Spektator. Jaargang 1
(1971-1972)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 267]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Piet van Caldenborgh & Fritz Zondervan
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 268]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het meest recente werk in dit verband is dat van George R. Klare. The measurement of readabilityGa naar eind(6). Dit werk van Klare kan beschouwd worden als een handboek op het gebied van het leesbaarheidsonderzoek voor zover het de ease of understanding betreft, want ook Klare beperkte zich tot dit attribuut van de empirisch variabele leesbaarheid. We zullen slechts zeer in het kort de voornaamste kwaliteiten van George R. Klare. The measurement of readability bespreken. In Part II: Measures of readability bespreekt Klare alle bestaande leesbaarheidsformules voor zover ze bekend waren voor 1960. Hij betrekt in zijn bespreking onder meer de gebruikte criteria en factoren en bij sommige geeft hij het belang aan voor later onderzoek. In een tabel geeft hij alle formules, hun bijzonderheden en toepasbaarheid. Voorts geeft hij een uitgebreide inventarisatie van de op de formules betrekking hebbende validiteits-studies en de resultaten daarvan. Een groot gedeelte van Klare's werk wordt in beslag genomen door een 482 werken tellende bibliografie, voorzien van abstracts. De betrouwbaarheid van Klare's bibliografie hebben wij niet expliciet getoetst, maar in de loop van ons onderzoek is ons gebleken dat literatuuropgaven van voor 1958 in door ons gevonden artikelen in Klare's bibliografie terug te vinden waren. Er zijn wel werken opgenomen van na 1957, maar vanaf 1958 tot en met 1961 is Klare onvolledig zoals hij zelf ook in zijn Introduction aangeeft. Klare's werk is een uitstekende inventarisatie van de onderzoekingen op het gebied van de ease of understanding tot 1958. Dit laatste geldt ook voor Jeanne S. Chall. ReadabilityGa naar eind(7). Beide werken kunnen als handboek op het gebied van de ease of understanding worden beschouwd.
Een goede bespreking van beide werken in het nederlands is gegeven door Hans Knegtmans in J.J. Knegtmans. LeesbaarheidGa naar eind(8). De methodologie van het leesbaarheidsonderzoek dat in leesbaarheidsformules resulteert, wordt in deze drie werken slechts summier besproken. De auteurs gaan ervan uit dat de lezer op de hoogte is van de statistische procedures en methoden die voor het leesbaarheidsonderzoek relevant zijn. Voor een uiteenzetting van deze materie mogen wij verwijzen naar Piet van Caldenborgh & Fritz Zondervan. Leesbaarheid deel IGa naar eind(9). Deze vier werken verschaffen de lezer een nagenoeg volledig beeld van het leesbaarheidsonderzoek in de Verenigde Staten voor wat betreft het onderzoek naar de ease of understanding tot en met 1957. In onze bibliografie kunnen wij ons dus beperken tot de studies over de ease of understanding, verschenen in de Verenigde Staten ná 1957, met dien verstande dat wij tot en met 1970 volledigheid hebben nagestreefd.
In 1970 verscheen J.J. Knegtmans. Leesbaarheid. Knegtmans zegt in zijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 269]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
inleiding dat het hem niet gelukt is recentere literatuur dan uit ‘1960 of daaromtrent’ te vinden, waarna hij concludeert dat het leesbaarheidsonderzoek in de Verenigde Staten ‘na een niet zo lange bloeiperiode, een uitgestorven indruk’ maaktGa naar eind(10).
In Nederland is ook al geruime tijd sprake van leesbaarheidsonderzoek. Voor zover wij konden nagaan, betreft het hier doorgaans de ease of understanding. Douma is de eerste geweest die de ease of understanding probeerde te kwantificeren in zijn publikatie De leesbaarheid van landbouwbladenGa naar eind(11). Hij maakte gebruik van de in Amerika behaalde onderzoeksresultaten door de Reading Ease formule van Rudolf Flesch van 1948 te bewerken voor het nederlands. Publicaties over leesbaarheid vanaf Douma tot heden, vanaf 1960 tot en met 1971, in Nederland maken net als Douma gebruik van amerikaanse onderzoeksresultaten. De amerikaanse literatuur, waarnaar in nederlandse publikaties verwezen wordt, is echter nooit recenter dan 1960, behalve het aanhalen van Klare. Measurement, dat van 1963 is, wat slechts in schijn recenter is, want Klare bespreekt alleen het onderzoek voor zover het tot 1960 gevorderd was.
Dat J.J. Knegtmans in 1970, na literatuuronderzoek, zegt dat het leesbaarheidsonderzoek in de Verenigde Staten een uitgestorven indruk maakt, gevoegd bij het feit dat een nederlands onderzoeker in nederlandse publi-katies van ná 1960 geen amerikaanse literatuur vindt dan van vóór 1960, maken de conclusie voor de hand liggend, dat het leesbaarheidsonderzoek in de Verenigde Staten in een impasse verkeert.
Een van de doelstellingen van onze bibliografie is aan te tonen dat een dergelijke conclusie voorbarig is. Wij zullen dit op de volgende manier aantonen. Een impasse in onderzoek kan betrekking hebben op de kwantiteit van publikaties als ook op de kwaliteit van publikaties over het onderzoek. Een voldoende kwantiteit betekent niet bij voorbaat dat deze bijdraagt tot beter inzicht in de onderzoeksproblematiek. De publikaties kunnen toepassingen zijn van reeds behaalde resultaten en niets nieuws bijdragen. In dat geval kunnen we toch spreken van een kwalitatieve impasse. Met behulp van een inventarisatie van de literatuur over leesbaarheid van na 1957 kan men door vergelijking met een inventarisatie van voor 1957 een uitspraak doen over de juistheid van de conclusie wat de kwantitatieve impasse betreft. Met behulp van evaluatie van de literatuur van na 1957 kan men door vergelijking met evaluatie van de literatuur van voor 1957 een uitspraak doen over de juistheid van de conclusie wat de kwalitatieve impasse betreft. Wij hopen later op deze manier aan te tonen dat ook van een kwalitatieve impasse geen sprake isGa naar eind(12). | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 270]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Om na te gaan of er sprake is van een kwantitatieve impasse is het onze eerste taak een inventariserend literatuuronderzoek te doen. Een van de grootste moeilijkheden bij literatuuronderzoek doet zich voor als er een apparaat ontbreekt, waarmee op efficiënte wijze literatuur kan worden gezocht betreffende een bepaald onderwerp. Binnen taalbeheersing - communicatiewetenschap bestaat een dergelijk apparaat niet, zodat het zoeken naar publikaties over leesbaarheid gaat lijken op het zoeken naar de welbekende naald in de hooiberg.
Om publikaties over leesbaarheid te vinden van na 1957 kan men zich afvragen binnen welke wetenschappelijke disciplines tot dan toe over leesbaarheid gepubliceerd is. Een aanwijzing hiervoor is te vinden in Klare's bibliografie, omdat deze een inventarisatie is van het leesbaarheidsonderzoek tot en met 1961. Als uitgangspunt voor de bepaling van deze disciplines hebben wij dan ook genomen de tijdschriften waarin de publikaties zijn verschenen die in Klare's bibliografie zijn opgenomen. Om te ontdekken welke disciplines het meest relevant zijn, hebben wij het volgende overwogen.
Klare's bibliografie bevat 482 titels, verdeeld over ongeveer 100 tijdschriften. Als we een tijdschrift belangrijk achten als er vijf of meer artikelen over leesbaarheid in zijn verschenen, dan constateren we dat er 22 belangrijke tijdschriften zijn (zie tabel 1). Van deze 22 belangrijke tijdschriften bestrijken er 17 de pedagogie (education) of de psychologie. De conclusie is gerechtvaardigd dat wij publikaties over leesbaarheid van na 1957 vooral moeten zoeken binnen de pedagogie en psychologie. Om niet al de belangrijke tijdschriften jaargang voor jaargang te hoeven doorbladeren, hebben we de Education IndexGa naar eind(13) en de Psychological AbstractsGa naar eind(14) geraadpleegd. Dit zijn binnen de pedagogie en psychologie bekende bibliografieën.
Zeventien van de tweeëntwintig belangrijkste tijdschriften waren in 1958 opgenomen in de Psychological Abstracts of de Education Index. Het leek ons de moeite waard na te gaan in hoeverre dit na 1958 blijft gelden. Uit onderzoek hiernaar bleek ons dat van de tweeëntwintig tijdschriften van tabel 1 er 16 voorkomen van 1958 tot en met 1970. Op grond hiervan maken de Psychological Abstracts en de Education Index deel uit van het apparaat waarmee wij ons literatuuronderzoek begonnen. Tevens bleek dat de tijdschriften Elementary English Review, Library Journal, Teachers College Contribution to Education en Editor and Publisher in het geheel niet zijn opgenomen vanaf 1958 tot en met 1970 en dat Journalism Quarterly en Library Quarterly slechts gedeeltelijk zijn opgenomen. De tijdschriften die niet of slechts gedeeltelijk zijn opgenomen, hebben wij aan ons apparaat toegevoegd.
Een belangrijke aanvulling op ons apparaat leverde de Journal of Educational | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 271]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Research met de jaarlijks terugkerende overzichten van het onderzoek op het gebied van lezen SummariesGa naar eind(15). In deze overzichten is ook het leesbaarheidsonderzoek opgenomen. Bovendien bevatten ze bibliografieën. Vanzelfsprekend maakt het ‘sneeuwbaleffect’ deel uit van ons apparaat, dat wil zeggen de gevonden literatuur is weer bron voor nieuwe literatuur, enzovoorts. Ons apparaat bestaat dus uit:
Met behulp van het zo door ons geconstrueerde apparaat vonden we ongeveer 300 amerikaanse titels van publikaties op gebied van de ease of understanding van 1958 tot en met 1970. Het sneeuwbaleffect zou waarschijnlijk groter zijn geweest als alle door ons gevonden publikaties bereikbaar waren. Onder bereikbaar dient in dit geval te worden verstaan: aanwezig in tijdschriften die opgenomen zijn in de Universiteitsbibliotheek van Amsterdam, of door deze op korte termijn beschikbaar gemaakt konden worden. De tijdschriften van het apparaat die voorzien zijn van een asterix, waren niet bereikbaar.
Onbereikbaar waren ook een aantal tijdschriften die wij door het sneeuwbaleffect vonden. Door de gelukkige omstandigheid dat een van de auteurs enige tijd in Amerika verbleef, kon hij via het apparaat gevonden artikelen uit enkele van deze tijdschriften fotokopiëren, waardoor ze weer bron werden voor nieuwe artikelen. Deze fotokopieën bevinden zich in de bibliotheek van de vrije studierichting taalbeheersing van de Universiteit van Amsterdam.
Genoemde 300 amerikaanse titels vormen samen met een aantal titels uit 1971, andere buitenlandse en nederlandse publikaties een alfabetische, systematische bibliografie.
Om na te gaan of er sprake is van een kwantitatieve impasse in het leesbaarheidsonderzoek, hebben we het aantal publikaties per jaar vanaf 1920 tot en met 1970 in een histogram uitgezet (zie figuur 1). Hierin hebben | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 272]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
we de publikaties die het resultaat zijn van ons literatuuronderzoek gearceerd. Bij de telling zijn slechts amerikaanse publikaties betrokken. De enige niet-amerikaanse artikelen uit Klare's bibliografie, de nummers 331, 332 en 334 zijn niet meegeteld. Uit het histogram kunnen we aflezen dat de door Knegtmans genoemde bloeiperiode de periode is van 1947 tot en met 1954. Verder is af te lezen dat na deze bloeiperiode het aantal publi-katies per jaar wel wat afneemt (vandaar bloeiperiode), maar niet blijft afnemen. Het leesbaarheidsonderzoek is kwantitatief geen aflopende zaak. Zelfs als we de periode van 1960 tot en met 1970 vergelijken met de periode van 1945 tot en met 1955 waarin de bloeiperiode valt, kunnen we niet tot een kwantitatieve impasse concluderen. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 273]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Tabel 1Lijst van belangrijke tijdschriften vóór 1958.
Criterium voor belangrijkheid: aantal artikelen per tijdschrift groter of gelijk aan 5.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 274]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
FlGUUR 1. HISTOGRAM VAN HET AANTAL PUBLIKATIES PER JAAR TUSSEN 1920 EN 1972
|
|