Leo van Rossum
Wilfred Smit op het IISG
Bijna zeven jaar, vanaf oktober 1965, heeft Wilfred Smit als adjunct-wetenschappelijk medewerker gewerkt op de Oosteuropa-afdeling van het IISG (Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) te Amsterdam. Dit is een betrekkelijk lange periode, zeker in het korte leven van Wilfred, en daarom is het wellicht de moeite waard in het kort bij zijn werk op het IISG stil te staan.
Wilfred werd ‘aangetrokken’ voor het maken van titelbeschrijvingen van slavisch-talige boeken. Dit werk is minder eenvoudig als de leek gewoonlijk denkt en vereist, naast een grondigde kennis van slavische talen, een grote liefde voor het boek en accuratesse, kwaliteiten, die Wilfred alle drie in hoge mate bezat. Zonder overdrijving kan men zeggen dat Wilfred de eerste slavist op het IISG was die doordachte en bibliografisch verantwoorde titelbeschrijvingen maakte.
Verder verrichtte Wilfred allerlei andere bibliotheekwerkzaamheden. Hij controleerde titels van antiquariaatskatalogi op aanwezigheid, assisteerde bij het opzetten van een systematiek van de Joegoslavische en Bulgaarse collecties en hielp mee bij het ordenen van Grieks- en Turkstalig materiaal.
Daarnaast had Wilfred een belangrijk aandeel in het persklaar maken van een aantal Russische en Duitse manuscripten die het IISG binnenkort hoopt uit te geven. Vooral bij dit werk bleek hoe waardevol Wilfreds taalkundige kennis was (niet alleen als slavist) en zijn enorme feeling voor het juist equivalent in de vertaling.
Ik heb mij meer dan eens afgevraagd, waarom Wilfred genoegen nam met dit werk op het IISG, dat toch wel iets beneden zijn niveau was, en waarom hij het niet ‘hoger op’ zocht. Stappen in deze richting ondernam hij ook wel - zo gaf hij vanaf oktober 1971 colleges inleiding in de Russische letterkunde voor eerstejaars slavisten van de Universiteit van Amsterdam. Voor deze colleges bereidde hij zich uiterst zorgvuldig voor en zij werden dan ook door zijn toehoorders bijzonder gewaardeerd. Toch dacht hij er voorhands niet aan zijn werk op het IISG op te geven. Wij hebben over dit gebrek aan academische carrièrezucht wel eens gesproken en dan gaf Wilfred mij altijd te verstaan, dat de prettige sfeer op onze afdeling voor hem een doorslaggevend argument was.
Deze sfeer had inderdaad iets bijzonders. Wanneer je een aantal jaren met elkaar de kamer deelt, is er weinig wat je van dc ander ontgaat. Dit betckent niet dat wij regelmatig elkaar onze grote en kleine levensproblemen voorlegden, maar met een kamergenoot is de omgang toch tamelijk intens. Hier komt nog bij dat het eenvoudigweg onmogelijk was met Wilfred zakelijk of gedistancieerd contact te hebben, of de karakters moesten wel heel erg botsen.
Ik herinner mij de lange middagen dat wij samen manuscripten voor uitgave gereed maakten. Dit werk, waarbij de een het origineel voorleest en de ander controleert of de getypte copie met het voorgelezene klopt, is op zich een tamelijk droge affaire. Met Wilfred echter, die tijdens het oplezen de meest dwaze linguistische associaties wist te maken en daarnaast als geen ander in de huid van de schrijver van het origineel kon gaan zitten, kreeg dit collationeren vaak verrassend kleur.
Voor Wilfred was het werk op het IISG niet onbelangrijk. Hij was iemand die als het ware in compartimenten leefde. Zijn meest eigen gevoelsleven, zijn wonen in Rotterdam bij Mevrouw W., zijn contacten met zijn familie, zijn omgang met zijn