't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Vorige Volgende [pagina 194] [p. 194] Ach verherde Herderin, Stemme: Schoonste Nimphje van, &c. ACh verherde Herderin, Die mijn Min, Niet en acht, jae schijnt te gecken, Met al’t geen mijn ziel u doet, Dies hy moet, Wt sijn oude wooningh trecken. 2 Is u harde Vorst Metael, Of van stael, Op-gesmeet van Vulcaens hande, Of u poesselicke vleys, Kout als Ys, Dat van hette niet kan branden. [pagina 195] [p. 195] 3 Zijt ghy dan alleen Goddin, Die de min Soeckt te haten buyten reden? Of is uwe wensch mijn doodt? Laet u schoot Zijn mijn graf, ick ben te vreden? 4 Soo sal mijn verliefde hert, In sijn smert, Nae druckx-lijdingh troostingh vinde, Mits mijn doodt ghenieten mocht, ‘t Gheen ick socht, Aen die geen die ick beminde. P. V. Goor. Lust baert Wijsheydt. Vorige Volgende