van drie
staten die sij in haer meyninghe hadde ghehouden. ende dancte den abt
vriendelijc der trouwen ende der minnen die hij haer hadde bewesen. ende sij
voer in die bliscap des hemels daer ons versamen moet Ihesus Cristus coninc der
gloriën ende die brugom der reynder meechden Amen
De overige drie teksten (Marialegenden, no. ccxxi, cccxxvi en cccxliv) geven eene andere, en
waarschijnlijk oudere redactie van het verhaal, die echter nauw verwant is. Hier
ontbreekt het later aan de eigenlijke legende toegevoegde verhaal hoe de
soudaansdochter leeft in den maagdelijken, echtelijken en weduwlijken staat en
daarom met drie kronen gekroond wordt. Doch ook wordt hier gemist de inleiding
van de legende, waarin sprake is van den bloemenmaker, hoewel dit toch denkelijk
tot de oorspronkelijke redactie behoort.
Wat van de twee het oudste is: het prozaverhaal of wel het lied van de
Soudaansdochter, valt niet met zekerheid uit te maken. Dat het lied niet
ontleend is aan een der ons bekende prozateksten, kan men besluiten uit het
afwijken van het begin of het slot. Het is echter zeer goed mogelijk dat er eene
redactie van het verhaal heeft bestaan die geheel overeenkomt met den inhoud van
het lied,