Spektator. Jaargang 2
(1972-1973)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 312]
| |||||||||||||||||||
Frederiek van der Leek
|
1. | Er bestaat verschil in betekenis tussen de volgende zinnen:
(1) Tijs brak het glas. (2) Tijs veroorzaakte het breken van het glas. Zin (1) vooronderstelt dat Tijs het glas heeft aangeraakt, zin (2) vooronderstelt dit niet.Ga naar eindnoot1. |
2. | De co-occurrence relaties van breken 1 en CAUSE breken 2 verschillen:
(3) De temperatuursverandering veroorzaakte het breken van het glas. (4) * De temperatuursverandering brak het glas.Ga naar eindnoot2. |
3. | Een aantal werkwoorden zoals springen, knappen, ontploffen, barsten enz. is qua betekenis duidelijk verwant aan breken 2 (ze drukken allemaal een vorm van kapot gaan uit), maar geen ervan heeft een transitieve pendant. Het aan elkaar relateren van breken 1 en CAUSE breken 2 wordt met andere woorden niet door duidelijk verwante werkwoorden bevestigd en is dus adhoc. |
4. | Ook in breken 1 zit een kausatief predikaat opgesloten, maar dat is een heel ander predikaat dan het predikaat CAUSE dat als veroorzaken aan de oppervlakte verschijnt. We zullen met mevrouw Van Dort, verder spreken van CAUSE 1 als we veroorzaken bedoelen, van CAUSE 2 als we het in breken 1 geïnkorporeerde kausatieve predikaat bedoelen. Mevrouw van Dort konstateert dat CAUSE1 als eerste argument een levend wezen moet hebben. |
CAUSE1 geeft een oorzaak-gevolg relatie aan. Mevrouw van Dort redeneert dat een dergelijke relatie er altijd een tussen twee gebeurens/toestanden is, dat een ding of persoon zonder meer niet iets tot gevolg kan hebben. Dus moet het eerste argument van CAUSEI altijd een S zijn. |
Wanneer ik nu punt 1 bekijk, dan lijkt me duidelijk dat mevrouw van Dort gelijk heeft als ze stelt dat de zinnen (1) en (2) niet synoniem zijn. Weliswaar vind ik een tegenvoorbeeld in de eerste regel van ‘Het gebroken glas’ van Hieronymus van Alphen:
(5) | Cornelis had een glas gebroken. |
waarbij BREKEN staat voor de verzameling semantische kategorieën die breken2 bevat. Waarschijnlijk moeten we wel stellen dat CAUSE2 niet korrespondeert met een oppervlaktepredikaat en dat de transformatie die van CAUSE2 breken 2 breken 1 maakt, verplicht is.
Ik kan niet geloven dat breken 1 en breken 2 slechts bij toeval dezelfde leksikale vorm hebben. Dit kan ik me, vanuit synchronisch standpunt beschouwd, bijvoorbeeld wel voorstellen bij het transitieve koken (een maaltijd klaarmaken) en het intransitieve koken (het kookpunt bereiken).
Deze werkwoorden hebben buiten het kausatieve element om nog meer verschil in betekenis. In het Engels hebben we dan ook met verschillende vormen te maken, cook naast boil. Breken 1 en Breken 2 zijn daarentegen beide break.
Het Franse werkwoord casser kan ook zowel kausatief als intransitief gebruikt worden.
Bovendien zijn er nog meer werkwoordparen (bakken, drogen, genezen, scheuren, sluiten en nog vele andere) waarvan de een wel en de ander niet een kausatief predikaat bevat en waarvan de gelijkheid in vorm volgens deGa naar eindnoot3.
redenering onder punt 1, 2 en 4 ook steeds op toeval zou berusten. Hetgeen op zijn zachtst gezegd onwaarschijnlijk is.
Op punt 2 hoeven we verder niet in te gaan. Zodra we er immers van uit gaan dat veroorzaken geen leksikalisering is van CAUSE2, kunnen we de ongrammatikaliteit van zin (4) verantwoorden door te stellen dat CAUSE2 een levend wezen als eerste argument moet hebben.
Wat punt 3 betreft, het argument dat werkwoorden als barsten, ontploffen, enz. alleen intransitief zijn en dat er daarom geen reden is te veronderstellen dat breken 1 en breken 2 aan elkaar verwant zijn, kan als volgt weerlegd worden: weliswaar hebben alle door mevrouw Van Dort genoemde werkwoorden met breken 2 gemeen dat ze iets als kapot gaan betekenen, maar er is ook een duidelijk verschil: de direkte oorzaak van deze werkwoorden kan nooit een menselijke handeling zijn, terwijl dit bij breken 1 altijd het geval is. Immers de direkte oorzaak van het barsten van muren is vocht, van het uit elkaar spatten van een ballon: te grote spanning, enz.
Alleen knappen vormt hierop een uitzondering, door iets stijfs te ver om te buigen kun je het laten knappen. Het is dus te verwàchten dat de andere genoemde werkwoorden geen transitief pendant hebben.
Het werkwoord scheuren is trouwens qua betekenis ook verwant aan breken en heeft wel een transitieve pendant. Zo alleen staat breken dus niet.
Onder punt 4 komen m.i. de twee belangrijkste punten aan de orde. Ten eerste beweert mevrouw Van Dort dat
Het hanteren van eenzelfde symbool voor twee zo verschillende predikaten (als CAUSE1 en CAUSE2, FvdL) (...) natuurlijk (leidt) tot grote verwarring en misverstanden....Het lijkt mij niet ongewenst om het predikaat CAUSE2 door een ander symbool te vervangen. (p. 51).
Dat de predikaten verschillen lijkt me juist. Dat ze helemaal niets gemeen hebben lijkt me onjuist. De zinnen (1) en (2) mogen dan wel niet synoniem zijn, er bestaan toch zeker wel een bepaalde verwantschap tussen. Die verwantschap niet te verantwoorden betekent een verlies aan generalisatie. Lakoff (1966) legt wel verband tussen de predikaten, door bij zin (1) te spreken van direct causation, bij zin (2) van indirect causation.Ga naar eindnoot4.
Peter Nieuwenhuijsen (1971) neemt aan dat beide predikaten uit meerdere kategorieën bestaan, waarvan de dominerende kategorie in beide gevallen CAUSE is en de gedomineerde kategorie(ën) het verschil tussen beide predikaten uitmaakt (uitmaken). De predikaten zijn dan niet gelijk, maar hebben een gemeenschappelijke deelstruktuur, en zo kunnen we de verwantschap verantwoorden.
Ik zou zelf een andere suggestie willen doen, nl. deze dat CAUSE2 bestaat uit CAUSE gedomineerd door DO, terwijl CAUSE1 alleen uit CAUSE bestaat. Of CAUSE zelf een primitief is, doet hier niet ter zake. Alvorens
deze suggestie toe te lichten, wil ik eerst nog even ingaan op het tweede belangrijke punt dat onder 4 ter sprake komt, en wel dat CAUSE1 in de onderliggende struktuur altijd een S als eerste argument heeft, i.t.t. tot CAUSE2, dat altijd een levend wezen als subjekt heeft. Hoewel het nogal onduidelijk is hoe de onderliggende struktuur van een zin als (2), waarin van het predikaat van de gepostuleerde subjekts-S niets terug te vinden is, geloof ik wel dat mevrouw Van Dort hier gelijk heeft.Ga naar eindnoot5. Een zin als (2) vraagt als het ware eigenlijk om meer informatie, men zal vaak reageren met ‘Hoe dan?’. De redenering dat een persoon of ding op zichzelf niet ergens de oorzaak van kan zijn, lijkt me juist.
Vandaar ook dat ik geloof dat CAUSE1 niet en CAUSE2 wel door DO gedomineerd wordt, en dat de aanwezigheid van DO het verschil karakteriseert tussen de twee predikaten. In deel 1 van ‘Over het Indirekt Objekt’ wordt een struktuur voor zinnen met geven voorgesteld, waarin het hoogste predikaat CAUSE gedomineerd door DO is.
Arjen Florijn legt op bladzijde 95 uit dat DO boven CAUSE staat om aan te geven dat we met een kausatief handelingswerkwoord te maken hebben.Ga naar eindnoot6..
Nu lijkt het me juist te stellen dat breken 1 inderdaad een kausatief handelingswerkwoord is. In een zin als (1) is Tijs handelend persoon en tegelijkertijd de veroorzaker van het breken van het glas. Dit in tegenstelling tot zin (2) waarin Tijs misschien wel iets doet (of juist iets nalaat), maar waarin Tijs' al dan niet handelen alleen tot gevòlg heeft dat het glas breekt. Bekijken we nu nog de volgende twee zinnen:
(7)a | Jan was er wel de oorzaak van dat het glas brak, maar hij heeft het niet zelf gebroken. |
(7)b | * Jan heeft het glas wel gebroken, maar hij was er niet de oorzaak van dat het glas brak. |
(7)b is een kontradiktie (hetgeen ik gemakshalve met een asterisk heb aangeduid). In (7)a veroorzaakt Jan het breken van het glas, zonder zelf handelende persoon te zijn. Het omgekeerde is, blijkt uit (7)b, onmogelijk. CAUSE1 moet dus deel uitmaken van de onderliggende struktuur van breken, anders was (7)b geen kontradiktie. Mevrouw Van Dort zegt dat ‘de semantische inhoud van CAUSE2 (...) in grote trekken overeen(komt) met wat in de traditionele zinsontleding vervat is in de notie handelende persoon’ p. 51. Het is duidelijk dat CAUSE2 meer moet zijn dan dat, omdat er anders geen verschil meer bestaat tussen een gewoon handelingswerkwoord en een kausatief handelingswerkwoord. Toch bestaat dit verschil wel degelijk, bij een kausatief handelingswerkwoord ondergaat het objekt een verandering, bij een gewoon handelingswerkwoord niet, vgl:
(8)a | Hij doodde het konijn. |
(8)b | Hij las het boek. |
en de handelende persoon is van die verandering de direkte oorzaak. Nog een bevestiging van de verwantschap van CAUSE1 en CAUSE2 vind ik in het feit dat beide predikaten dezelfde leksikale vorm kunnen aannemen:
(9) | Jan maakte het konijn dood. |
(10) | Jan maakte dat het konijn dood ging. |
(12) | Tijs maakte het glas kapot. |
(13) | Tijs maakte dat het glas kapot ging. |
In (9) en (11) hebben we duidelijk met CAUSE2 te maken, in (10) en (12) met CAUSE1.
Om nu terug te komen op de van elkaar verschillende subjekten van CAUSE1 en CAUSE2, het feit dat CAUSE2 een handelingswerkwoord is verklaart automatisch dat het alleen levende wezens als subjekt kan hebben, alleen die kunnen een handeling verrichten.Ga naar eindnoot7. Dat CAUSE1 geen handelingswerkwoord is, blijkt wel uit de parafrase ervan: de oorzaak zijn van.
Als bovendien mevrouw Van Dorts hypothese dat CAUSE1 als eerste argument altijd een S heeft, juist is, dan wordt daarmee de afwezigheid van DO boven CAUSE noodzakelijk: iets abstrakts (S is[+ abstrakt] kan geen handeling verrichten. De aanwezigheid van DO in CAUSE2 verantwoordt het bestaan van lichamelijk kontakt, dit gaat samen met het direkte handelen.
Tenslotte wil ik nog ingaan op een opmerking die mevrouw Van Dort maakt in haar artikel over de analyse van bezorgen zoals die werd gegeven in ‘Over het Indirect Object’ deel 2. Ik ben het slechts ten dele eens met de verandering die zij in deze analyse aanbrengt. Om duidelijk te maken waar het om gaat, zal ik nog even in het kort moeten uitleggen hoe wij geven en bezorgen in genoemd artikel analyseerden. Wij gaven voor:
(14) | NP1 geeft NP2 aan NP3. |
de voor de semantische representatie signifikante parafrase:
(15) | NP1 veroorzaakt dat NP2 houdt op bij NP1 te zijn en NP2 begint bij |
(15) | NP3 te zijn. |
Het onderstreepte gedeelte van (15) was een soort presuppositiekonstituent die inhield dat NP1 eerst NP3 had en daarna niet meer en die het verschil moest verantwoorden tussen:
(16) | Ik veroorzaak dat jij iets krijgt. |
en
(17) | Ik geef jou iets. |
In (16) hebben we te maken met CAUSE1 en heeft de ik niet wat de jij krijgt, in (17) hebben we te maken met CAUSE2 en heeft de ik wel wat de jij krijgt. Het is nu hoop ik duidelijk dat ik die presuppostiekonstituent achteraf beschouwd overbodig acht. In de struktuur voor geven wordt CAUSE nl. gedomineerd door DO. Dit DO verantwoordt duidelijk het verschil tussen (16) en (17), immers de handeling vereist dat men het te geven objekt ook heeft, anders kan men er geen handeling mee verrichten. De enige moeilijkheid is altijd, dat er in de meeste gevallen, en ook in dit geval, geen met CAUSE2 korresponderend oppervlaktepredikaat bestaat, zodat er van (17) geen bevredigende parafrase gegeven kan worden. Een groot bezwaar van de oplossing die wij in ‘Over het Indirect Object’ gaven voor het verschil tussen CAUSE1 en CAUSE2 was dat hij nogal adhoc was. Alleen voor werkwoorden met een struktuur als geven, indirekt objekt werkwoorden dus, ging die oplossing op. Ik kan me tenminste niet voorstellen hoe de bovengenoemde presuppositiekonstituent het verschil tussen bv. zin (1) en (2) zou kunnen oplossen.
Bij onze analyse van bezorgen redeneerden we destijds dat (16) een juiste parafrase was van
(18) | Ik bezorg jou iets. |
en het enige verschil tussen geven en bezorgen was de afwezigheid van de genoemde presuppositiekonstituent bij het tweede werkwoord. De kategorie DO was bij beide werkwoorden aanwezig. Mevrouw Van Dort stelt voor als struktuur van bezorgen: CAUSE1 + CAUSE2 + GEVEN.
Ik ben het met haar eens dat het hoogste predikaat in de struktuur alleen CAUSE is (bezorgen is indirekt veroorzaken, geen handelingswerkwoord), vandaar de grammatikaliteit van:
(19) | De warmte bezorgde mij hoofdpijn. |
waarbij ik er hier vanuit ga dat het eerste argument van CAUSE inderdaad een S is, volgens wat er onder punt 3 gesteld werd, en dat het predikaat van deze S semantisch onvolledig gespecificeerd is, vandaar het vraagteken.
Bibliografie
Van Alphen, Hieronymus. Het gebroken glas. In: Kleine Gedichten voor kinderen. L.J.C. Boucher. Nagedrukt naar de eerste uitgave van 1778.
Van Dort-Slijper, Marjolein. ‘Wat Tijs teweegbracht’. In: Spektator. jaargang 2, nr. 1.
Florijn, Arjen. ‘Over het Indirekt Objekt’. In: Taalkundige Bijlage van Blad. jaargang 1, nr. 2.
Lakoff, George. On the Nature of Syntactic Irregularity. NSF rapport 16. 1965.
Lakoff, George. Some verbs of change and causation. In: NSF 20. 1966.
Nieuwenhuijsen, Peter. ‘Over het komplement van beloven. In: Taalkundige Bijlage van Blad. jaargang 1, nr. 3 1972.
Over het Indirekt Objekt. In: Taalkundige Bijlage van Blad. jaargang 1, nr. 2 (p. 85-101), nr. 3 (p. 117-137), nr. 4 (p. 200-214).
Partee, Barbara Hall. Subject and Object in Modern English. Unpublished Ph.D. dissertation. M.I.T. 1965
Partee, Barbara Hall. On the requirement that transformations preserve meaning. In: Studies in Linguistic Semantics. Fillmore and Langendoen (eds.). 1971.
- eindnoot1.
- Alleen uit kristallen opgebouwde, vaste stoffen zijn in principe breekbaar. Glas is in feite geen vaste stof, maar een uiterst trage vloeistof, zo traag dat het een vaste stof lijkt. Vandaar dat we ook bij glas van breken spreken.
- eindnoot2.
- Lakoff (1965), zegt Partee (1971), verdedigt zijn kausatieve analyse tegen Partee (1965) door te stellen dat zijn analyse niet berust op het lexical item cause maar op een dummypredikaat CAUSE dat in zoverre van cause verschilt, dat daarmee precies de onder punt 1 en 2 genoemde verschillen worden verklaard.
- eindnoot3.
- Hierop werd ik geattendeerd door Ditte Simons.
- eindnoot4.
- Volgens Lakoff (1965) zijn in het Engels zinnen als (1) en (2) beide ambigu tussen direct en indirect causation.
- eindnoot5.
- Ik denk dat men de oplossing voor de afwezigheid van enig predikaat moet zoeken in het niet leksikaliseren van semantische specifikaties die onvoldoende zijn. Haar alternatieve oplossing lijkt me niet juist.
- eindnoot6.
- In feite zegt hij dat alle kausatieve werkwoorden handelingswerkwoorden zijn. Bij de bespreking van bezorgen zal blijken dat ik het daarmee niet eens ben. Als de volgende zinnen grammatikaal zijn:
De bom doodde alle inwoners van het eiland.
Deze pillen genezen alles en iedereen.
dan zijn het ook tegenvoorbeelden tegen wat Florijn zegt. Bommen en pillen kunnen toch geen handeling verrichten. Ik geloof dat in dit geval in doden en genezen alleen CAUSE1 opgesloten zit.
- eindnoot7.
- Eventueel ook imitaties van levende wezens, zoals computers:
De computer loste het probleem razendsnel op.