formalisering, in tegenstelling bijvoorbeeld tot W.G. Klooster, H.J. Verkuyl & J.H.J. Luif, Inleiding tot de syntaxis, Culemborg 1969, waarin zelfs strukturele analyses e.d. een sekundaire plaats innemen. De gekozen theoretische kaders zijn iets verschillend: Daems baseert zich op het Aspects-model, Nivette schetst de ontwikkeling van de achtereenvolgende generatieve systemen, Hulshof tenslotte houdt het voornamelijk bij Syntactic Structures (vgl. de bespreking ervan door G.E. Booij in Levende Talen 1972, p. 275-9). Van deze boeken is Nivette het meest theoretisch van karakter, en daardoor misschien ook het minst toegankelijk voor de niet-ingewijde; interessante deskriptieve problemen komen het uitvoerigst aan de orde in Daems, die voor deze problemen ook de meest geavanceerde analyses voorstelt.
Deze laatste trek van Daems' boekje, natuurlijk zeer te waarderen als een poging up-to-date te zijn, geeft wel aanleiding tot een wat al te losse stijl van argumentatie en presentatie. Voor sommige belangrijke aspekten van het grammatische model ontbreekt de argumentatie zelfs helemaal. Zo worden bijvoorbeeld de basiskonstituenten in het geheel niet gemotiveerd. Voorts zijn er twijfelachtige punten in de presentatie, waarvan we er enkele zullen aanstippen.
Op verschillende plaatsen wordt gesuggereerd dat inbeddingen transformationeel tot stand komen. Zie b.v. de afleiding op p. 68:
(36a) |
Ik ken de man niet. |
(36b) |
Je spreekt met de man. |
(36c) |
Ik ken de (je spreekt met de man) man niet. (inbedding) |
V ooral doordat er op (36c) op dezelfde wijze nog een serie andere, transformationele, operaties wordt toegepast, doet dit wel erg denken aan inbedding van een konstituent-zin (36b) in een matrix-zin (36a) met behulp van een gegeneraliseerde transformatie, zoals men dat in de Syntactic Structures-theorie vindt. Toch wordt in hoofdstuk 2 de rekursie in de basiskomponent gepresenteerd, in overeenstemming met het Aspects-model.
Voor de analyse van faktieve zinnen wordt in hoofdstuk 6 het abstrakte element FEIT ingevoerd. Een gevolg van deze analyse is dat er een FEIT-deletie-transformatie moet worden aangenomen. Deze transformatie kan uiteraard nooit een argument zijn voor de voorgestelde analyse, dat zou een cirkulaire redenering zijn. Toch wordt het voorgesteld alsof de mogelijkheid van FEIT-deletie één van de karakteristieke eigenschappen is van faktieve zinnen:
c) uit een factieve Subjectszin kan de NC het feit verwijderd (=gedeleteerd)