Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: God is onse toevlucht.Singt met aendacht. Iesus des Soons Syrach,
Heeft thien stucken verheven,Ga naar margenoota
Ga naar margenootb Eerst als een man vreucht mach,
Aen sijn kinders beleven,
Ga naar margenootc Wie daer siet sneven,
| |
[pagina 646]
| |
Sijn vyanden benout,
Ga naar margenootd Wel hem die heeft ghetrout,
(Van God ghegheven)
Een wijs verstandich, vroet,
Ga naar margenoot+ Want tis een gave goet.
2Ga naar margenoote Die oock gheen schaed en doet,
Ga naar margenoot+ Met sijn spreken expeerdich,
Ga naar margenootf Wie niet dienen en moet,
Ga naar margenoot+ Haer, die dat zijn onweerdich,
Ga naar margenootg Wel hem die veerdich,
Heeft een ghetrouwe vrient,
die hem ter noot wel dient,
Ga naar margenooth Wel die volheerdich
Is cloeck, oock die Gods woort
Leert, daerment gheerne hoort.
3 Och (seght hy dan noch voort)
Ga naar margenooti Hoe groot is oock den wijsen,
Maer die God vreest accoort,
Is boven al te prijsen,
Niemant te rijsen,
En is boven hem siet,
Ga naar margenootk Want gheen dinck isser met,
Na sijn advijsen,
Dat in so hooghen graet,
Als de vreese Gods staet.
4 De vreese Gods die gaet,
Boven al so t'mach blijcken,
Wie daer in vroech en laet,
Vast blijft sonder afwijcken,
Ga naar margenootl By wien ghelijcken,
| |
[pagina 647]
| |
Salmen sulck een vroom Helt,
Vorsten hooghe ghestelt,
Over de rijcken,
die en zijn al niet vry
In eeren ghelijck by.
5 Maer siet toe vrienden ghy,
Ga naar margenootm dat u vreese Gods gheene
Gheveynstheyt doch en zy,
Elck dat van herten meene,
Want die alleene
Staet, na der menschen roem,
End niet en meynet vroom,
Met ernst reene,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootn den sulcken en wort daer
door veel te ergher, maer
6Ga naar margenooto De Enghel Gods eerbaer,
Als eenen Legher crachtich,
Is altijt rontom haer,
die God vreesen eendrachtich,
Oock is waerachtich,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootp dat die den Heere vreest,
heeft sijnen rechten gheest,
End is deelachtich.
Ga naar margenootq den Heere tot een groot
Toeverlaet in den noot,
7Ga naar margenootr De Heere sal hem bloot
den besten wegh beraden,
de wijsheyt sal met broot,
des verstants hem versaden.
End uyt ghenaden,Ga naar margenoots
| |
[pagina 648]
| |
Hem laven seer planteyt,
Met t'water der wijsheyt,
Ga naar margenoott Niet en sal schaden,
Hem der hitten verdriet,
Die des middaechs gheschiet.
8Ga naar margenootu Summa yet beters niet,
Dan Gods vreese betrachten,
En oock niet soeters siet,
Dan op Gods ghebodt achten,
Ga naar margenootx Want sy verwachten
Al dit God vreesen fijn,
Sijn eyghendom te zijn,
Ga naar margenooty Houdt in ghedachten,
Aller leeringhe slot,
Vreest Godt houdt sijn ghebodt,
|
|