Spektator. Jaargang 1
(1971-1972)– [tijdschrift] Spektator. Tijdschrift voor Neerlandistiek– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Droomlot1[regelnummer]
Jetoonde me vannacht de kamers weer;
2[regelnummer]
geheel dezelfde. 't Werd de eerste keer
3[regelnummer]
dat ik ze zag van duizend malen meer.
4[regelnummer]
Jij was toen nog mevrouw en ik meneer.
5[regelnummer]
We stonden waar we later zouden leven.
6[regelnummer]
Er was nog niets over ons heen geweven.
7[regelnummer]
Zo is het tussen ons een tijd gebleven
8[regelnummer]
en daarna kwam je voornaam op een keer.
9[regelnummer]
In deze doodsslaap heb ik terug gekund
10[regelnummer]
door andere adressen voor te geven
11[regelnummer]
en weg te gaan eer ik ontwaken zou.
12[regelnummer]
Dan was ik nu misschien handelsagent
13[regelnummer]
of bij mijn vader op het dorp gebleven
14[regelnummer]
en trouwde later een gewone vrouw.
15[regelnummer]
Maar nu ik wakker ben is om het even
16[regelnummer]
wat op die drempel wankelde en wou
17[regelnummer]
en heeft het noodlot mij geen stap gegund.
G. Achterberg
Uit: Cryptogamen 4, p.81
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
W. Voskuilen
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
werd de eerste keer van duizend malen meer dat ik de kamers zag. Er staat niet dat het de eerste keer wás dat de ik de kamers zag: het de eerste keer zien van de kamers blijft de eerste keer. Als van een volgende keer zien van de kamers gezegd wordt dat het de eerste keer werd, dan staat er: het zien van de kamers vannacht werd (was als) het zien van de kamers toen. ‘Toen’ in de zin ‘jij was toen nog mevrouw en ik meneer’ is het moment dat het de eerste keer was dat de toegesprokene de ik de kamers toonde. Op een tijdslijn aangegeven:
Vooruit lopend op wat verderop in de tekst te kennen wordt gegeven staat er:
Het zich de droom van vannacht herinneren en het zich de situatie van toen herinneren, het dromen en het weten, fuseren. De droom is: je toonde me vannacht de kamers. We stonden daar. Het weten: Ik spreek nu ik wakker ben over dat wat ik weet. Het woord ‘nog’ bijvoorbeeld impliceert dat de ik weet dat het meneer en mevrouw zijn niet zo is gebleven.
Het tijdsverloop te kennen gegeven door ‘een tijd’ en ‘daarna’ in de regels 7 en 8 kan op een tijdslijn als volgt worden voorgesteld: De kennis die de lezer in regel 1 werd onthouden ten aanzien van de kamers wordt meegedeeld in de relatieve zin: (de kamers) waar we later zouden leven. Er staat niet ‘wonen’. ‘Leven’ voegt aan ‘wonen’ een kwaliteit of intensiteit toe die wordt geëxpliciteerd met de regels 6 en 8: op een moment kwam je voornaam en vanaf een moment is er iets over ons heen geweven.
Het actief van de passieve zin ‘Er was nog niets over ons heen geweven’ lijkt mij te zijn: er had zich nog niets over ons heen geweven. Het logisch subject is niet een levend (menselijk) wezen maar een weef-gebeuren dat zich buiten toedoen van de ik en de jij voltrokken heeft. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ook in de zin ‘En daarna kwam je voornaam op een keer’ wordt de actief handelende persoon niet genoemd. De betekenis van komen is hier dezelfde als in de zin ‘En toen kwam Jantje op een keer’, gezegd door ouders van vier kinderen die er maar drie wilden hebben. De geboorte van Jantje heeft zich weliswaar niet buiten hun toedoen voltrokken maar is hun overkomenGa naar eind(3). Het verloop van gebeurtenissen voor vannacht, zoals in de twee kwatrijnen vermeld, wordt bepaald door het fatum, een onafwendbare macht die in deze tekst het noodlot wordt genoemd en die de ik geen stap heeft gegund.
De derde strofe begint met de zin ‘In deze doodsslaap heb ik terug gekund.’ Ik beschouw deze zin als de diepst liggende zin van het gedicht en zal er daarom uitvoerig op ingaan.
De zin ‘Ik kan terug’ is meerduidig. In één lezing is het mogelijk deze zin aan te vullen met een werkwoord van beweging en een voorzetselconstituent:
Het perfectum van deze zinnen is:
en de voorzetselconstituent is een bepaling van richting.
De andere lezing van de zin ‘Ik kan terug’ laat geen bepaling van richting maar wel van tijd toe:
Het perfectum van deze zinnen is nu:
In de eerste lezing is er sprake van het werkwoord kunnen + infinitief, in de tweede lezing van het werkwoord terug + kunnen.
In de zin ‘In deze doodsslaap heb ik terug gekund’ is sprake van het werkwoord terug + kunnen en kan ‘in deze doodsslaap’ niet een bepaling van richting zijn. In het Engels moet dit ‘in’ vertaald worden met ‘in’ en niet met ‘into’.
In een omschrijving van de betekenis van terug + kunnen komt het werkwoord kunnen + infinitief weer voor:
Omdat tot de betekenis van terug + kunnen zowel behoort van iets afzien als kunnen moet aan beide werkwoorden aandacht besteed worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De zin ‘Ik zie er van af’ impliceert dat de spreker het voornemen heeft iets te doen, met name het aangaan van een verbintenis of het nakomen van een belofte. In de tekst is dat voornemen: het aangaan van de verbintenis: huren van een kamer of kamers. Dit leid ik af uit het feit dat er kamers getoond worden, dat degene aan wie de kamers getoond worden, doet alsof hij nog andere adressen heeft, dat er tijdens het tonen van de kamers sprake is van een meneer/mevrouw-relatie en tenslotte dat deze relatie later overgaat in een je/jou-relatie waar ze elkaar bij de voornaam noemen en later in de kamers zullen leven.
Het werkwoord ‘tonen’ betekent: maken (veroorzaken) dat iemand iets kan bekijken, gevraagd of ongevraagd. Het lijkt mij dat het tonen van de kamers toen gevraagd gebeurde maar vannacht ongevraagd. Ik kom hier later nog op terug.
Tot de betekenis van ‘terug + kunnen’ behoort uiteraard ook het werkwoord ‘kunnen’. Voor een meer uitvoerige analyse van dit werkwoord verwijs ik naar een artikel van G.E. BooijGa naar eind(4). Booij kent aan de zin ‘Hij kan zwemmen’ de volgende betekenissen toe:
De betekenis van de zin ‘In deze doodsslaap heb ik terug gekund’ is:
van het huren van de kamers af te zienGa naar eind(5).
‘In deze doodsslaap’ is zoals gezegd een temporele bepaling. Volgens VerkuylGa naar eind(6) geven temporele bepalingen met aanwijzende voornaam woorden precies de periode aan waarvan sprake is en lijkt het perfectum bovendien | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||
meer de uniciteit van een gebeuren aan te geven dan het imperfectum. Als dit juist is, krijgt de droom van vannacht: ‘Je toonde me de kamers.’ We stonden daar.’ de kwalificatie doodsslaap.
De interpretatie van de zin zou dan kunnen zijn: vannacht tijdens deze doodsslaap is het mij toegestaan te doen alsof ik andere adressen had en ben ik in de gelegenheid geweest weg te gaan eer ik ontwaken zou. De stap die het noodlot de ik overdag niet gunt, gunt het droomlot hem 's nachts wel.
De vierde strofe die begint met de zin ‘Dan was ik nu misschien handelsagent’ impliceert dat de ik nu wellicht handelsagent zou zijn als het noodlot hem toen had toegestaan van het huren van kamers af te zien.
Hij is niet handelsagent en niet bij zijn vader op het dorp gebleven en waarschijnlijk daar met een gewone vrouw, dat wil zeggen met een-vrouw-van-een-dorp die in zijn wereld paste, getrouwd. Het ligt niet voor de hand aan te nemen dat hij een kamer huurt in het dorp waar zijn vader woont. Het is een kamer in de stad, het afscheid van het dorp.
In deze tekst verzet zich niets tegen de interpretatie dat de ik met de toegesprokene al of niet cryptogaam is getrouwd en dat die hem vannacht in een droom - deze doodsslaap - ongevraagd de kamers weer heeft getoond. Ik kan niet beoordelen of kennis van biografische gegevens van de dichter de interpretatie van dit gedicht niet eerder in de weg staat, het gedicht te feitelijk maakt en mogelijke interpretaties blokkeert.
In tegenstelling tot vannacht is nu de ik wakker is (vandaag) om het even wat op die drempel wankelde en wou. Die drempel kan de drempel van de kamers noemen. Er staat dan: het is om het even wat, mij bevindend op de drempel van de kamers toen, wankelde en wou.
Het lijkt me ook mogelijk die drempel te interpreteren als het moment waarop het besluit genomen werd de kamers te huren of niet te huren. Iets wankelde. Het noodlot? Het subject van wou, is het subject van wankelde. Is dit het willen van: De Bijbel wou het, hoewel het object in de tekst ontbreekt? |
|