Bij de literatuur over Van Mander is niet gestreefd naar absolute volledigheid. Werken die slechts gegevens leveren die vroeger en beter in andere werken voorkomen, zijn weggelaten. Dat is een zinnige aanpak, die de gebruiker overbodig werk bespaart. Wel maakt het ons wat meer afhankelijk van het kritisch oordeel van de samensteller, maar daarin kunnen we in dit geval vertrouwen hebben. Ik heb geen omissies van belang kunnen ontdekken. Misschien had bij de literatuur over de Nederduytschen Helicon (p.8) het artikel over Jacobus Celosse in Maks Uyt ionsten versaemt genoemd kunnen worden.
Enkele opmerkingen over details tot slot:
Op p. 31 wordt over Van Manders rederijkersspelen gezegd: ‘Geen van deze werken schijnt te zijn gepubliceerd.’ Meteen daarna wordt vermeld dat Johannessen de structuur van Van Manders Noach heeft besproken. Dat suggereert ten onrechte overlevering in handschrift. Beter ware het te zeggen, dat geen van deze werken voorzover bekend is overgeleverd en dat Johannessen op grond van mededelingen in het Levensbericht de opbouw van Noach bespreekt.
De bibliografie noemt geen datum van afsluiting. Daardoor zou bijvoorbeeld het ontbreken van het Vermakelijk bibliografisch ganzenbord op p.38, als vindplaats voor Nederlandse literatuurgeschiedenissen naast Broms Geschiedschrijvers, verbazing kunnen wekken bij wie alleen op het jaartal van de titelpagina afgaat.
Het boekje is goed verzorgd. In mijn exemplaar is alleen op enkele plaatsen de nummering van de rubrieken verminkt door gebruik van een te brede bladspiegel bij het typen. Doordat de rubrieknummers ook bovenaan de bladzijden zijn opgenomen, is dit gemis niet erg storend.
Dit uitgaafje is een voorbeeld dat navolging verdient. Misschien zijn er ook neerlandici die zouden kunnen overwegen hun mogelijk met een andere doelstelling gemaakte materiaalverzameling voor publicatie geschikt te maken?