't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Vorige Volgende [pagina 192] [p. 192] Rosemondi mijn Vooghdesse, Stemme: Rosemont die lagh, &c. Die mijn ziel in boeyens hout. Segh wanneer sult ghy weer-lesse, (In het groen begraesde wout,) ‘t Geen mijn ziel eertijds genoot, Als ghy my u lipjens boodt? 2 Als wy naer de elsse boomen, Langhs het water-kantjen heen, (Daer de soete waters stroomen) Met ons Beydtjes gingen treen, Daer sich geen Zatir verstout, Te vertoonen in het Wout. [pagina 193] [p. 193] 3 Sal de tijdt niet eens weer komen, Dat ick u schaer-laken rock, ‘t Wijl ghy soet lach in uw droomen, Ghingh op-lichten, (doch uyt jock,) Daer ghy eerst wat quaedt om waert, Doch de twist was haest gespaert? 4 ’k Hoop, en wensch soo langh te leven, Dat ick Rosemondes mont, Sal soo menigh kusje geven, Als mijn ziel eerst vreughden vont, In ‘t om-helsen mijns Goddin, Tot voldoeningh van de Min. P. V. Goor. Lust baert Wijsheyt. Vorige Volgende