Spektator. Jaargang 2
(1972-1973)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 294]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Jan Koster PP Over V en de theorie van J. Emonds.Ga naar eindnoot*1. Inleiding.Chomsky heeft er herhaaldelijk op gewezen, dat de transformationele theorie zoals die tot dusver ontwikkeld is, een veel te ruime klasse van mogelijke grammatica's toelaat.Ga naar eindnoot1. Het is daarom noodzakelijk de theorie op drastische wijze in te perken. Empirisch onderzoek dat gericht is op dit afbakenen van de klasse van mogelijke grammatica's verdient de grootste aandacht, omdat we anders nooit tot een substantiële theorie van de natuurlijke taal komen. Chomsky (1971) onderscheidt twee soorten condities die, wat het zojuist genoemde doel betreft, een stap in de goede richting kunnen betekenen. Hij onderscheidt condities op de vorm en condities op de functie van grammatica's. Condities op de vorm specificeren wat voor soort regels toelaatbaar zijn. Naast voorstellen met zeer algemene strekking (‘Een grammatica moet herschrijfregels en transformaties bevatten’) zijn ook meer specifieke voorstellen gedaan op dit gebied. Een voorbeeld van het laatste is het idee van Bach (1965, 1971) dat er een klasse van algemene transformaties is (vraag, imperatief enz.), waarvan alle talen gebruik maken. Condities op de functie van transformaties zeggen niets over de vorm van de regels, maar beperken hun toepasbaarheid. Het meest substantiële werk op het gebied van deze condities is Ross (1967). De twee genoemde typen condities zijn niet altijd duidelijk te onderscheiden. Beperkingen op de vorm die de regels kunnen aannemen hebben uiteraard consekwenties voor de verzameling van mogelijke derivaties. lets dergelijks moet men voor ogen houden bij de theorie van Emonds (1970). Deze theorie geeft een zeer nauwe definitie van het begrip ‘mogelijke transformatie’. Wat dat betreft geeft hij condities op de vórm van transformaties. Tegelijkertijd geven zijn condities een nauwe afgrenzing van wat aan derivaties mogelijk is. In dat opzicht is zijn theorie te vergelijken met het werk van Ross (1967). Zelf zegt Emonds in de inleiding van zijn dissertatie, dat het werk van Ross (1967) vastlegt, dat constituenten per transformatie niet uit een bepaalde configuratie weggehaald mogen worden; zijn eigen werk bepaalt dat constituenten in bepaalde posities niet terecht kunnen komen. We kunnen dit alles nog wat nader omschrijven. Volgens Emonds' typologie zijn drie soorten transformaties mogelijk.Ga naar eindnoot2. Allereerst zijn er | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 295]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ROOT TRANSFORMATIONS. Deze transformaties hebben betrekking op ‘phrase nodes’ (volgens Emonds zijn dit NP, S, VP, PP en AP). Emonds spreekt van een ‘root transformation’ als een ‘phrase node’ X in een boom T onder onmiddellijke dominatie van de hoogste S geplaatst wordt. Deze transformaties komen ongeveer overeen met de transformaties die in andere theorieën ‘last-cyclical’ heten (vgl. Lakoff, 1966). Een voorbeeld van een dergelijke regel is ADVERB PREPOSING. Deze transformatie is niet in ingebedde zinnen van toepassing.Ga naar eindnoot3. De cyclische regels zijn volgens Emonds STRUCTURE PRESERVING TRANSFORMATIONS. Deze transformaties plaatsen een ‘phrase node’ X in een boom T in een nieuwe positie, maar alleen in die posities, waarin een onafhankelijk van de betreffende transformatie gemotiveerde herschrijfregel de categorie X kan genereren. Tenslotte onderscheidt Emonds nog MINOR MOVEMENT RULES. Deze regels hebben betrekking op knopen die geen ‘phrase nodes’ zijn. Dergelijke knopen kunnen ook verplaatst worden, maar slechts over één enkele, aangrenzende knoop (die geen variabele mag zijn).
De STRUCTURE PRESERVING CONSTRAINT is het meest kenmerkend voor Emonds' theorie. Volgens deze restriktie kunnen transformaties slechts in zeer beperkte mate struktuur-veranderingen aanbrengen. De posities waarin ‘phrase nodes’ geplaatst kunnen worden zijn, althans in ingebedde zinnen, volledig bepaald door de herschrijfregels (in feite dus door de syntaktische dieptestruktuur). Het is duidelijk dat op deze wijze de veranderings-mogelijkheden van transformaties op drastische en welbepaalde manier ingeperkt worden. Emonds (1972) verduidelijkt zijn bedoeling met het volgende voorbeeld. Er is een transformatie, DATIVE MOVEMENT, die de struktuur die aan (2) ten grondslag ligt, van die van (1) afleidt:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 296]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De NP's wisselen op de (met pijlen) aangegeven wijze van plaats. Het is duidelijk dat zo geen nieuwe positie voor een NP aan de boom toegevoegd wordt. Beide NP-posities zijn al in de uitgangsstruktuur gegeven. Op deze manier vullen transformaties in ingebedde zinnen uitsluitend posities die door onafhankelijk gemotiveerde herschrijfregels gespecificeerd zijn. Het is een feit, dat een dergelijke hypothese, mits empirisch gefundeerd, een belangrijke stap betekent in de richting van een nauwer afgebakende transformationele theorie. Verder zijn de restrikties van Emonds (in tegenstelling tot die van Ross (1967) nauw verbonden met het begrip syntaktische dieptestruktuur. Confirmatie of disconfirmatie van Emonds' hypothesen is dus van groot theoretisch belang. Ik geloof, dat de ‘structure-preserving constraint’ niet houdbaar is. Deze restriktie impliceert dat men in ingebedde zinnen alleen constituenten van hetzelfde type mag verwisselen. In wat volgt wil ik aantonen, dat dit in het Nederlands voor minstens één transformatie niet het geval is. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.Er zijn in het Nederlands voorzetselconstituenten (PP's) die een nauwe relatie met het werk woord onderhouden. Tot deze categorie PP's behoren o.a. die zinsdelen die traditioneel bekend staan als MEEWERKEND VOORWERP ((4) a. en b.) en VOORZETSELVOORWERP ((5)a. enz.):Ga naar eindnoot4.
Het is bekend, dat de onderstreepte PP's onderscheiden moeten worden van andere PP's die een minder nauwe band met het werkwoord onderhouden, bv.:Ga naar eindnoot5.
Dit verschil in cohesie kan men o.a. demonstreren met behulp van de zgn. ‘doe dat’ - test:Ga naar eindnoot6.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 297]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In bijzinnen hebben de PP's uit de zinnen (4) en (5) een plaatsingsmogelijkheid die het DIREKT OBJEKT (mits geen S) niet heeft:
Maar:
Deze plaatsingsvariatie vindt men in alle bijzinnen en bovendien in zinnen met hulpwerkwoorden:
Dit laatste is te verwachten, als men er met Ross (1967a) vanuit gaat, dat hulpwerk woorden hun oorsprong vinden in een hogere S. Al de genoemde feiten kan men op eenvoudige wijze verantwoorden met de volgende regel:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 298]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De V in term 3 kan ook complex zijn:
Dergelijke opeenvolgingen van werkwoorden zijn via PREDICATE RAISINGGa naar eindnoot7. tot een complexe V geworden. Ik geloof dat PP OVER V de meest eenvoudige en natuurlijke oplossing biedt voor de genoemde feiten in het Nederlands: de PP wordt rechts van het werkwoord als ‘zuster’ aangehecht.Ga naar eindnoot8. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.De zojuist geformuleerde regel, PP OVER V, is van theoretisch belang i.v.m. de ‘structure-preserving constraint’ van Emonds. Volgens de theorie van Emonds zijn alle transformaties in ingebedde zinnen struktuurbehoudend (op ‘minor movement rules’ na die hier niet ter zake doen). PP OVER V is van toepassing in ingebedde zinnen en is geen struktuurbehoudende regel. PP OVER V is dus geen mogelijke regel in het kader van Emonds. Over de interpretatie van Emonds bedoelingen kan geen misverstand bestaan. Hij zegt letterlijk:Ga naar eindnoot9. For example, the structure-preserving constraint requires that the only movement rules which can interchange constituents in embedded sentences must interchange constituents of the same category. (It implies that a rule which interchanges a verb and an indirect object is impossible). (curs. - JK). We hebben gezien, dat in het Nederlands werkwoord en indirect object wél van plaats kunnen wisselen (vgl. (9)). Hiermee is Emonds theorie voor een probleem geplaatst. In principe zijn er misschien twee uitwegen binnen Emonds theorie mogelijk. Of men motiveert een herschrijfregel die een PP rechts van V genereert binnen dezelfde VP, òf men motiveert een herschrijfregel die een PP rechts van V genereert in een of andere hogere knoop. In wat volgt wil ik laten zien dat beide oplossingen onmogelijk zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.De in het voorgaande genoemde PP's vielen volgens het ‘doe dat’- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 299]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
criterium binnen de VP. Aldus opgevatte VP's bevatten doorgaans maar één PP. Maximaal kunnen er voor zover ik weet maar twee PP's in de VP voorkomen. Een voorbeeld hiervan zijn zinnen als:
In bijzinnen kan in ieder geval één van de PP's rechts van het werkwoord komen:
Op grond van deze situatie zou men nu (zonder aanleiding) kunnen veronderstellen dat het Nederlands in de basis de volgende herschrijfregel kent:
Men kan dan zowel links als rechts van het werkwoord (V) een PP genereren, waardoor het mogelijk zou worden PP OVER V als een struktuurbehoudende regel op te vatten. Deze oplossing zou volledig ad hoc zijn. Sterker nog: deze oplossing is onmogelijk. De VP kan maar twee PP's bevatten, waarvan de posities door een regel als (16) al zouden zijn vastgelegd. Met (16) zou men links van V een PP-positie te kort komen. Men moet tenslotte ook zinnen kunnen genereren als:
Een herschrijfregel als (16) zou minstens drie PP-posities moeten specificeren:
We mogen aannemen dat een VP hoogstens twee PP's kan bevatten, zodat (18) verworpen moet worden.
De enige oplossing die overblijft binnen het kader van Emonds, is de aanname van een hogere knoop (bv. een extra VP) die een PP-positie rechts van het werkwoord specificeert. Op één plaats in zijn proefschrift (Emonds 1970, p. 180 vlgg.) houdt Emonds zich bezig met PP's rechts van het werkwoord. Het gaat hier om zinnen als:Ga naar eindnoot10.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 300]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PP's van de categorie waartoe volgens Emonds zinsdelen als because of the unrest behoren kunnen alleen aan het eind (d.w.z. rechts) van de VP voorkomen. Terwille van zijn struktuurbehoudende kader stelt Emonds voor deze gevallen de volgende regel voor:
Emonds zegt niet te weten, of (21) de onderliggende struktuur is of (22), maar dat de regel die (21) en (22) verbindt in ieder geval struktuurbehoudend is. Het lijkt me nogal onwaarschijnlijk dat (21) de onderliggende struktuur is. In dat geval zou een bijwoordelijke bepaling als before he married her op één hoop gegooid worden met prepositie-objecten, wat om allerlei redenen niet bevredigend is. Met name door het ‘do so’ criterium weet men dat de meeste bijwoordelijke bepalingen een andere relatie tot het werkwoord hebben dan prepositie-objecten. Neemt men (22) als uitgangsstruktuur, dan zijn er weer andere problemen. Een regel die (22) zou transformeren tot (21) zou PP's van buiten de diepste VP binnen deze VP brengen (vgl. 21)). Het is moeilijk in te zien hoe een dergelijke regel struktuurbehoudend kan zijn. Er kunnen nl. tamelijk veel PP's binnen de diepste VP gebracht worden. Vgl. bv. een zin als:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 301]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Als alle PP's hier ‘van buitenaf’ in de diepste VP terecht gekomen zijn, zouden we de volgende afgeleide struktuur hebben:
Zoveel posities voor PP knopen binnen de VP kunnen moeilijk onafhankelijk gerechtvaardigd worden. Ik geloof m.a.w. niet dat de asterisk verantwoord is in een regel als:Ga naar eindnoot11.
Deze regel zou in strijd zijn met de redelijke claim dat een werkwoord gesubcategoriseerd is voor een betrekkelijk klein aantal PP's (waarschijnlijk maximaal twee). Ik geloof dat hier al onoverkomelijke bezwaren liggen voor de ‘structure preserving constraint’? Maar Emonds roept dergelijke problemen zelf op, doordat hij de ‘so do’- transformatie van Lakoff en Ross (1966) gebruikt als motivering voor de extra VP knoop die door (20) geïntroduceerd wordt. Nemen we de volgende struktuur:Hierop kunnen we volgens Emonds de volgende transformatie toepassen (Lakoff en Ross, 1966):
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 302]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Doordat we zowel links als rechts (in (26)) twee VP knopen hebben kunnen we de transformatie op twee verschillende manieren toepassen:
Dit is het enige argument dat Emonds geeft voor de extra VP knoop. Henk van Riemsdijk heeft de suggestie gedaanGa naar eindnoot12., dat dankzij een regel als (20) PP OVER V als een struktuurbehoudende regel beschouwd kan worden. Maar als we nu zien dat bij Emonds de extra VP knoop gemotiveerd wordt door ‘do so’, kunnen we volgens dezelfde redenering aantonen dat na PP OVER V geen extra VP knoop aanwezig is. PP OVER V verbindt o.a. de volgende zinnen:
Op grond van Emonds motivatie voor dergelijke strukturen (met twee VP's) zouden we nu moeten voorspellen, dat in een geschikte struktuur twee keer ‘do so’ kan worden toegepast. Zo'n struktuur zou (32) zijn: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 303]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het blijkt echter, dat het (Nederlandse ek wivalent van) ‘do so’ hier maar één keer kan worden toegepast:
Emonds' argument voor een extra VP knoop gaat dus niet op voor gevallen waarin PP OVER V is toegepast. Bij prepositie-objecten hebben we preeies dezelfde situatie:
Er is dus vooralsnog geen enkel argument om PP OVER V als een struktuurbehoudende regel te beschouwen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5.We hebben gezien, dat PP OVER V moeilijkheden oplevert voor de hypothese, dat transformaties (in ingebedde zinnen) struktuur-behoudend zijn. Er zijn in het Nederlands nog minstens twee andere verschijnselen die twijfel aan de theorie van Emonds oproepen. Het eerste verschijnsel heeft betrekking op bijwoordelijke bepalingen. Deze hebben in het Nederlands (zowel in hoofd- als in bijzinnen) een grote plaatsingsvrijheid; groter dan in het Engels bijv.:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het laatste geval (d.) levert geen problemen op voor de theorie van Emonds. De transformatie die de PP voorop plaatst (ADVERB PREPOSING) kan nl. beschouwd worden als een root transformation. Maar het valt niet in te zien, hoe de regel (s) die de PP in zijn positie brengen in b. en c. als struktuurbehoudend kunnen gelden. Het tweede geval betreft PREDICATE RAISING. Evers (1972) heeft aannemelijk gemaakt, dat dit een syntaktisch te motiveren regel is voor het Nederlands. Als Evers gelijk heeft, dan hebben we weer een geval van een regel in ingebedde zinnen die niet struktuur-behoudend is. Ik heb al eerder opgemerkt dat PREDICATE RAISING heel goed te combineren valt met PP OVER V, bv. in gevallen als:
Van Riemsdijk (1972) heeft om de theorie van Emonds te redden enige suggesties gedaan die inhouden dat in een zin als (36) geen PREDICATE RAISING in het spel is. Hiertoe neemt hij aan dat we de grammatica met de volgende herschrijfregel moeten uitbreiden:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om de infinitieven nu in de juiste volgorde te brengen (hebben kunnen geven) moet van Riemsdijk nog een nieuwe regel aannemen die hij VERB SHIFT noemt:Ga naar eindnoot13.
Deze regel is niet alleen volledig ad hoc, maar ook in strijd met een redelijke aanname omtrent mogelijke regels. Ik doel hier o.a. op wat Chomsky (1965, p. 55) als volgt heeft geformuleerd: Specifically, grammatical transformations are necessarily ‘structure-dependant’ in that they manipulate substrings only in terms of their assignments to categories. [...] It is impossible [...] to formulate as a transformation such a simple operation as reflection of an arbitrary string (that is, replacement of any string a1...an, where each ai is a single symbol, by an....a1) [...]’. Tot slot wil ik opmerken dat een regel als (37) alleen maar verdere complicaties schept. Ik beperk me hier tot de uiterst ingewikkelde VP-situatie die door deze regel zou ontstaan. We hadden nl. al de volgende herschrijfregels voor VP:Ga naar eindnoot14.
Hier moeten we nu nog eens (37) aan toe voegen. De vraag is echter of men, als men dergelijke regels aanneemt, wel klaar is. Neem bv. de volgende zin:
Als we de VP-voorstellen van Emonds en van Van Riemsdijk aannemen, dan krijgen we voor zin (42) de volgende ingewikkelde struktuur: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ik heb hier maar een extra VP-knoop aangenomen voor de positie van de S (dat hij zou komen). In feite is het helemaal niet duidelijk hoe de S tussen de beide PP's (tegen Marie en omdat hij wel enz.) geplaatst moet worden. Maar stel dat er weer een nieuwe VP-regel nodig zou zijn:
Ook deze regel zou weer volledig ad hoc zijn. Als men een andere positie voor de S zou kiezen zou er weer een andere herschrijfregel moeten zijn (bv. VP → VP PP S) wat eveneens grote probleren zou opleveren. Afgezien hiervan zijn er nog een aantal intrinsieke problemen verbonden aan de aanwezigheid van meerdere VP-regels. Ten eerste zouden regels als VP → VP PP herhaald moeten kunnen worden (binnen één S, zie (43)), en verder zouden de diverse VP-regels aan volgorde-restrikties gebonden moeten worden. Tenslotte zou men nog een ingewikkeld filtermechanisme aan de grammatica moeten toevoegen, voor het geval dat VP regels in de basis herhaald toegepast zijn, zonder dat de gegenereerde knopen door latere transformaties gevuld zijn. Er is nog een veel voor de hand liggender bezwaar tegen strukturen als (43). PP OVER V was een eenvoudige regel die een PP rechts van een aangrenzende V plaatst. Het is helemaal niet duidelijk hoe het struktuurbehoudende ekwivalent van PP OVER V op basis van (43) geformuleerd zou moeten worden. Gesteld dat er een formulering gevonden zou | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
kunnen worden, dan zou de omgeving waarin de regel werkt aanzienlijk gecompliceerd moeten worden. Deze ingewikkeldheden zijn niet nodig, als men PREDICATE RAISING aanneemt, een regel die onafhankelijk gemotiveerd is. Men zou in plaats van (43) eenvoudig de voigende struktuur hebben:
De PP (tegen Marie) is hier door PP OVER V verplaatst vanuit de positie die weergegeven is door de dummy.Ga naar eindnoot15. Gegeven het A-over-A principe, wordt PP OVER V automatisch op de juiste wijze toegepast. Een aantal eenvoudige regels volstaan hier, terwijl de besproken alternatieven gecompliceerd en ad hoc zijn. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Conclusie.In het voorafgaande hebben we gezien dat er een regel in het Nederlands is, PP OVER V, die een schending betekent van de struktuur-behoudende restrikties die volgens Emonds (1970) op transofrmaties zouden moeten bestaan. Pogingen om de problemen te ondervangen bleken niet adekwaat. Bovendien zijn er nog andere verschijnselen in het Nederlands die moeilijk te rijmen zijn met de hypothese dat transformaties (in ingebedde zinnen) struktuur-behoudend zijn. Met name een niet-struktuur-behoudende regel als PREDICATE RAISING maakt samen met PP OVER V een eenvoudige verklaring mogelijk van enkele volgordeverschijnselen in Nederlandse bijzinnen. Voorgestelde alternatieven (Van Riemsdijk, 1972) leiden tot ongewenste en ongemotiveerde complicaties. Met dit alles hebben we beperkte, maar duidelijke aanwijzingen, dat de restrikties op transformaties, zoals die voorgesteld zijn in Emonds (1970), voor het Nederlands niet opgaan. Hierdoor wordt het onwaarschijnlijk dat | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de ‘structure preserving constraint’ kan worden toegevoegd aan de lijst van universele kenmerken van transformaties. Deze conclusie heeft nog een verdere consekwentie. Emonds' theorie is nl. gebaseerd op het bestaan van een syntaktische dieptestruktuur. Het is niet zo, dat het bestaan van de dieptestruktuur afhangt van Emonds' theorie. Maar het is wel zo, dat als aangetoond kan worden dat Emonds' theorie onjuist is, één van de argumenten om een syntaktische dieptestruktuur aan te nemen vervalt.
Amsterdam, oktober 1972. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieBACH, Emmon. 1965 ‘On Some Recurrent Types of Transformations’.
1971 ‘Questions’. In: Linguistic Inquiry 2 (1971), 153-166.
CHOMSKY, Noam. 1965 Aspects of the Theory of Syntax. Cambridge, Mass. 1971 ‘Conditions on Transformations’, ongepubl. M.I.T.
EMONDS, Joseph. 1970 Root and Structure-Preserving Transformations.
1972 ‘A Reformulation of Certain Syntactic Transformations’. In: Stanley Peters (ed.), Goals of Linguistic Theory, Englewood Cliffs, N.J.
EVERS, Arnold. 1972 ‘The syntactie Motivation of Predicate Raising’. Ongepubliceerd, Univ. van Utrecht.
KLOOSTER, W.G. en H.J. Verkuyl en J.H. Luif. 1969 Inleiding tot de Syntaxis. Culemborg/Keulen.
LAKOFF, George. 1966 ‘Deep and Surface Grammar’. Ongepubl., Harvard.
LAKOFF, George and John R. Ross. 1966 ‘A Criterion for Verb Phrase Constituency’. In: Report NSF - 17, The Computation Laboratory, Cambridge, Mass.
RIEMSDIJK, Henk van. 1972 ‘Some Problems of Derivational Invariance’, Part I.
ROSS, John R. 1967 Constraints on Variables in Syntax. Ongepubl. diss., M.I.T. 1967a ‘Auxiliaries as Main Verbs’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Post Scriptum.In december '72 heeft Emonds een aantal lezingen gegeven in Amsterdam en Utrecht, waarbij de hierboven gegeven tegenwerpingen en die van Evers (n.a.v. PREDICATE RAISING) uitvoerig ter discussie gebracht werden. Allereerst suggereerde Emonds dat PP OVER V zou kunnen vallen onder een nieuwe (verzwakte) definitie van ‘Minor Movement Rule’. ‘Minor Movement Rules’ mochten volgens de oude definitie in ieder geval geen PP bevatten (vgl. Emonds, 1970, p. 243). PP OVER V noemt een PP in de strukturele beschrijving; vandaar dat ik ‘Minor Movements’ buiten beschouwing liet hierboven. Het was zelfs de oorspronkelijke opzet van Emonds om ‘phrase nodes’ (S, NP, AP, VP, PP) geheel uit te sluiten in mogelijke ‘Minor Movement Rules’. Emonds heeft inmiddels om empirische redenen van dit streven moeten afzien. Op het ogenblik geeft hij de volgende definitie van ‘Minor Movement Rules’: (1) Minor Transformation: A transformation which affects only a sequence of two specified (non-variable) adjacent nodes C-D in a phrase marker PM, such that it is not subject to any condition in PM nor has any effect in PM exterior to C-D, and such that at most one of C, D is a ‘phrase node’, is a minor transformation. De strukturele beschrijving van PP OVER V heeft betrekking op twee aangrenzende knopen (PP en V) waarvan er één (de PP) een ‘phrase node’ is. PP OVER V valt dus in de hierboven gegeven formulering inderdaad onder de nieuwe definitie van Minor Transformation. Het is echter de vraag of PP OVER V ongewijzigd gehandhaafd kan blijven. Vgl. de volgende zinnen:
Als we van zin (2)a. uitgaan, dan is (2)b. ontstaan door toepassing van PP OVER V. Zin (2)c. lijkt echter ook mogelijk, wat er misschien op wijst dat PP OVER V als volgt moet worden aangepast:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De PP kan dus naar keuze over V of over VS verplaatst worden. Als deze herformulering juist is, valt de regel niet meer onder de nieuwe definitie van Minor Transformation. Een ander hierboven (in 5.) gegeven tegenvoorbeeld betrof de vrije verplaatsbaarheid van PP's (en adverbia) in het Nederlands. In ingebedde zinnen kan men onder bepaalde omstandigheden zelfs meer dan één PP in de positie vóór het subject (onmiddellijk achter de ‘complementizer’) krijgen:
Het is duidelijk dat de aanwezigheid van PP's in deze positie niet door de herschrijfregels van de basis gerechtbaardigd wordt. Emonds gaf toe dat het hier om echte tegenvoorbeelden ging. Soortgelijke feiten waren hem inmiddels bekend uit het Frans en het Zweeds. Men kon hooguit hopen dat de klasse van tegenvoorbeelden op zinvolle wijze in te perken zou zijn: het ging in alle gevallen om min of meer stilistische verplaatsingen van PP's (en adverbia). Evers, tenslotte, maakt in een toevoeging op zijn artikel over PREDICATE RAISING duidelijk, dat de consequenties van zijn analyse in strijd zijn met de claim dat transformaties in ingebedde zinnen altijd struktuur-behoudend zijn. Al met al geloof ik dat er weinig reden is de hierboven gegeven conclusies te herzien. |
|