tekstbehandeling; vier delen, twee van de hand van F. Balk-Smit Duyzentkunst, een van Ch.H. van Minnen en het laatste van J. Kuijper. De behandelde teksten zijn per deel: 1. ‘Begraven’ (Judith
|
| |
| |
| Herzberg), ‘Op bezoek’ (Hans Lodeizen), ‘Zwevende claim’ (Gerrit Achterberg); 2. ‘Grafbeeld van Nôfrit’ (J. Slauerhoff); 3. ‘Op het kerkhof’ (Jan Hanlo); 4. ‘De uiterste seconde’ (S. Vestdijk); |
III. | Over verschillende methoden van tekstinterpretatie; twee delen, een van de hand van J. Kuijper en het ander van C. Hamans. In het eerste deel worden door analyse van ‘Cirkelloop’ en ‘Het Sterrenbeeld’ (Albert Verwey) de verschillen tussen Vestdijks en onze interpretatie aan de orde gesteld; in het tweede deel wordt aan de hand van een analyse van ‘Hanzestad’ (Jac. van Hattum) en ‘Zestien I-V’ (Gerrit Achterberg) de interpretatiewijze van Martien de Jong tegenover die van de werkgroep gezet. |
Aan het nu voltooide zal o.a. een onderdeel worden toegevoegd dat een historisch overzicht van de tekstinterpretatie behelst. De verwachting is dat het totaal rond 1 oktober klaar zal zijn. (C. Hamans)
| |
Vragen
Reve, G.K. van het:
In verband met het vervaardigen van een bibliografie van en over het werk van G.K. van het Reve wordt eenieder, die over materiaal beschikt, verzocht contacht op te nemen met K.D. Beekman.
| |
Aankondiging en bespreking.
J.H. Caspers, M.J.C.M. Krekels, J.G.M. Weck, e.a. In contact met het werk van moderne schrijvers.
Deel 1: Jan Wolkers; deel 2: Harry Mulisch; deel 3: W.F. Hermans. Amsterdam/Antwerpen 1972. W. Versluys. Prijs: f 3,95 per deel.
De reeks ‘In contact met het werk van moderne schrijvers’ is opgezet met het oog op de veranderde positie van het letterkunde onderwijs aan middelbare scholen sinds de invoering van de Mammoetwet. Het gebruikelijke letterkundig overzicht (met alle gevaren van ‘name-dropping’ daarvan) heeft plaats moeten inruimen aan de onderwerpsgewijze zelfwerkzaamheid van de leerling. De reeks van Caspers c.s. beoogt deze zelfwerkzaamheid te stimuleren door een algemene inleiding te geven op de te behandelen auteur (biografisch en thematisch), een bibliografie en vervolgens een overzicht van de afzonderlijke werken met korte samenvattingen en vragen ter beantwoording door de leerling of voor de discussie in de klas. De bibliografieën die in de reeks zijn opgenomen zijn willekeurig en slordig. De titelbeschrijving heeft geen vaste vorm en er staan veel fouten in de auteursnamen (Overstegen, moet zijn Oversteegen; Fontein, moet zijn Fontijn). Geen stimulerend voorbeeld voor die leerlingen die deze literatuur zelf zullen raadplegen.
De oriënterende inleidingen zijn te oppervlakkig om de leerling goed te informeren, terwijl de samenvattingen soms nogal misleidend zijn. Aan de andere kant kan men verwachten dat juist de veelheid van informatie belemmerend zal werken op de zelfwerkzaamheid van de leerling. Aan eigen onderzoek door middel van de literatuurverwijzingen zullen ze nauwelijks meer behoefte voelen. Het volstaan met de raadpleging van een uittrekselboek kent iedere leraar uit ervaring. Veel, zo niet alles,
| |
| |
hangt daarom bij het gebruik van deze boekjes af van de begeleiding door de leraar, die daarbij waarschijnlijk tot de conclusie zal komen dat ze eerder belemmerend dan stimulerend werken. (GvB)
| |
Quaerendo. A quarterly journal from the Low Countries devoted to manuscripts and printed books.
jrg. 1 (1971) -...[2(1972)]. Amsterdam, Theatrum Orbis Terrarum Ltd., O.Z. Voorburgwal 85. Jrg. 1: 320 blzz.;jrg. 2: 324 blzz.; geillustreerd. Abonnementsprijs f. 60, -.
Sinds 1971 verschijnt een tijdschrift dat voor de neerlandicus van groot belang is: Quaerendo. Het bedoelt de lacune op te vullen die in 1967 ontstond toen het tijdschrift Het boek (1912-1967) ophield te verschijnen. Evenals de voorganger van Het boek, het Tijdschrift voor boek- en bibliotheekwezen (1903-1911), is ook Quaerendo een Belgisch-Nederlandse onderneming: de redactieraad omvat dertien Zuid- en twaalf Noord-Nederlanders; er zijn zes Noord- en vijf (na het overlijden van Delaissé op het moment vier) Zuidnederlandse rubrieksredacteuren en de redactie wordt gevoerd door twee secretariaten, gevestigd in de Koninklijke Bibliotheek te Brussel en de Universiteitsbibliotheek te Amsterdam.
De brede opzet van het tijdschrift valt zowel af te lezen aan de veelheid van onderwerpen waarvoor rubrieksredacteuren zijn aangetrokken (manuscriptologie, drukgeschiedenis, humanisme, boekillustratie, bibliofilie en boekbanden, bibliotheekgeschiedenis en een rubriek met nieuws over tentoonstellingen, pas verschenen publicaties, veilingen en catalogi) als aan de namen van hen die de redactieraad vormen (waaronder vertegenwoordigers van het wetenschappelijk bibliothecariaat, van het antikwariaat, specialisten op het gebied van manuscriptologie en paleografie, deskundigen op het gebied van humanisme en renaissance etc.).
De doelstelling van het tijdschrift is geformuleerd in de ‘Introduction’ in jrg. 1, p.3: ‘It aims at publishing scholarly articles of moderate length enabling readers to keep up to date with work in progress in the field of books, old and new, in Belgium and Holland. The journal will also provide news of the book-world in these two countries.’ De manuscriptologie komt in deze ‘Introduction’ niet ter sprake, maar wordt wel genoemd in de ondertitel van het tijdschrift en bij de rubrieken. De codicologie wil Quaerendo blijkbaar uitsluiten, als we tenminste de definitie van de rubrieksredacteur voor de vroege drukgeschiedenis, Hellinga, aanhouden (codicologie = studie van het boek vóór de uitvinding van de drukkunst; manuscriptologie = studie van handschriften na de uitvinding van de boekdrukkunst). Maar juist de rubrieksredacteur voor de ‘manuscripts’, de begin 1972 overleden Delaissé, gebruikte een andere terminologie. Hoe dan ook: artikels over codicologie in de omschrijving van Hellinga zijn niet te vinden in de eerste twee jaargangen van Quaerendo.
Deze en soortgelijke problemen in verband met de terminologie worden behandeld in de inaugurele rede van Gruijs, Codicology or the archaeology of the book? A false dilemma, die in nr. 2 van jrg. 2 in Engelse vertaling is opgenomen en zodoende - terecht - een wijder bereik krijgt dan de gemiddelde Nederlandse inaugurele rede. Dit heldere overzicht van de ontwikkeling van de term ‘codicologie’ en daarmee samenhangende vakterminologie bij Ludwig Traube, Alphonse Dain, Francois Masai, Delaissé, Charles Samaran, Albert Derolez, Hellinga, Vermeeren en Lieftinck, is een zeer waardevolle bijdrage aan Quaerendo.
Het heeft weinig zin hier een bloemlezing te geven uit de artikels, verschenen in jrg. 1 en 2, omdat ze zonder uitzondering degelijk, interessant en actueel zijn. Hoewel het gebied dat Quaerendo wil bestrijken zeer ruim is, is men er toch in geslaagd een
| |
| |
redelijk evenwicht te bewaren tussen de diverse onderwerpen; van de opgesomde rubrieken ontbreekt alleen de bibliotheekgeschiedenis tot nu toe.
Behalve artikels bevat Quaerendo boekbesprekingen en een rubriek ‘Notes and news’ met veilingprijzen, aankondigingen van tentoonstellingen en congressen, personalia e.t.q.
De uiterlijke verzorging van het tijdschrift is uitstekend; de illustraties zijn functioneel. Alleen is een te glimmende papiersoort gebruikt, hetgeen bij kunstlicht vaak hinderlijk is. Eén ding valt tegen, nl. de inhoudsopgave annex index van jrg. l (die over jrg. 2 is nog niet verschenen). Met name bibliotheken die hun exemplaar willen inbinden, beschikken nu niet over een titelpagina voor de gehele jaargang. Misschien is deze omissie nog te herstellen.
Nu we toch bij de detail-kritiek zijn aangeland: de alfabetische volgorde van de index klopt hier en daar niet (‘Contents’ komt na ‘Corsten’; ‘Köln’ na ‘Koeman’; ‘Notes and’ na ‘Notes on’, dit laatste ook in de inhoudsopgave) en de schrijfmeester Jan van den Velde staat vermeld als Van der Velde, terwijl zijn Spieghel der schrijfkonste, gerecenseerd door Croiset van Uchelen op p. 223, niet is opgenomen in de index. Deze opmerkingen vallen geheel weg tegen het vele positieve dat Quaerendo brengt en vertegenwoordigt. Er was in de Lage Landen duidelijk behoefte aan een tijdschrift dat zich richt op de analytische bibliografie, drukgeschiedenis, kortom: de wetenschap van het gedrukte boek als object èn als cultuurverschijnsel. Misschien is er zelfs plaats - nu reeds of in de nabije toekomst - voor een tweede tijdschrift, gewijd aan codicologie, manuscriptologie (die dan door Quaerendo afgestoten zou moeten worden), paleografie e.d. De gulden passer en Scriptorium zouden hiervan weinig concurrentie hoeven vrezen.
(P.J.V. 21-1-'73)
| |
Richter Roegholt. De geschiedenis van de Bezige Bij.
Amsterdam 1972. f 10, -
Enige tijd geleden verscheen van Roegholt De Geschiedenis van de Bezige Bij. Dit werk, tevens academisch proefschrift aan de universiteit van Amsterdam - promotor prof. dr. Fr. de Jong Edz, co-referent prof. dr. Marten Brouwer (p. 257), beiden hoogleraar in de faculteit der sociale wetenschappen - zou niet voor vermelding in Spektator in aanmerking komen, ware het niet dat Roegholts behandeling van het onderwerp de ‘faculteitsgrenzen’ ruim overschrijdt.
Roegholt stelt een veelheid van onderwerpen aan de orde; bijv. het ontstaan en het illegale verleden van de Bezige Bij, de financiële en fiscale struktuur van deze schrijverscoöperatie en de interpretaties van het coöperatieve ideaal. Daarnaast gaat hij in op de nederlandse literatuur voorzover die op een of andere wijze met de Bezige Bij te maken heeft gehad (hoofdstuk 4, 5 en 6). In dit gedeelte vindt men o.a. opmerkingen over de tijdschriften Het Woord, Podium, de beweging van Vijftig en de waardering die de schrijvers van deze groep ondervonden, het cultureel-maatschappelijk klimaat van de vijftiger en zestiger jaren, voorzover dit enige relatie had met het uitgavenbeleid van de Bezige Bij.
Toch moet men zich niet al te veel voorstellen van dit werk. Roegholts analyse blinkt veeleer uit in bewondering voor Lubberhuizen, de directeur van de Bezige Bij, dan in helderheid en diepgang. Het enorme aantal van de aan de orde gestelde onderwerpen zal daar wel debet aan zijn. (CH) |
|