't Eerste Deel, van Sparens Vreughden-Bron(1643)–Anoniem Sparens Vreughden-Bron– AuteursrechtvrijUytstortende Ueel Nieuwe als Singens waerdighe Deuntjens Vorige Volgende [pagina 152] [p. 152] Pastorel. Cloris, Stem: Poliphemus, &c. ALderwaertse Herderinne, Dien ick minne, Boven veelen, in het wout: Wilt verhooren mijne klachte, Met aendachte, Die ick u stort menichfout. 2 Op dat ick eens mach verwerve, Voor ick sterve, Vwe gunst, soo ‘k die ben waerd: Want het immers niet is mogelick, En gedogelick, Soo te leven hier op aerd. 3 En te meer als ick gedencke, Hoe ginck schencke, [pagina 153] [p. 153] Philis aen Cefalus Trouw. Die nu t’saem in vreugde leve, Naer ‘t Godt geve, En ick noch in groote rouw. 4 Daerom wilt u toch erbarmen, En ontfarmen Over my, en al mijn Vee, Datmen om my droef hoort blaten, En siet haten, Claver dat hun leven dee. Vorige Volgende