| |
| |
| |
Vrije nieuwsgaring
De rubriek Vrije nieuwsgaring wordt verzorgd door de afdeling Documentatie Nederlandse Letterkunde (in het vervolg afgekort tot Afd. DNL) van het Instituut voor Neerlandistiek, Lambert-ten-Katehuis, 3e verdieping, kamer 321, Herengracht 330-336, Amsterdam-C., telefoon 020-525.3271. Ieder die over informatie, in welke vorm dan ook, beschikt die in aanmerking komt voor publicatie in deze rubriek, en ieder die op enigerlei wijze wil reageren op mededelingen in deze rubriek gedaan, wordt verzocht zich tot de Afd. DNL te wenden. Voor het geval er daarnaast ook hehoefte is aan rechtstreeks contact met de personen of instellingen die in deze rubriek worden genoemd, worden hun adressen opgenomen in de adressenlijst elders in deze aflevering van Spektator.
| |
Vermeldingen
Algemene taalwetenschap en transformationele grammatika:
Eind 1972 verscheen te Leuven (Uitgeverij Acco) onder deze titel een boek van de hand van F.G. Droste. Voor studenten en andere geïnteresseerden is het niet zo eenvoudig; het dient eerder ter nadere kennismaking dan terinleiding. Na methodologische verkenningen in de taaltheorie wordt de transformationale grammatica verkozen boven de andere mogelijkheden. Verder wordt een uiteenzetting gegeven van de standaardtheorie en de generatieve semantiek. Alvorens besloten wordt met oefeningen krijgen tekstlinguïstiek en psycholinguïstiek nog een hoofdstuk toebedeeld.
| |
Algemene vereniging voor Taalwetenschap:
Op 20 januari jl. vond opnieuw de landelijke taalkundedag plaats van de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap, zoals aangekondigd in Spektator 2 (1972-1973), nr. 3, p. 180. De volgende sprekers stelden de hieronder genoemde onderwerpen aan de orde:
P.Th. van Reenen: Kanttekeningen bij twee publikaties van Maurice Gross; H. van Riemsdijk: Uitzonderingen op transformaties of uitzonderingen op oppervlaktestruktuurbeperkingen; G.J. de Haan: Over transparency; J. Schroten: Grammaticale relevantie van condities op regels; E. Reuland: Transformaties vroeger en later; J. de Mey: Induktie; L. van Buuren: Over het tijdsaspect in de taal; C.J. Conradie: Van de ene grammatica op de andere: enkele syntactische veranderingstypen en hun beoordeling; Alied Blom: Tegen konjunktiereduktie; J. Koster: Nederlands als een SOV taal; A.L. des Tombe: De perceptuele realiteit van de cyclus; Th.L.M. Walraven: Het optionele ‘om’ bij infinitiefkonstrukties in het Nederlands; W. Abraham:
| |
| |
Grammaticity decisions dependent on the categories of ‘speaker’ and ‘addressee’; W.F.H. Adelaar: Over aspect en negatie in het Quechua van Tarma; S.C. Dik: De semantische representatie van bijwoordelijke bepalingen van hoedanigheid; J.G. Kooij: Idioom, synchronisch en diachronisch; W.J. Meys: The English Comitative. A doubtful case? - Is de comitative een aparte casus in het Engels?; W. van Lessen Kloeke: Woordaccent in het Nederlands; A.J.M. van der Geest: Zinsaksent, een onafhankelijk argument voor VSO; N.S.H. Smith: Marking conventions for liquids; Cath. Snow: Linguists as behavioral scientists: towards a methodology for testing linguistic intuitions; B.L. ten Have: Eén foneem of twee. De theorie van de affrikaten vergeleken met die van de tweeklanken; S.G. Nooteboom: Enkele kwantitatieve regels voor klinkerduren in het Nederlands; L.G.M. Noordman: Het begrijpen van konditionele konjunkties in verschillende konteksten; M.A.C. Huybregts: Reflexivisation: local, global, or interpretive; Arn. Evers: The guillotine principle.
| |
Colloquium on formal Semantics:
De preliminaire aankondiging van het colloquium ‘on formal semantics of natural language’ te Cambridge (zie Spektator 2 (1972-1973), nr. 3, p. 180) kan worden vervangen door een officiële. De afdeling linguïstiek van Cambridge University nodigt stafleden en kandidaten uit de vergaderingen van het colloquium als waarnemers bij te wonen. Een en ander vindt plaats in de periode van 9 tot en met 12 april 1973. Sprekers zijn o.m. J. Altham, Renate Bartsch, Ö. Dahl, M. Gross, C. Heidrich, R. Hull, S. Isard, C.J. Jardine, N. Jardine, J. Kamp, E. Keenan, G. Lakoff, D. Lewis, J. Lyons, Barbara Hall Partee, T. Potts, C. Rohrer, J.R. Ross, J. Rouault, P. Seuren, A. von Stechow en T. Vennemann. Het registratie-bedrag is £ 1. Overnachtingskosten bedragen minimaal £ 7.50 (vijf overnachtingen in een pension). Nadere inlichtingen verstrekt Dr. Edward L. Keenan, bij wie ook de uiteindelijke aanmelding en betaling vóór 25 maart a.s. moet arriveren. Het adres is: Department of Linguistics, Sidgwick Avenue, Cambridge, Gr. Br.
| |
Dialectologie:
Van de zijde van het Instituut voor Dialectologie, Volkskunde en Naamkunde te Amsterdam werd onze aandacht gevestigd op het verschijnen van nr. XLIII in de serie Bijdragen en mededelingen, te weten: J. de Rooij & J.B. Berns, Zuidelijk Nederlands in het algemeen en in het bijzonder. Ook verscheen de eerste aflevering van de Atlas van de Nederlandse klankontwikkeling (tien kaarten met commentaar) door Jo Daan en M.J. Francken.
| |
Internationaal colloquium over de Sapir-Whorf-hypothese:
De werkgroep ‘Communication & Cognition’ aan de faculteit Letteren en Wijsbegeerte van de Rijksuniversiteit te Gent organiseert op 16 en 17 maart 1973 een colloquium over de Sapir-Whorf-hypothese. Als sprekers worden verwacht: A. Schaff (Wenen, Warschau), F. Vandamme (Gent), R. Thibau (Gent), H. Gipper (Keulen) en R. Pinxten (Gent). Het contact-adres is: R. Pinxten, Seminarium Hedendaagse Wijsbegeerte, Rijksuniversiteit Gent, Blandijnberg 2, Gent, tel.: (09) 212589.
| |
Linguistics in the Netherlands:
De publicatie van Taalwetenschap in Nederland (T.I.N.) zal voortaan worden verzorgd door Mouton & Co. in Den Haag onder de titel Linguistics in the Netherlands. Vanaf 1974 zullen daarom in het Nederlands geschreven bijdragen niet meer in aanmerking komen. Het aantal publicatiemogelijkheden voor linguïstische artikels in de Nederlandse taal is hiermee verder beperkt. Spektator blijft zo'n mogelijkheid bieden.
| |
Spellingsymposium:
Het eerder door de Algemene Vereniging voor Taalwetenschap aangekondigde spellingsymposium (zie Spektator 2, p. 182) is tot nader order uitgesteld. Het wachten is op de mogelijkheid om de problematiek in een algemeen
| |
| |
theoretisch kader te plaatsen, hetgeen bevorderd zou worden door de resultaten van een Nijmeegse werkgroep die literatuur over lees- en schrijfonderwijs onderzoekt. Deze zullen binnenkort bekend worden.
| |
VON-conferentie:
Van 14 tot en met 17 april 1973 wordt in De Leeuwenhorst te Noordwijkerhout door de Vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands (VON) een conferentie gehouden. Deelnemers kunnen kiezen uit de volgende onderwerpen: 1. Luisteren. Inleiding tot luistervaardigheid; 2. Differentiatie in schooltypen en leerstof-jaarklassen; 3. Moedertaal-onderwijs en toch geen Nederlands; 4. Creativiteit en moedertaalonderwijs; 5. Ouders - school - buurt; 6. Grammatica, dat is taalbeschouwing; 7. Een nieuwe taal,..., media in de klas.
Belangstellenden kunnen zich opgeven bij: Administratie VON, Spoorlaan 38, Bilthoven. (P.M. Nieuwenhuijsen).
| |
Bespreking en Aankondiging
In deze afdeling, die binnenkort Vrije Nieuwsgaring in zijn geheel gaat vervangen, worden ter redactie ontvangen werken kort besproken. Eventuele langere besprekingen vindt men elders in Spektator.
| |
J. Meijer. Jacques Perk en Willem Kloos 1881. Groningen 1972.
(De Nieuwe Taalgids Cahiers 2) (Wolters Noordhoff),(80 blz.) (f 13,50).
Over de relatie tussen Kloos en Perk leek na de publikaties van Michaëls Willern Kloos en Van Eetens Dichterlijk labirint zo langzamerhand het laatste woord wel gezegd. Meijer logenstraft deze gedachte echter. Hij draagt namelijk enkele nieuwe feiten aan met betrekking tot Eene Helle- en Hemelvaart en Iris. Helaas ontkomt hij evenmin als Michaël en Van Eeten aan frequent gegoochel met jaartallen en gissingen omtrent de reden van vernietiging van korrespondentie. Interessanter dan de biografische opmerkingen over Perk en Kloos, is Meijers vergelijkende benadering van Perk en Goethe, al lopen de gesignaleerde overeenkomsten van werk en leven vaak door elkaar: zo wijst hij op beider idealisering van de vrouw, Perk's Wertheriaanse overgevoeligheid en doet hem de Johanna-krans aan Faust denken.
De prijs van het boekje is rijkelijk hoog (KB).
| |
W.H.J. Caron. Klank en teken. Verzamelde taalkundige studies. Groningen 1972. (f 25,-)
Vivian Salmon. The works of Francis Lodwick. A study of his writings in the intellectual context of the seventeenth century. London 1972. (The Classics of Linguistics). (f 37,50).
Jo Daan en M.J. Francken. Atlas van de Nederlandse Klankontwikkeling (ANKO). Kaarten en tekst. Tekst aflevering 1. Kaarten aflevering 1.
Amsterdam 1972. (f 15,10)
Linguistic Change and Generative Theory. Essays from the UCLA Conference on Historical Linguistics in the Perspective of Transformational Theory February 1969 ed. by Robert P. Stockwell and Ronald K.S. Macaulay. Bloomington/London (1972). (f 57,80).
In 1971 ging prof. dr. W. Caron, hoogleraar in de nederlandse en oud-germaanse taalkunde aan de Vrije Universiteit van Amsterdam met emeritaat. Ter gelegenheid
| |
| |
daarvan is in 1972 door J. Knol de bundel Klank en teken bezorgd. Dit werk bevat naast Carons dissertatie Klank en teken bij Erasmus en onze oudste grammatici, die als hoofdstuk I opgenomen is, nog drie hoofdstukken. In hoofdstuk II vindt men Carons inaugurele rede, De reductievocaal in het verleden; hoofdstuk III geeft, onder de titel Over de interpretatie van 16de- en 17de-eeuws nederlandse grammatici, vijf artikelen over dit onderwerp. Hoofdstuk IV biedt twee artikelen Over de oudnederlandse pennekrabbels te Oxford. Het boek besluit met een bibliografie van Carons werk en een register van behandelde oude grammatici. Het werk van Caron behoeft, als goede wijn, geen krans; daarom in deze aankondiging niets over dat werk, alleen iets over de samenstelling van de bundel.
De hoofdstukken I, II en III gaan voornamelijk over 16de- en 17de-eeuwse grammatici. Hoofdstuk IV echter in het geheel niet. De twee artikeltjes die hier herdrukt zijn zitten dan ook als koekoeksjongen in een vreemd nest. Het is m.i. daarom te betreuren dat de samensteller van de bundel zich meer heeft laten leiden door de band die de auteursnaam tussen de verschillende afdelingen legt dan door de inhoudelijke samenhang.
In ditzelfde verband is het jammer dat Carons afscheidsrede, Vondels uitspraak, uitgegeven door de Vrije Universiteit 1971, in deze bundel ontbreekt. Tesamen met enige, hier eveneens niet herdrukte, recensies geeft dit afscheidscollege namelijk een duidelijk inzicht in wat Caron, naast het hier in de drie eerste hoofdstukken opgenomene en zijn tekstuitgaven, op het terrein van de studie van de grammatici uit de 16de- en 17de-eeuw en dientengevolge op het gebied van de historische taalkunde van die periode heeft verricht. Dat is waarlijk niet gering.
Ongeveer tegelijkertijd als de hierbovengenoemde bundel verscheen in die reeks The Classics of Linguistics van Longman een studie van Vivian Salmon over Francis Lodwick. Lodwick (1619-1694) was koopman in Londen, geboren uit protestantse refugié's, die zich in zijn publicaties o.a. bezig heeft gehouden met de studie van een universele taal en een universeel alfabet. Door zijn achtergrond - zijn vader was een vlaams koopman en zijn moeder stamde van franse hugenoten af - en door zijn beroep kwam Lodwick veelvuldig met taalproblemen in aanraking. Daar het latijn als universeel communicatiemiddel aan bruikbaarheid begon in te boeten ontstond er, aldus Salmon, onder voor hun geloof uitgewekenen en kooplieden een streven naar een nieuwe universele taal. Lodwick, die tot beide groepen behoorde, was de eerste die een ontwerp voor zowel een universele taal als een universeel alfabet publiceerde. Tijdens zijn leven verschenen er van hem tenminste drie werken, alle drie herdrukt in deze uitgaaf. - In 1968 en 1969 zijn twee van deze werken The ground-work of a new perfect Language (1653) en A common writing (1647) al herdrukt in de reeks English Linguistics 1500-1800 (Menston, England) respectievelijk als no. 103 en no. 147; aan deze herdruk lagen echter andere exemplaren ten grondslag dan die aan van Salmon. In het derde werk, An essay towards an universal alphabet, gepubliceerd in de Philosophical transactions (of the Royal Society), 16, no. 182 (1686), p. 126-133, laat Lodwick blijken nederlands te beheersen. In het hoofdstukje Of Vowels geeft hij als voorbeeld: ‘ui - muis Lowdutch’ (p. 128, Salmon p. 237). Dit is niet de enige plaats in zijn werk waar hij er blijk van geeft nederlands te kennen. Onder de manuscripten die hij nagelaten heeft vindt men er, volgens Salmon (p. 160), drie in een nederlands, nml.
twee over de stenografie - Lodwick was de eerste die pogingen ondernam een nederlands stenosysteem te ontwikkelen - getiteld Kortschrift en Kortschrift de Nederlantsche tale toegeeigent 1658 en een ander geschrift getiteld Aen merkingen wegens de Nederlantsche tale. De stenosystemen hebben niet alleen curiositeitswaarde, zij zijn, omdat Lodwicks uitgangspunt eerder fonetisch dan orthografisch was, linguistisch zeer zeker de moeite waard. Het is dan ook jammer dat
| |
| |
Salmon zich in haar werk beperkt tot het plaatsen van Lodwick en zijn werk binnen de context van de 17de eeuw, waarbij ze de nadruk legt op Engeland, maar vooral dat ze zich beperkt tot het uitgeven van Lodwicks in de engelse taal gestelde werken, en dan nog niet eens alle. Ze geeft nml. de drie hiervoor genoemde en twee manuscripten.
Eveneens in 1972 verscheen van de hand van Jo Daan en M.J. Francken de eerste aflevering van de ANKO. Deze aflevering - 10 kaarten en een tekstboek met verklaringen - bevat de kaarten van ladder, bracht, vogel, rug, schaap, laten, boek, groen, laag en waard. De opzet van de atlas is ‘een hulpmiddel te zijn bij de studie van de nederlandse klankgeschiedenis-in-de-ruimte’. Daarom zijn ‘de kaarten zo gekozen dat in de erbij behorende commentaren een aantal belangrijke thema's van de “nederlandse klankontwikkeling”, zoals bijv. ă uit ogm. ai aan de hand van ladder, aan de orde worden gesteld.’ (p. 7) ‘per kaart of per ontwikkelingsverschijnsel wordt de regionale spreiding van de fonetische realiseringen, de ontwikkeling vanuit het vroegere foneem, de plaats van de klank in de foneemstruktuur, het voorkomen van allofonen, de samenhang tussen ontwikkelingsstadia, en fonetische realisering, enz. behandeld’. (p. 18). De kaarten zijn getekend met synchronisch materiaal, weliswaar ‘synchronisch in de ruime betekenis van twintigste-eeuws’ (p. 10, p. 14). De datering bij de kaart van schaap, 1698, zal dan ook wel als 1968 gelezen moeten worden.
Dat 1972 historisch taalkundig gezien een uiterst belangrijk jaar is geweest, hangt niet alleen samen met de hiervoor genoemde publicaties, maar ook met het eindelijk verschijnen van Linguistic Change and Generative Theory. In deze bundel zijn zoals de ondertitel aangeeft essays verzameld - 9 in totaal - die gepresenteerd zijn op een congres van de University of California, Los Angeles. Op twee na gaan alle artikelen over fonologie. De bundel bevat de volgende bijdragen:
Emmon Bach and Robert T. Harms, How do Languages Get Crazy Rules?; Charles-James N. Baley, The Integration of Linguistic Theory: Internal Reconstruction and the Comparative Method in Descriptive Analysis; T.G. Bever and D.T. Langendoen, The Interaction of Speech Perception and Grammatical Structure in the Evolution of Language; James Foley, Rule Precursors and Phonological Change by Meta Rule (slechts een samenvatting is opgenomen); William Labov, The Internal Evolution of Linguistic Rules; Robin Lakoff, Another Look at Drift; Sanford A. Schane, Natural Rules in Phonology; Theo Vennemann, Sound Change and Markedness Theory: On the History of the German Consonant System; Arnold M. Zwicky, Note on a Phonological Hierarchy in English.
Het verschijnen van dit boek, 301 pagina's en ruim 10 pagina's romeinse genummerde inleiding, betekent m.i. een evenement in de studie van de tranformationele historische taalkunde. (CH)
| |
Prof. dr. B. van den Berg. Foniek van het Nederlands. Met medewerking van G.L. Meinsma. Den Haag, 19726.
Ook deze zesde druk van Foniek hinkt op veel gedachten. Eigenlijk op alle principes die de studie der spraakklanken ooit hebben gekenmerkt. Men kan Foniek opvatten als een rijke bron van informatie over onderzoeksresultaten uit de fonetische en fonologische geschiedenis van de laatste honderd jaar. Zo wordt het echter niet gepresenteerd: geen chronologisch overzicht; geen systematische bibliografie. Incidenteel worden wel duidelijke schakels gelegd. Tot de belangrijkste behoren:
| |
| |
a. de opmerkelijke overgang van primair fysiologisch articulatorisch onderzoek (de klassieke fonetiek) naar analyse van abstraktere, en, naar men aanneemt linguïstisch funktionelere gegevens (de orthodoxe fonologie met woordonderscheiding, commutatieproef, distributie, etc.) en
b. de wijze waarop de ‘distinctive features’ uit een later stadium van de strukturele fonologie thans in de generatief-fonologische beschrijving worden verwerkt.
Er wordt echter in Foniek geen stand- of uitgangspunt expliciet aangehouden. Er is dan ook een ongelijke verdeling van aandacht voor enerzijds ‘data’ ontleend aan taalgebruikservaring, en anderzijds resultaten van wetenschappelijke experimenten. Een symptoom hiervan is b.v. de indeling en de sub-indelingen in de behandeling van consonanten en vokalen; van taalervaringsstand punt uit zijn conconanten betrekkelijk probleemloos articulatorisch te karakteriseren i.t.t. vokalen.
Acoustisch gezien echter zijn de vokalen eenvoudiger te beschrijven dan de consonanten. Al naar gelang men onderzoek dan wel taalgebruikservaring als begin punt neemt, wordt de volgorde van primair articulatorische en primair acoustische benadering bepaald. Laat men het beginpunt in het midden (zoals in Foniek) dan is de volgorde nogal willekeurig en dus niet verhelderend. Voor zowel vokalen als consonanten gaat bij Van den Berg het auditorische aan het artieulatorische vooraf.
Verder blijven allerlei adhoc-opmerkingen zonder enige konsekwentie voor het betoog. B.v.: ‘...dat...de context en situatie...betere indica zijn voor het verstaan van een woord en de daarin uitgesproken klanken dan de klinkerklank zelf.’ (p. 19, curs. van mij. FB.) Het blijft duister of, resp. hoe het verschil tussen het woord zelf en de incidentele uitspraakwijzen moet worden verantwoord. De opmerking is dus geheel vrijblijvend. Sommige mensen herkennen het Wilhelmus aan het feit dat het publiek opstaat, agenten salueren. Overigens wordt aan deze problematiek (speciaal van het gecursiveerde) ook in de huidige generatieve fonologie voorbijgezien: een direkt gevolg van de wijze waarop het beschrijvingskader expliciet is geformuleerd.
Nogmaals: Foniek bevat een rijke bron van informatie over fonetische en fonologische onderzoeksresultaten, waarvan de bijkans onverbrekelijke samenhang in de titel tot uitdrukking komt (FBSD). |
|