Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vader ons in Hemelrijck.Singt met aendacht. Vader in der eeuwicheyt,
Na u heb ick seer langh ghebeyt,
Comt my te hulp o God mijn Heere,
Versterckt my doch want ick ben teer,
Gheeft my u woort recht te verstaen,
In gheender noot wilt my afgaen,
2 Ick bid u Heer met gantscher macht,
Wilt my bewaren dach ende nacht,
Voor desen boosen vyant quaet,
Ga naar margenoota Die als een Leeuw rontom my gaet,
Ga naar margenootb Behoedt my door alle valschen schijn,
O Heer wilt doch mijn leytsman zijn,
3 Verbeyt niet langh o Heere soet,
Om my te troosten u doch spoet,
Ga naar margenootc Mijn Vleesch is swack ende seer cranck,
O Heer vordert doch mijnen ganck,
| |
[pagina 624]
| |
Dat ick u paden recht mach treen,
Daer heb ick u Heer om ghebeen.
4Ga naar margenootd Ick ben seer cranck en daer toe broos,
Van my selfs heb ick niet goets altoos,
Dus doet my Heer, doch nu bystant,
V liefde in mijn herte plant,
Heer stuert my op de rechte baen,
Met uwen Gheest wilt my versaen,Ga naar margenoot+
5Ga naar margenoote Wijst my u weghen Heere goet,
Leert my u paden met der spoet,
Leyt my in uwer waerheyt claer,
Dat bid ick u Hemelsche Vaer,
Om uwes naems wille o Heer,
Ga naar margenootf Zijt mijn misdaet ghenadich seer.
6Ga naar margenootg Mijn sonden zijn seer meenichvult,
Ga naar margenooth O Heer vergheeft doch mijne schult,
Ga naar margenooti Alleen heb ghesondicht hoort,
Ga naar margenoot+ Voor u, Vader weest niet verstoort
Ga naar margenootk Och Heer mijn God en straft my niet,
Ga naar margenoot+ Al met u gramschap van my vliet.
7Ga naar margenootl Ydelheyt ende leugens sy,
Ga naar margenoot+ Heer laet die verre zijn van my,
Armoed noch Rijckdom gheeft my niet,
Ga naar margenootm Met nu ghenade my begiet,
Laet alle gheveynstheyt van my vlien,
Ga naar margenootn Laet uwen wil in my gheschien.
8 O Heer maeckt my doch bequaem,
Ga naar margenooto Tot een lidt aen uwen lichaem,
Ga naar margenoot+ Een steen van uwen tempel net,
Ga naar margenootp Dat ick hier toe mach zijn gheset
| |
[pagina 625]
| |
Ga naar margenootq Een ranck Heer van u wijngaert soet,
Dat ick in liefden groeyen moet.
9 O Prince God u moet lof zijn,
Ga naar margenootr Reynicht t'hert ende nieren mijn,
Ga naar margenoots Besprenckt my Heer met Isoop schoon,
Ontfanckt my in des Hemels troon,
Ga naar margenoott O God ghy die alleen zijt groot,
Geeft my sterckeyt tot in den doot.
|
|