Naschrift
De redaktie van Spektator was zo vriendelijk mij inzage te geven van bovenstaande polemiek en van het standpunt dat de redaktie tegenover een dergelijke pennetwist inneemt. Ik zou n.a.v. haar hiervoor afgedrukte verklaring graag willen opmerken dat het misschien eenvoudiger is in het vervolg geen boekbesprekingen op te nemen waarbij de redaktie zelf kan opmerken dat ze ‘mogelijk te ongenuanceerd zwart op wit’ zijn, en waarvan de auteur - zoals hiervóór C. Hamans - later moet toegeven dat ‘overtuigend’ kon worden ‘aangetoond’ dat hij ‘nogal slordig...in het citeren’ is geweest. En verder zou het misschien wel aardig zijn bij ‘discussie-bijdragen’ te vragen dat polemisten eerst hun opponenten lezen alvorens ze te bestrijden. Zo zou bijvoorbeeld kunnen worden voorkomen dat een spartelende Spektator-redakteur (Hamans, laatste alinea van par. 1) een mening bestrijdt die door zijn tegenstanders nooit is verdedigd (vgl. Argotta en Dupont, par. 4).
Overbodigheidshalve deel ik nog even mee dat mijn Achterberg-boekje, in tegenstelling tot wat Hamans beweert, geen ‘pleidooi voor de biografische methode’ is, maar een essay waarin onder andere de problematische verhoudingen tekst-kontekst-oeuvre-biografie aan de orde worden gesteld. Iets wat onder meer ook gebeurt in mijn nieuwe essay Nogmaals inzake Achterberg, dat zeer binnenkort bij Nijgh & Van Ditmar verschijnt.
Martien J.G. de Jong