Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Broeders end susters en vreest doch niet.Singt met aendacht. Ick roepe uyt luyder kele,
Ga naar margenoota Tot u o Heer mijn sonden zijn vele,
| |
[pagina 586]
| |
Sy vallen my so swaerGa naar margenootb
Ga naar margenootc Als ickse voor u vee heele,
So sterf ick onder haet.
2Ga naar margenootd Sy gaen mijn hooft te boven
Gelijck den roock gaet boven den oven,
Sy zijn een duyster swerck,
Laet doncker mist zijn verschoven,
Ga naar margenoote O clare Sonne sterck.
3Ga naar margenootf Wast my van mijne sonden,
Op dat ick reyn mach sijn bevonden,
Ga naar margenootg Met Isop reynicht my,
Ga naar margenooth Geneest mijn stinckende wonden,
Ga naar margenoot+ So wort mijn siele bly.
4 Ick roepe met bitter pijne
Ga naar margenooti Tot u, mijner sielen medecijne,
Ga naar margenootk Helpt my uyt dit ellent
Laeft my met uwen claren wijne,
Ga naar margenootl Want ghy mijn crancheyt kent.
5 Wilt my doch honger geven
Om t'eten op dat ick mach leven
Ga naar margenootm Van u o Hdemels broot,
Ga naar margenootn V heylighe woort verheven.
Bevrijt my van den doot.
6 Wilt my oock dorstich maken,
Ga naar margenooto Op dat ick twater mach smaken,
Ga naar margenootp Wt des levens fonteyn,
Ga naar margenootq Met lust daer na vyerich haken,
Ga naar margenoot+ Om versaet te worden pleyn.
7 O Heere wilt ons recht leyden,
Ga naar margenootr Wy zijn die schaepkens uwer weyden,
| |
[pagina 587]
| |
Ga naar margenoots Ghy zijt ons herder fijn,
Wilt ons daer toe bereyden
Dat wy uws weerdich zijn.Ga naar margenoott
8 Ghy zijt die rechte deure
Ga naar margenootv Mijn sterckte end vaste meure
Ga naar margenootx Mijn schilt die my bevryt,
Laet my doch sterckheyt gebeuren
In desen quaden tijt.Ga naar margenootz
9Ga naar margenooty Ghy zijt mijn vreucht mijn leven
Ga naar margenoota Mijn steenrots end vaste borch verheven,
Ga naar margenootb Mijn eewich fondament,
Ga naar margenootc Ghy hebt my van vrees en beven,
Bevryt en om gewent,
10Ga naar margenootd Ghy zijt een fonteynader
Ga naar margenooteWaer door wy comen tot den Vader,
Ga naar margenootfGhy zijt ons voorghegaen,
Bewaert ons allegader,
Ga naar margenootg Op uwe rechte baen.
11Ga naar margenooth Ghy zijt die morgen Sterre
V claerheyt licht so verre
Ga naar margenooti Daer door ben ick verlicht,
Ick lach in duysterheyt verre
Doen gaeft ghy my t'gesicht.
12Ga naar margenootk Mijn advocaet bequame
Ga naar margenootl Ick roep den Vader an door uwen name
Ga naar margenootm Ghy zijt ons middelaer
Ga naar margenootn Bewaert my arm eensame,
Ga naar margenooto Ick beken mijn sonden swaer.
13 Ick roepe vroech ende spade,
Om barmherticheyt troost end genade
| |
[pagina 588]
| |
Ga naar margenootp Van uwen ghenaden stoel,
Bewaert my o Heer van den quaden
Bevrijt my van den poel,
14 Wilt mijn voorspraeck wesen,
Ga naar margenootq Door u is de versoening gheresen,
Ga naar margenoot+ End door u dierbaer bloet,
Ga naar margenoots Zijn onse qualen ghenesen,
Ga naar margenoott Door uwe liefde gaet,
15Ga naar margenootu Wy waren uwe vyanden,
Ga naar margenootx maer ghy hebt ons verlost uyt sdoots banden
Ga naar margenooty End uws Vaders wil volbracht,
Bewaert ons hier voor schanden,
Ga naar margenootz Want ghy hebt ons hier ghecocht,
16 Prince God aenhoort ons beden,
Ga naar margenoota Ghy zijt ons hooft wy zijn u swacke leden
Ga naar margenootb Ghy zijt ons potbacker fijn,
Ga naar margenootc Ghy weet na Davids reden,
Wat maecksel dat wy zijn.
|
|