Spektator. Jaargang 2
(1972-1973)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ger J. de Haan
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
alternatieve opvatting toegelicht. Vervolgens wordt getracht de meest fundamentele verschillen tussen beide interpretaties te formuleren. Hierbij zal blijken dat de nieuwe teoretiese noties die Chomsky in Conditions introduceert, leiden tot wijzigingen in de niet-Chomskyaanse visie op de cyclus. Tenslotte worden de konsekwenties van deze wijzigingen voor de onderzoeksresultaten van Evers en Huybregts nagegaan. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2.In de sintaktische komponent van een transformationele grammatika worden oppervlaktestrukturen door middel van transformationele regels gerelateerd aan dieptestrukturen. Wil een sintaktische beschrijving deskriptief adekwaat zijn, dan dienen deze regels, althans gedeeltelijk, lineair ten opzichte van elkaar geordend te zijn. Alleen met een dergelijk ordeningsprincipe kan men het idee handhaven, dat iedere transformationele regel zijn eigen abstraktienivo heeft waarop de regel van toepassing is, en voldoen aan de eis dat feiten die intuitief opgevat worden als realizaties van een en hetzelfde verschijnsel, gevangen moeten worden onder één regel. In het onderstaande zullen enkele voorbeelden gegeven worden, waaruit blijkt, dat wil een sintaktische beschrijving signifikant generalizerend zijn, het lineaire ordeningsprincipe in de teorie geïntroduceerd moet worden. Naast het lineaire ordeningsprincipe heeft ook het z.g. cyclies principe algemene ingang gevonden. Dit principe opereert met betrekking tot komplekse zinnen. Het zal duidelijk zijn, dat in de derivaties van komplekse zinnen phrase-markers met meer dan een S-knoop een rol spelen. Dergelijke phrase-markers worden gegeneraliseerde phrase-markers genoemd. Een bestaande visie op de derivatie van komplekse zinnen zegt, dat in herschrijfregels het simbool S ook rechts van de herschrijfpijl mag voorkomen, waardoor men in staat wordt gesteld de gegeneralizeerde phrase-markers die ten grondslag liggen aan komplekse zinnen, via de herschrijfregels te genereren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het cyclies principe werkt nu als volgtGa naar eindnoot2.: eerst worden de transformaties in lineaire volgorde toegepast op de diepst ingebedde S (S3 in ons voorbeeld), en vervolgens op de konfiguratie die gedomineerd wordt door één S hoger (S2 inklusief S3). Dit gaat door, totdat het blok lineair geordende regels toegepast is op de konfiguratie die gedomineerd wordt door de top S (S1 inklusief S2 en S3 in ons voorbeeld). Nu is het niet zo, dat dit cycliese principe a priori vanuit het standpunt van deskriptieve adekwaatheid noodzakelijk is. We zouden aan het lineaire ordeningsprincipe de konventie kunnen toevoegen, dat een transformatie zo vaak als nodig van toepassing mag zijn op het moment, dat deze in de lineaire opeenvolging van transformaties aan de beurt is. Deze konventie is in overeenstemming met het lineaire ordeningsprincipe, wanneer we ons voorstellen dat de meerdere toepassingen van één regel gelijktijdig plaats vinden (dat wil o.a. zeggen, dat de regel niet op zijn eigen output mag werken). Op deze manier kan een transformatie onbeperkt vaak toegepast worden om in komplekse zinnen de meer dan een keer voorkomende verschijnselen te beregelen. Het is denkbaar, dat gegeven de lineaire ordening en bovenstaande konventie transformaties zo geformuleerd kunnen worden, dat alle en alleen maar grammatikale zinnen gegenereerd worden, zonder dat een cyclies principe verondersteld hoeft te worden. Het idee van het cyclies principe is voor het eerst door Fillmore (1963) naar voren gebracht. Fillmore konstateert dat althans voor een aantal transformaties bovengenoemde logiese mogelijkheid uitgesloten is. Hij toont aan, dat regels vaak op konstituent-zinnen toegepast moeten zijn, voordat regels op de matriks-zin toegepast mogen worden. Er zijn bovendien geen overtuigende gevallen bekend van regels die eerst op de matriks-zin moeten werken, voordat regels op de konstituent-zin toegepast mogen worden. Dit idee van Fillmore is in later sintakties onderzoek uitgewerkt.Ga naar eindnoot3. Men heeft daarin de noodzaak van een cyclies principe gedemonstreerd aan de hand van een redenering die er in abstrakto ongeveer als volgt uitziet: stel dat men de verschijnselen A en B beregelt via de transformaties Ta en Tb die lineair geordend zijn ten opzichte van elkaar. Indien men nu gedwongen wordt op basis van een of meerdere derivaties een volgorde Ta - Tb - Ta aan te nemen, dan wordt men binnen een teorie die uitsluitend gebruikt maakt van het lineaire ordeningsprincipe gekonfronteerd met een ordeningsparadoks. Deze paradoks kan opgelost worden door invoering van het cyclies principe, omdat dit principe het mogelijk maakt, dat Ta zowel voor als na Tb kan opereren (nl. in verschillende cyeliGa naar eindnoot4.. Dit z.g. A-B-A bewijs wordt door verschillende sintaktici, waaronder Lakoff, McCawley, Postal, Evers en Huybregts, gehanteerd als hèt kriterium voor het eyelies karakter van bepaalde regels. Alleen regels waarvoor het mogelijk is een A-B-A bewijs te geven, worden beschouwd als cyclies. In deze opvatting wordt het cyclies principe dus geinterpreteerd als de oplossing voor een ordeningsparadoks. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deze problematiek kan uitstekend geillustreerd worden aan de hand van sintakties onderzoek van Evers en Huybregts, waarin deze interpretatie van het cyclies principe als uitgangspunt is genomen. Volgens hen dienen de volgende transformaties opgenomen te worden in een sintaktise beschrijving van het NederlandsGa naar eindnoot5.:
Losjesweg kan gezegd worden, dat deze transformatie beregelt dat de subjekts NP van een ingebedde zin onder identiteit met een NP uit de matrikszin in bepaalde gevallen gedeleerd kan worden. Vergelijk hiervoorGa naar eindnoot6.:
Wanneer twee identieke NP's zich in dezelfde clause bevinden, dan wordt de rechtse van de twee NP's gerefleksivizeerd. Vergelijk:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 275]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Predicate Raising tilt in bepaalde gevallen een V-konstituent uit een konstituent-zin naar de matriks-zin en voegt deze V toe aan de V van de matriks-zin via een operatie die bekend staat onder de naam Chomskyadjunktie, waarbij de V van de konstituent-zin rechts komt te staan van de V van de matriks-zin. Evers introduceert tegelijkertijd met Predicate Raising een nieuw Pruning-principe, dat inhoudt dat een S die niet langer een V domineert, gesnoeid wordt tezamen met de NP die deze S domineertGa naar eindnoot10.. Aangezien Predicate Raising een V weghaalt onder een S, zal het duidelijk zijn dat na Predicate Raising altijd S-pruning toegepast moet worden. Predicate Raising anneks S-pruning speelt een rol in de derivatie van de volgende zinstypen:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 276]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ervan uitgaande dat de transformaties Equi NP-deletie, Refleksivizatie en Predicate Raising voor het Nederlands goed gemotiveerd zijn, vragen we ons in navolging van Evers (1972a) af, of er tussen deze transformaties een bepaalde lineaire ordening bestaat. Veronderstel dat we de dieptestruktuur van de zin
mogen weergeven als
Passen we op deze struktuur eerst Refleksivizatie toe en vervolgens Equi-NP-deletie, dan krijgen we achtereenvolgens
Via andere, hier niet ter zake doende transformaties zoals Ekstrapositie kunnen we tenslotte zin (II) genereren. Passen we echter eerst Equi NP-deletie toe, dan is het resultaat
en nu is Refleksivizatie niet meer toepasbaar, omdat de twee identieke NP'S geen clausemates zijn. Bij een volgorde Equi NP-deletie - Refleksivizatie zouden we uiteindelijk na o.a. pronominalizering de ongrammatikale zin
genereren, tenzij we een nieuwe Refleksivizatie na Equi NP-deletie-transformatie zouden formuleren. Omdat in dit laatste geval een signifikante generalizering gemist wordt, moeten we besluiten tot de volgorde Refleksivizatie - Equi NP-deletie. Met betrekking tot Equi NP-deletie en Predicate Raising kunnen we een soortgelijk betoog opzetten. Stel dat de zin
als onderliggende struktuur heeft
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 277]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Toepassing van transformaties in de volgorde Equi NP-deletie - Predicate Raising levert zin (17) op, maar bij een omgekeerde volgorde komen we weer voor problemen te staan. Na Predicate Raising en S-Pruning is de struktuur
Om zin (17) te krijgen zouden we een nieuwe Equi NP-deletie na Predicate Raising moeten postuleren en we besluiten om de reeds eerder vermelde reden tot de volgorde Equi NP-deletie - Predicate Raising. In de derivatie van de zin
komen zowel Refleksivizatie als Predicate Raising aan de orde. De alternatieve derivaties zijn hier
Het moment van Refleksivizatie zijn we in (22) b reeds gepasseerd, zodat bij de volgorde Refleksivizatie - Predicate Raising - S-pruning ondanks het feit dat de beide identieke NP's clausemates zijn geworden, slechts de ongrammatikale zin
wordt opgeleverd. Op basis hiervan konkluderen we tot de volgorde | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 278]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Predicate Raising - S-pruning - Refleksivizatie. Samenvattend kunnen we de volgende lineaire opeenvolgingen vaststellen:Gegeven het lineaire ordeningsprincipe is deze volgorde paradoksaal. Het is mogelijk deze paradoks op te lossen door de introduktie van het cyclies principe. Evers (1972a) doet dit dan ook door te veronderstellen, dat de transformaties binnen de cyclus geordend zijn: Equi NP-deletie - Predicate Raising anneks S-pruning - Refleksivizatie. Huybregts (1972) laat zien, dat met deze oplossing nog niet alle moeilijkheden uit de weg zijn geruimd. Een adekwate grammatika van het Nederlands zal moeten genereren:
in tegenstelling tot:
Zin (23) kan als volgt gegenereerd worden:
Het is echter gegeven bovenstaande lineaire ordening en het cycliese karakter van deze regels onmogelijk zin (24) uit te sluiten. Immers, een mogelijke derivatie is | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 279]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met name ten gevolge van S-pruning zijn beide identieke NP's Fischer clausemates geworden en is Refleksivizatie mogelijk. Willen we toch zin (24) uitsluiten, dan lijkt hiertoe in eerste instantie de enige mogelijkheid om binnen de cyclus Refleksivizatie te ordenen voor Predicate Raising en S-pruning. Het is echter onmiddellijk evident, dat we met deze oplossing de moeilijkheden slechts verschuiven. De ordening Refleksivizatie-Predicate Raising binnen één cyclus is in strijd met de ordening Predicate Raising - Refleksivizatie binnen één cyclus waartoe we gekonkludeerd hebben op grond van de zinnen (11), (17) en (20). We worden opnieuw geplaatst tegenover een ordeningsparadoks, maar nu met één die zich voordoet binnen de cyclus en derhalve moeilijk cyclies op te lossen is. Huybregts' (1972) antwoord op dit probleem kan als volgt samengevat worden: bij zijn pogingen om bepaalde aksentverschijnselen in het Nederlands te beregelen, komt hij tot de konklusie dat het noodzakelijk is om aksentregels op te nemen in de sintaktiese cyclus en dat deze regels moeten beschikken over informatie over het al dan niet pronominale karakter van NP'sGa naar eindnoot12.. Hieruit vlocit logies voort, dat pronomina direkt in de dieptestruktuur opgenomen dienen te worden. Koreferentie-relaties worden via interpretatie-regels toegekend. Zo wordt het mogelijk om uitgaande van een in de zin van bovenstaand voorstel gemodificecrde onderliggende struktuur (26)a.
zodanige cyclise interpretatie-regels te formuleren voor toekenning van koreferentie-relaties, dat de NP zichzelf uitsluitend koreferentieel kan zijn met de NP Spasski. Benadrukt dient te worden, dat de argumenten voor dit interpretatieve voorstel die betrekking hebben op aksentverschijnselen, helemaal losstaan van de ordeningsparadoks. Alleen blijkt het mogelijk, gegeven dit voorstel, waarvoor dus onafhankelijke evidentie bestaat, een oplossing te geven voor de ordeningsparadoks binnen de cyclus, doordat van een refleksivizatie-transformatie geen sprake meer is. Zoals uit het voorgaande blijkt, vallen de opvattingen van Evers en Huybregts helemaal binnen het kader van de interpretatie van het cyclise | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 280]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
principe als oplossing voor een ordeningsparadoks. Ook zij beschouwen regels pas als cyclies, wanneer hiervoor een A-B-A bewijs gegeven kan worden. Omdat voor veel regels een dergelijk bewijs (nog) niet mogelijk bleek, veronderstellen de aanhangers van deze interpretatie naast cycliese regels het bestaan van een tamelijk groot aantal post-cyclise regels. Een A-B-A bewijs vormt echter een nogal kompleks samenspel van veronderstelde analises van taalverschijnselen. We kunnen dan ook in recente sintaktise literatuur waarnemen dat voor verschillende regels de cyclus en de post-cyclus fungeren als tijdelijke behuizingen, en dat bij het naar boven komen van nieuwe evidentie voor of tegen een bepaald voorstel deze regels regelmatig verhuizen van het ene blok naar het andere. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3.De visie van Chomsky op het cyclies principe wijkt af van de opvattingen van bovengenoemde linguisten. In navolging van Fillmore konstateert Chomsky (1965, p. 133), dat de ordeningsmogelijkheden voor transformaties te ruim zijn en dat hierop beperkingen geformuleerd kunnen worden: het cyclies principe nu is zo'n beperking. Chomsky (1965) laat het cyclies principe gelden als een restriktie op de ordeningen van alle transformaties. Voor Chomsky fungeert het A-B-A bewijs kennelijk niet als een noodzakelijk argument voor het cyclies karakter van een bepaalde regel. Voordat men het probleem cyclise vs. niet-cyclise regels op kan lossen, moet men min of meer precies weten wat men onder de notie cyclies zal verstaan. Uit de interpretatie van het cyclies principe moeten kriteria volgen op grond waarvan beslist kan worden, of bepaalde transformaties cyclies zijn, of niet. Omdat Chomsky in Aspects het cyclies principe voorlopig laat gelden voor alle transformaties, mogen we konkluderen dat Chomsky de interpretatie van het cyclies principe als oplossing voor een ordeningsparadoks onvoldoende vindt. Dat deze konklusie gerechtvaardigd is, blijkt uit Chomsky (1971). Chomsky probeert in dit artikel enkele kondities te formuleren op de manier waarop transformaties van toepassing zijn. Deze kondities houden in feite een formalizering van de notie cyclies principe in en leiden als zodanig tot een striktere interpretatie van dit principe: ‘to further sharpen the notion “transformational cycle”, suppose that we impose the general condition (27):
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 281]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In other words, rules cannot in effect return to earlier stages of the cycle, after the derivation has moved to larger, more inclusive domains’Ga naar eindnoot13.,Ga naar eindnoot14.. Deze konditie bepaalt o.a. het moment waarop cyclise regels van toepassing moeten zijn. Wanneer een transformatie tijdens de cyclus S2 toegepast zou kunnen worden, maar daarbij alleen de konfiguratie, gedomineerd door S3, zou betreffen, dan mag deze regel niet in werking treden. De regel die alleen betrekking heeft op de konfiguratie, gedomineerd door S3, moet dan ook eventueel opereren tijdens de cyclus S3 en niet tijdens een volgende cyclus. Belangrijker nog is deze konditie voor Chomsky's visie op het probleem welke regels cyclies zijn en welke niet. Konditie (27) houdt in, dat er geen post/last-cyclise regels mogelijk zijn die alleen betrekking hebben op de konfiguratie, gedomineerd door S2 of S3. Voor post/last-cyclise regels geldt dan, dat de strukturele deskriptie van zo'n regel een term moet bevatten, die korrespondeert met een kategorie die de top S als enige cyclise knoop domineert. Willen we verschijnselen beregelen, die in ingebedde zinnen kunnen voorkomen, dan kan dit derhalve niet gebeuren met niet-cyclise transformaties. Konditie (27) verschaft ons dus een kriterium om uit te maken, of een regel beschouwd moet worden als cyclies. Evers-Huybregts (in voorbereiding) veronderstellen bijvoorbeeld dat de transformaties Agreement en Er-insertie post-cyclies zijn, maar omdat deze regels ook van toepassing moeten zijn in ingebedde zinnen, moeten ze volgens konditie (27) opgevat worden als cycliesGa naar eindnoot15.. Ook zonder A-B-A bewijs is gemakkelijk in te zien, dat Equi NP-deletie, Predicate Raising en Refleksivizatie volgens dezelfde konditie cyclise transformaties zijn, omdat zij immers in ingebedde zinnen kunnen opereren. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 282]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Voorlopig kan reeds worden vastgesteld, dat een essentieel verschil tussen de ‘A-B-A’ en de ‘konditie’ interpretatie van het cyclies principe gevormd wordt door konditie (27). Wanneer de andere, door Chomsky ingevoerde kondities in onze vergelijking tussen beide interpretaties betrokken worden, zal blijken dat konditie (27) het meest centrale verschilpunt tussen beide opvattingen uitmaakt. Het is dan ook konditie (27) die in een reeks gevallen binnen de konditie-teorie tot andere klaims aanleiding geeft, dan de A-B-A teorie, bijvoorbeeld met betrekking tot het cyclise karakter van Agreement en Er-insertie. De werking van het cyclies principe (zoals uiteengezet op p. 273) laat zien, hoe het blok lineair geordende transformaties steeds op grotere konfiguraties opereert. Volgens Chomsky zijn er argumenten aan te voeren, die erop wijzen dat het onjuist is om ongeklausuleerd te stellen, dat transformaties steeds van toepassing zijn op de totale konfiguratie die door een cyclise knoop gedomineerd wordt. Hierop zijn sterke beperkingen nodig, die Chomsky o.a. neerlegt in de volgende twee konditiesGa naar eindnoot16.:
In beide kondities staat α voor een cyclise knoop. Onder de notie specified subjekt in konditie (30) wordt verstaan een subjekts NP die een leksikaal item bevat, of een pronomen dat niet gekontroleerd wordt door X. Deze kondities dragen wederom bij tot de formalizering van het cyclies principe. Zij interpreteren dit principe zodanig, dat het domein van de transformaties onder bepaalde voorwaarden een sterk lokaal karakter krijgt. We kunnen dit illustreren aan de volgende diagrammen: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 283]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indien bijvoorbeeld in beide diagrammen S2 een tensed zin is en S3 een zin met een specified subjekt, dan wordt in (31) aangegeven hoe volgens de traditionele visie op de cyclus de regels achtereenvolgens op steeds grotere konfiguraties van toepassing zijn. Uit (32) blijkt, dat de kondities (29) en (30) ervoor zorgen dat het domein van de regels een lokaal karakter krijgt. Chomsky vraagt zich vervolgens af, of de voorstelling van de gang van zaken in (31) wèl korrekt is, wanneer S2 en S3 geen tensed zinnen zijn en evenmin zinnen met specified subjekten. Hij komt tot de konklusie, dat er minstens nog een konditie op transformaties nodig is, die een nog verdere inperking van hun domein inhoudt. Hij introduceert hiervoor de volgende noties: ‘we say that category A is superior to the category B in the phrase-marker if every major category dominating A dominates B as well but not conversely’. Hij gaat verder: ‘let us say that if X is superior to Y in a phrase-marker P, then Y is subjacent to X if there is at most one cyclic category C ≠ Y such that C contains Y and C does not contain X. Thus if Y is subjacent to X either X and Y are contained in alle the same cyclic categories (and are thus considered at the same level of the transformational cycle), or they are in adjacent cycles’Ga naar eindnoot18.. Chomsky postuleert in termen van de noties superior to en subjacent to konditie (33):
Laten we het bovenstaande ter verduidelijking parafraseren aan de hand van diagram (34) waarin C1, C2 en C3 cyclise kategorieën zijn. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
We konstateren dat in (34) o.a. X1 superior is aan X2 en X3: iedere (major) kategorie die X1 domineert (hier is dat alleen C1) domineert ook X2 en X3, maar niet omgekeerd, d.w.z. niet iedere kategorie die X2 of X3 domineert, domineert ook X1. Zo domineert C2 wel X2 en X3, maar niet X1. X1 is dus superior aan X2. Is nu X2 ook subjacent aan X1? Er mag dan ten hoogste één cyclise kategorie zijn die X2 bevat en niet X1. In dit geval is er slechts één, n.l. C2, en dus is X2 subjacent aan X1. X1 is ook superior aan X3, maar X3 is niet subjacent aan X1, want hier zijn er twee cyclise kategorieën, nl. C2 en C3, die X3 bevatten, maar niet X1. Konditie (33) betekent hier o.a., dat een regel wel op X1, X2 of op X3 van toepassing is, maar niet op X1, X3. Het domein van regels wordt door de subjacency-konditie (33) dus sterk beperkt, zoals we nu ook nog kunnen toelichten aan diagram (31). Wanneer in diagram (31) geen sprake is van tensed zinnen, noch van zinnen met specified subjekt, dan stelt Chomsky de cycliese regeltoepassing voor als in (35):Terwijl in de traditionele visie op de cyclus het domein van transformaties onbeperkt groot kan worden, wordt in Chomsky's visie dit domein door | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
konditie (33) beperkt tot ten hoogste twee aaneenliggende cycli (zie echter noot 20), en zelfs dit domein wordt teruggebracht tot één cyclus, wanneer de meest ingebedde van de twee cyclise kategorieën een konfiguratie domineert die voldoet aan konditie (29) of (30). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4.In het laatste gedeelte van dit artikel wil ik laten zien hoe Chomsky's opvattingen in Conditions zouden kunnen leiden tot wijzigingen in een A-B-A interpretatie van het cyclies principe, zodat het verschil tussen de Joonditie-teorie en de A-B-A teorie teruggebracht zoy kunnen worden tot eén konditie. Uit besprekingen van verschillende transformaties is op te maken, dat het voor een aantal blijkbaar noodzakelijk is een konditie op die transformaties te leggen, die zegt dat bepaalde konstituenten clausemates moeten zijnGa naar eindnoot21.; deze konditie beperkt het domein van een regel tot een konfiguratie gedomineerd door één cyclise kategorie. Het ad hoc karakter van een beschrijving waarin voor iedere relevante regel apart vermeld wordt, of er clausematerestrikties gelden, is onderkend door Evers-Huybregts (in voorbereiding). Zij lossen dit op door in de algemene teorie een clausemate-konventie te introduceren, die luidt: alle niet-variabele termen van een strukturele deskriptie zijn clausemates, behalve wanneer door ‘labelled bracketing’ anders is aangegeven. Op deze manier kunnen clausematerestrikties uit de formulering van afzonderlijke transformaties verwijderd worden, zodat een signifikante generalizering korrekt tot uitdrukking wordt gebracht. De bovenvermelde subjacency-konditie (33) van Chomsky houdt zich met soortgelijkc beperkingen bezig. In feite is het zo, dat de clausematekonventie omvat wordt door de ruimere konditie (33): de notie subjacent sluit de notie clausemate in; indien X een clausemate is van Y, dan is X ook subjacent aan Y, maar het omgekeerde is niet noodzakelijk waar. Omdat voor minstens één geval is aangetoond, dat clausematerestrikties te sterk zijnGa naar eindnoot22., lijkt het plausibel te veronderstellen dat de clausematekonventie geëlimineerd kan worden ten gunste van konditie (33), waarbij wel in de gaten gehouden moet worden, of deze op zijn beurt niet te ruim is. Bij Evers-Huybregts (in voorbereiding) blijkt naast de clausemate-konventie nog behoefte te bestaan aan een aanvullende konventie om het lokale karakter van het domein van transformaties te bepalen. We hebben reeds gezien, dat bij Chomsky de kondities (29) en (30) hetzelfde doel dienen. Het zou kunnen zijn, dat de kondities (29), (30) en (33) de kondities zijn waarnaar Evers en Huybregts op zoek zijnGa naar eindnoot23.. Dit zou betekenen, dat deze drie kondities deel uit | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
zouden kunnen maken van zowel de A-B-A interpretatie als de konditie-interpretatie van de cyclus en dat het meest essentiële verschil tussen de beide opvattingen bepaald wordt door de proper subdo main konditie (27), die in de A-B-A teorie niet aanwezig is. De situatie is dan zo, dat we tegenover elkaar kunnen stellen de konditie-teorie, waarin de interpretatie van het cyclies principe vooral vorm krijgt door konditie (27), en de gewijzigde A-B-A teorie, waarin de kondities (29), (30) en (33) opgenomen zijn. Uiteraard dient dit voorstel nader uitgewerkt te worden. Tenslotte vragen we ons af, of de in bovenstaande zin gewijzigde A-B-A teorie een ander licht werpt op de recente onderzoeksresultaten van Evers (1972a), Huybregts (1972) en Evers-Huybregts (in voorbereiding). Immers, deze onderzoekingen werden gedaan binnen een ongewijzigd A-B-A kader. De ordeningsargumenten van Evers (1972a) die geleid hebben tot een A-B-A bewijs voor Equi NP-deletie, Predicate Raising en Refleksivizatie, zijn gebaseerd op een refleksief-transformatie met een clausemate-konditie die in zijn argumentatie een kruciale rol speelde, zodat het onmiddellijk evident zal zijn, dat dit bewijs in zijn huidige vorm binnen de gewijzigde A-B-A teorie niet meer te leveren is, wanneer men tenminste de juistheid van de kondities (29), (30) en (33) veronderstelt. Het is derhalve zinvol Evers' betoog en dat van Huybregts in het licht van deze kondities te herzien. De verschillen die daarbij naar voren zullen komen, hebben betrekking op de clausemate-restriktie op Refleksivizatie, het A-B-A bewijs voor de drie transformaties, de lineaire volgorde van deze regels en in verband hiermee de ordeningsparadoks binnen de cyclus zoals deze gekonstateerd is door Huybregts (1972). Allereerst moet ik de moeilijkheid uit de weg ruimen, dat Chomsky zijn kondities geformuleerd heeft in een interpretatief kader, terwijl Evers en Huybregts hier in eerste instantie niet van uitgaan. Dit heeft met name konsekwenties voor de inhoud van de term specified subjekt (zie voor Chomsky's omschrijving p. 282). Een specifiek subjekt is voor Evers en Huybregts een subjekts NP die een leksikaal item of pronomen bevat, dat niet koreferentieel identiek is met X. Essentiëler voor het voorstel van een A-B-A teorie met de kondities (29), (30) en (33) is, wat de gevolgen zijn van het laten vallen van de clausemate-kondities op Refleksivizatie. Deze restriktie wordt altijd beargumenteerd met een vergelijking van zinnen als:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Gegeven de kondities (29) en (30) is de clausemate-restriktie echter niet nodig om de zinnen (37) en (39) uit te sluiten. Voor beide zinnen geldt: X= [NP de jongen] en Y=[NP de jongen], terwijl Y zich bevindt in een tensed zin: de zinnen worden dus geblokkeerd door konditie (29)Ga naar eindnoot24.. Rekening houdend met de kondities (29) en (30) konstateren we dat Refleksivizatie toegepast kan worden in een konfiguratie
en bovendien in een konfiguratie
Hiermee zijn de konfiguraties gegeven, waarop Refleksivizatie, ook door S-strukturen heen, kan opereren. De toepassingsmogelijkheden van Refleksivizatie blijken binnen een A-B-A teorie met de kondities (29), (30) en (33) ruimer dan binnen de oorspronkelijke A-B-A opvattingen en dit heeft direkt gevolgen voor de derivaties van de zinnen op grond waarvan Evers (1972a) besloot tot de volgorde Refleksivizatie - Equi NP-deletie. Deze volgorde is binnen een A-B-A teorie waarin ter vervanging van de elausemate-konventie de kondities (29), (30) en (33) opgenomen zijn niet dwingend. Deze kondities staan de volgende derivatie toeGa naar eindnoot26.: | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verder veronderstelt Evers de volgordes Equi NP-deletie - Predicate Raising en Predicate Raising - Refleksivizatie, maar ook deze laatste ordening is niet dwingend; vergelijk de derivatie
Aan de zinnen die Evers brengen tot de konstatering van de ordeningsparadoks, kunnen binnen de aangepaste A-B-A teorie geen andere argumenten ontleend worden dan voor de ordening Equi NP-deletie - Predicate Raising, terwijl Refleksivizatie voorlopig ten opzichte van de andere twee regels ongeordend is. Als een rechtstreeks gevolg van de introduktie van Chomsky's kondities in de plaats van de clause mate-konventie kan het A-B-A bewijs voor het cyclies karakter van deze regels met dat al niet in de vorm van Evers (1972a) geleverd worden. Of deze transformaties binnen de A-B-A teorie toch nog beschouwd moeten worden als cyclies, hangt uiteraard af van de mogelijkheid om een nieuw A-B-A bewijs te konstrueren. Over de ordening van Refleksivizatie ten opzichte van de twee andere regels valt echter nog wel wat meer te zeggen. Vergelijk de derivatie:
De volgorde Equi NP-deletie - Refleksivizatie heeft als resultaat uitgaande van (44) a | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Willen we zin (44) e uitsluiten, dan moeten we de volgorde Refleksivizatie-Equi NP-deletie aannemen. Gekombineerd met Equi NP-deletie - Predicate Raising betekent dit een lineaire opeenvolging Refleksivizatie - Equi NP-deletie - Predicate Raising. Bij bovenstaande ordeningsargumenten doet zich geen enkele ordeningsparadoks voor in tegenstelling tot Evers' konklusie en overeenkomstig de A-B-A teorie zouden de regels dan ook op grond van deze evidentie voorlopig beschouwd moeten worden als niet-cyclies. Omdat de ordeningsparadoks binnen de cyclus van Huybregts (1972) uitgaat van het cyclies karakter van de relevante regels, is het interessant om na te gaan wat de onderlinge ordening zou zijn, wanneer we veronderstellen dat voor deze regels een A-B-A bewijs is gekonstrueerd. Op basis van de derivatie (44) a-b-c en de onaangetaste volgorde Equi NP-deletie - Predicate Raising binnen de cyclus is in te zien, dat de lineaire opeenvolging van deze regels binnen de cyclus moet zijn: Refleksivizatie-Equi NP-deletie-Predicate Raising, duidelijk afwijkend van Evers (1972a). Het ligt voor de hand, dat de kondities (29) en (30) en de bovenstaande volgorde ook leiden tot een andere visie op de derivaties van de zinnen die Huybregts (1972) aanhaalt in verband met zijn ordeningsparadoks. De onderliggende struktuur van zin (24), hier herhaald als (45), zou kunnen zijn:
De volgorde Predicate Raising-Refleskivizatie binnen de cyclus geeft in dit geval aanleiding tot de generatie van een ongrammatikale zin. Hanteren we de omgekeerde volgorde, dan zou eerst Refleksivizatie op (45) a toegepast moeten worden, maar dit wordt verhinderd door konditie (30), zodat bij aanname van de volgorde Refleksivizatie - Predicate Raising precies de gewenste situatie ontstaat, n.l. dat (45) c | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
uitgesloten wordt, in tegenstelling tot bijvoorbeeld een zin als (23), hier herhaald als (46);
Het opmerkelijke is, dat deze volgorde helemaal niet in strijd is met die welke we eerder vastgesteld hebben. In een A-B-A teorie met de kondities (29) en (30) worden we niet tot een ordeningsparadoks binnen de cyclus gedwongen. Samenvattend kunnen we zeggen, dat een A-B-A teorie met de kondities (29), (30) en (33) en de A-B-A teorie van Evers en Huybregts o.a. verschillen in de volgende punten: (i) omdat in bepaalde opzichten de konditie (33) het domein waarop transformaties toegepast mogen worden, minder inperkt dan de clausemate-konventie, zijn A-B-A bewijzen die in de opvatting van Evers kruciaal gebruik maken van dergelijke restrikties in de alternatieve teorie (helemaal?) niet meer in dezelfde vorm te geven. (ii) de lineaire opeenvolging van de transformaties Equi NP-deletie - Refleksivizatie en Predicate Raising is voor het Nederlands in beide teorieën verschillend. (iii) gegeven (ii) doet de door Huybregts gesignaleerde ordeningsparadoks binnen de cyclus zich niet voor in een A-B-A teorie met de kondities (29), (30) en (33). Hieraan kan worden toegevoegd, dat het onjuist is om uit (iii) te konkluderen, dat daarmee voor een A-B-A teorie met de kondities (29), (30) en (33) de noodzaak van het interpretatieve voorstel, dat als oplossing van deze paradoks gehanteerd werd, niet langer aanwezig is. De paradoks mag verdwenen zijn, de aksentverschijnselen die in eerste instantie geleid hebben tot onafhankelijke evidentie voor het interpretatieve voorstel, zijn nog volop aanwezig, zodat er voorlopig voor de generatieve semantici geen reden tot juichen is.
Instituut A.W. de Groot
juni 1972 | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 293]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BibliografieBresnan, J.W. 1971 ‘Sentence Stress and Syntactic Transformations.’ In: Language, 47, p. 257-281. Chomsky, N. 1964 Current Issues in Linguistic Theory. The Hague. 1965 Aspects of the Theory of Syntax. Cambridge, Mass. 1967 Remarks on Nominalization. In: Jacobs and Rosenbaum (eds.), p. 184-221. 1969 Deep Structure, Surface Structure and Semantic Interpretation.
1970 Some Empirical Issues in the Theory of Transformational Grammar. Reproduced by the IULC. 1971 Conditions on Transformations. Reproduced by the IULC.
Evers, Arn. 1971 The Syntactic Motivation of Predicate Raising. Instituut A.W. de Groot voor Algemene Taalwetenschap, Utrecht. 1972a Een A-B-A bewijs voor Predicate Raising. TIN-lezing, Amsterdam. 1972b The guillotine principle. TIN-lezing, Amsterdam.
Evers, Arn. en Huybregts, Mac. (in voorbereiding) Deelgrammatika van het Nederlands.
Fillmore, Ch.J. 1963, ‘The Position of Embedding Transformations in a Grammar’. In: Word, 19, p. 208-231.
De Geest, W.P.F. 1972. Complementaire Constructies bij Verba Sentiendi in het Nederlands. Gent.
Huybregts, Mac, 1972. NSR, Interpretatieve regels, en Generatieve Semantiek. TIN-lezing, Amsterdam.
Jacobs, R.A. and Rosenbaum, P.S. (eds.) 1970 Readings in English Transformational Grammar. Waltham, Mass.
Lakoff, G. 1968 Deep and Surface Grammar. Reproduced by the IULC.
McCawley, J. 1970 ‘English as a VSO Language’. In: Language, 46, p. 286-299.
Postal, P.M. 1971 Cross-Over Phenomena. New York.
Ross, J.R. 1966 A proposed Rule of Tree-pruning. Mathematical Linguistics and Automatic Translation, Report No. NSF-17 to The National Science Foundation, Harvard University, Computation Laboratory. 1968 Constraints on Variables in Syntax. Reproduced by the IULC. |
|