Exempel van een Soudaensdochter
(1904)–Anoniem Exempel van een Soudaensdochter– Auteursrecht onbekend
[pagina 46]
| |
1. Bibliographie.A. Delft, Frans Sonderdanck, z.j. (waarschijnlijk begin der 16de eeuw). [Blaadje] Een suuerlijc || exmpel hoe dat Jesus een hey- || densche maghet een sou- || daens dochter wech || leyde/ wt haren || lande || [Houtsnede: Jezus verschijnt als tuinman aan Maria Magdalena. Aan weerskanten twee strepen van ornamentjes.] In klein-8o, 8 bladen, ongepagineerd. Merkletters A ij. [A viij]. Op alle bladzijden 20 regels. Gothische letter. Geen custoden. Fo [A j] ro titelblad, vo MEn leest datter was een heiden || enz. [A viij] vo een weduwe mochte zijn ende dat loon || enz.; onderaan: ¶ Gheprent tot Delft bi mi Frans || Sonderdanck besiden die oude kercke || Geen houtsnede dan die op den titel. | |
[pagina 47]
| |
Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage.
B. Leiden, Peeter Jansoon, z.j. (eerste helft der 16de eeuw). Een suuerlic exempel hoe dat || iesus een heydensche maget een soudaens || dochter wech leyde wt haren lande. || [Houtsnede: als in A, doch afwijkend van teekening en grooter van afmeting.] In klein-8o, 8 bladen, ongepagineerd; zonder merkletters of custoden. Op alle bladzijden 20 regels. Gothische letter. Fo [A j] ro titelblad, vo MEn leest datter was een heiden || enz. [A viij] vo een weduwe mochte sijn ende dat loon || enz.; onderaan: Gheprent tot Leyden Bij mi || Peeter Jan soon. || Geen houtsnede dan die op den titel. Een exemplaar berust in de Universiteitsbibliotheek te Gent.
C. Amsterdam, Doen Pietersoon, z.j. (waarschijnlijk tusschen 1518 en 1532). Een suyverlijck Exempel, Hoe dat Iesus een Heydensche Maeghd, een Soudaens dochter wechleyde uyt haren Lande, gedruckt, of geprent te Amsterdam, aen de oude zijde, by Doen Pietersoon. | |
[pagina 48]
| |
Aldus (met blijkbaar onnauwkeurig weergegeven spelling) vermeld in: J. Lydius, Den Roomschen Uylen-spiegel 650. Van dezen druk is geen exemplaar bekend.
D. Amsterdam, Willem Jacobszoon, in Engelenburch, z.j. (waarschijnlijk midden der 16de eeuw). ¶ Een suuerlijck || exempel hoe dat Jesus een hey- || densche maghet een soudaens || dochter wech leyde/ wt ha- || ren lande. || (.?.) || [Houtsnede: als in A, doch jonger en iets kleiner; hier Jesus rechts en Maria links. Aan de zijkanten en onderaan eene geornamenteerde lijst.] In klein-8o, 8 bladen, ongepagineerd. Merkletters A ij [A viij]. Op alle bladzijden 21 regels. Gothische letter. Geen custoden. Fo [A j] ro titelblad, vo MEn leest datter was een heyden- || enz. [A viij] ro si deuotelic gehouden wort/ ende doen dat || enz. vo houtsnede: de Engelenburg (zie: Moes, Amsterd. Boekdrukkers I, 49; zonder het onderste stuk en de letters D.P. van dit vroeger door Doen Pietersoon gebruikte merk) || Geprent tot Aem- || stelredam/ aen dye oude side in sint || Annen straet/ bi mi Willem Ja- || cobzoon/ wonende in || Engelenburch. || | |
[pagina 49]
| |
Geen houtsnede dan die op den titel. Een exemplaar berust in de Koninklijke Bibliotheek te 's Gravenhage.
E. Antwerpen, Jan van Ghelen, z.j. (tweede helft der 16de eeuw). ¶ Een suyuerlick || exempel hoe Jhesus een Heydensche || maecht eens Soudaens dochter || wech leyde wt haren || lande. || [Houtsnede: kopie van die in A op dezelfde grootte. Aan weerszijden een geornamenteerde kolom en van onderen eene geornamenteerde lijst.] In klein-8o, 8 bladen, ongepagineerd. Merkletters A ij [A viij]. Op alle bladzijden 20 regels. Gothische letter. Geen custoden. Fo [A j] ro titelblad, vo MEn leest datter was een heyden || enz. [A viij] vo vdienen mocht. Desen heyligen vader || enz.; onderaan: AMEN || Gheprint Tantwerpen/ op die Lom- || baerde veste/ inden witten Hasen- || wint bi Jan van Ghelen. || Geen houtsnede dan die op den titel. Een exemplaar berust in de Universiteitsbibliotheek te Gent. | |
[pagina 50]
| |
2. De onderlinge verhouding van de verschillende drukken.De vier drukken die ons van dit eertijds stellig zeer populaire volksboekje elk in één exemplaar zijn bewaard gebleven zijn ten nauwste aan elkaar verwant. A en B zijn blijkbaar de oudste der vier, maar ik was niet in staat uit te maken welk van deze beide het eerst is gedrukt. De inhoud komt woordelijk overeen en de verdeeling van den tekst over de bladzijden is geheel dezelfde. Beide zullen dus zijn nagedrukt naar hetzelfde voorbeeld. De letter van B is antieker, maar in de interpunctie en in sommige andere opzichten schijnt A dichter bij het oorspronkelijke te staan. Een paar woorden die in A zijn uitgevallen konden op grond van B E of B D E worden ingevoegd (zie blz. 4 en 8). Eveneens staan in B enkele drukfouten (4, 5 ontbr. si (voor gaf); 5, 18 ontbr. si; 9, 5 ontbr. dat). Opmerkelijke afwijkende lezingen komen niet voor: in B leest men blz. 3, 17 ontellike; 4, 23 duerbaren; 8, 12 mi nv in. D is ongetwijfeld een herdruk van C, doch daar deze druk verloren is gegaan, weten wij niet in hoeverre beide uitgaven op elkaar geleken. D is | |
[pagina 51]
| |
wat den inhoud betreft geheel gelijk aan A; alleen wijkt de spelling af, die meer gemoderniseerd is (b.v.: de voor die, bloemen voor blomen, maer voor mer, enz.). Doordat in D op elke bladzijde 21 (in plaats van 20) regels staan, is de verdeeling van den tekst over de bladzijden anders geworden. Op elken regel staan echter dezelfde woorden als in A en B tot en met fo [A vij] vo, reg. 8 (=in A de laatste regel van het voorlaatste blad); vandaar af is de tekst wat compresser gezet om op fo [A viij] ro te kunnen eindigen. E is, zooals het titelblad bewijst, gevolgd naar A of een daaraan gelijke uitgave, doch de verdeeling der woorden over de regels is alleen op de eerste bladzijde dezelfde. Ook in den tekst zijn op vele plaatsen kleine wijzigingen aangebracht; ik deel er hier enkele van mede om te doen blijken op welke wijze veranderd werd. Zoo leest men op blz. 2, 3 wandelen; 2, 21 beminde; 2, 22 si dat niet; 3, 9 liefsten; 3, 24 verwaende; 4, 19 cierlijc; 5, 3 noyt so; 5, 19 h. een seer groot wonder te w.; 7, 10 yuoren; 7, 15 niet; 8, 4 belouet; 9, 11 het eerste ende ontbr.; 10, 10 vlg. wereltlijcke; 10, 18 vlg. ende ... wesen ontbr. Dikwijls ook zijn woorden omgezet of zinnen gewijzigd, als op blz. 2, 12 maer si en hadde daer aen geen kennisse; 2, 18 Doen vraechde si wie, enz. |
|