Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse, Als de aeckeren rijpen.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Al die den Heere vreesen,
Ga naar margenootb Wensch ick Gods gratie fijn,
Een vernedert hert gepresen,
Om Christus gelijck te wesen,
Ga naar margenootc En een vroom strijder te zijn,
2 Een liet voor u te dichten,
Hebt ghy vrienden begeert,
Ga naar margenootd Om yegelijck te stichten,
| |
[pagina 589]
| |
die Heere wil u verlichten,Ga naar margenoote
Ga naar margenootf Legt af wat u deert,
3Ga naar margenootg Hier moet ghestreden wesen,
Ga naar margenooth En vant quaey afgestaen,
Ga naar margenooti Want smenschen hert hoort desen,
Boos is also wy lesen,
Enddat van der jonckheyt aen,
4Ga naar margenootk Tot strijden hem te setten,
Sonder vleesch end bloet beraet
Ga naar margenootl Ons wachten van besmetten,
Ga naar margenootm Wie salt ons connen beletten,
Ist dat yeder na tgoede staet.
5Ga naar margenootn Wilt vromelijck strijden,
Ga naar margenooto End t'harnas Gods aendoen,
Ga naar margenootp Tquade altoos vermijden,
Ga naar margenootq Wel doen en Christum belijden
End ons tot deuchden spoen,
6 Wy moeten niet betalen,
Al onse verloopen schult,
Den voorleden dach niet weerhalen,
Maer overgeven t'een male
Ga naar margenootr End bidden neerstich om gedult
7Ga naar margenoots Laet ons oock niet versuymen,
Gods genaed die hy ons biet,Ga naar margenoott
Ga naar margenootu Maer verlaten swerelts Costuymen,
Ga naar margenootx Ons herte te rechte ruymen,
Ga naar margenooty Dat de Heere ons niet en vliet,
8Ga naar margenootz En laet ons niet vertragen,
Ga naar margenoota Te keeren totten Heer
Ga naar margenootb sonder vertreck van dach te daghen,
| |
[pagina 590]
| |
Ga naar margenootc Wy soudent ons beclaghen,
Ga naar margenoot+ Maer waecken sonder sloffen meer.
9Ga naar margenootd Oock alle die noch slapen,
Ga naar margenoot+ Ontwaken op vander doot,
Ga naar margenoote Op dat God ons met sijn schapen
Ga naar margenoot+ Verlicht den sin wilt rapen,
Om te ontgaen de helsche noot.
10Ga naar margenootf Gedenct hoe dat wy stonden,
Eer dat wy waren verlicht,
Gheen rust der sielen vanden,
Maer vreese door de sonden,
Ga naar margenoot+ God ist die ons geeft t'gesicht.
11 So wie dat is ghecomen
Tot verstant end leven begeert,
Ga naar margenoot+ Moet verlaten den wegh cromme,
Ga naar margenoot+ T'goede doen sonder tsien omme
Ga naar margenooth Strijdende met s'Geestes sweert,
12 Gelijck dan hier te voren
Ga naar margenoot+ Van strijden wat is gheseyt,
Ga naar margenooti Moet elck strijder zijn herboren,
Ga naar margenootk Wt water end Geest wilt hooren,
Ga naar margenoot+ End so tot t'rijcke Gods geleyt.
13 Anders stater te verwachten,
Ga naar margenootl Die pijne vant eewich vyer
Dus na de herboorte wilt trachten,
T'eewighe boven tijtlijcke achten,
Ga naar margenoot+ Aen nemen t'nieuwe leven hier,
14Ga naar margenootm Want alle die hier verrijsen,
Ga naar margenoot+ Met Christo in dit dal,
Ga naar margenootn In haer lichaem God prijsen,
| |
[pagina 591]
| |
Sullen by hem logijsen,
Ga naar margenooto In vreucht die eewich dueren sal.
15 In danck wilt dit ontfangen,
Al is mijn wijsheyt cleyn,Ga naar margenootp
De Heer stuer al onse ganghen,
Dat wy na hem verlanghen,
Ga naar margenootq Want hy is onsen verlosser alleyn.
|
|