Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse van den 118. Psalm. Dancket den Heer seer hooch, etc. oft: Swinters Somers even groen.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota O God Almachtich Vader ghepresen
Wilt my bystaen in desen noot
Dat ick hier na u kint mach wesen
Ga naar margenootb Verlost my van de tweede doot,
Sterckt my o God tot aller nae.
Dat bid' ick u uyt liefden soet,
Bewaert my Heer in u woort puere,
Al soudt my costen vleesch en bloet.
2Ga naar margenootc Vleesch en bloet moetmen hier versaken,
T'cruys opnemen van herten goet,
Ga naar margenootd End nieuwers op gheen onschult maken,
Maer volghen Christus vol ootmoet,
Want wie ghenoot sijn onschult dede,
Mochten t'avontmael smaken niet.
Ga naar margenoote Hierom lieve vriendekens mede
Laet ons gheen onschult maken yet.
3 Maer maken ons met hert en sinnen
| |
[pagina 509]
| |
[B]ereyt met t'rechte Bruylofs cleet,Ga naar margenootf
[D]at wy so ten avontmael binnen,
[C]omen en recht wel zijn bereet,
Want de Heere sal in persoone,
[S]yn knechten comen oversien,
[Di]e haer bereyt hebben ten loone
[d]'ander sal hy van hen doen vlien
4 Daer weenen end knersen der tanden
Wert, dus siet toe wie dat ghy zijt,Ga naar margenootg
Des Heeren dach is haest voorhanden,
[E]n hy sal comen seer subijt,Ga naar margenooth
Dus wilt vyerich bidden en waken,
Op dat hy u dan niet en vint,Ga naar margenooti
[..]en van die hier haer onschult maken,
[W]ant ghy soudt niet wesen sijn kint.Ga naar margenootk
5 Hier om laet ons nu alte samen,
[L]even na des Heeren ghebodt,Ga naar margenootl
Op dat wy moghen naer betamen,
[V]an hem vercrijghen t'beste lot,
[A]ls hy nu wederom sal keeren,
Om rekenen en looven recht,
[D]at wy niet comen in verseeren
[M]et den schalcken en traghen knecht,
6 Dus vriendekens wilt u bereyden,
[M]et lampen, oly, ende licht,
V met gherechticheyt becleyden,Ga naar margenootm
Aflegghen al wat niet en sticht,Ga naar margenootn
[D]en bruydegom sy ons beminden,
[S]al binnen leyden tot sijn bruytGa naar margenooto
Alleen die hy bereyt sal vinden,
| |
[pagina 510]
| |
D'ander eylaes blijven daer uyt.
7 Daerom verlaet de sond' onreyne,
Ga naar margenootp Als dronckenschap en hoerery,
En oock nijdicheyt int ghemeyne,
Ga naar margenoot+ En alle groote hooverdy
Ga naar margenootq Want al die daer in zijn bevonden,
Ga naar margenoot+ En worden niet van Gods ghetal,
Hierom menschen laet of van sonden,
Of ghy comt in groot ongheval.
8Ga naar margenootr Oock alle leughenaers vol blame,
Ga naar margenoot+ Met de toovenaers in conroot,
Worden gheworpen onbequame
Hier namaels in de tweede doot,
Ga naar margenoots Ten zy dat sy van herten bekeeren
Ga naar margenoot+ En verlaten haer sonden boos,
En wandelen na t'woort des Heeren,
God salse verlaten altoos.
9Ga naar margenoott Maer de ootmoedighe verheven,
Ga naar margenoot+ Die worden hier naer al verblijt,
Die haer niet meer tot boosheyt gheven,
Die sullen al na desen tijt,
Verblijden by Christum den Heere,
Ga naar margenootu Als hy hem openbaren sal,
Dan worden sy verheven seere,
En sullen zijn van Gods ghetal,
10 Die oock rechte liefde bewijsen,
Ga naar margenoot+ Int gheloove dat God behaecht,
Sullen ter salicheyt verrijsen,
Ga naar margenootx Ons vriendekens van herten draecht
De liefde, wilt u neerstich haesten,
| |
[pagina 511]
| |
Tot God met alle u ghemoet,
Ga naar margenootz En als u selven uwen naesten,
Hebt altijts lief wat men u doet.
11 Neemt in dancke mijn simpel dichten,
Dat bid' ick u uyt liefden reyn,
Tis om mijnen naesten te stichten,
Op datsy souden alghemeyn,
Verlaten haer sondich hantieren,
En leven na des Heeren woort.
Schuwende alle quade manieren,
Volghen hem nu van herten voort.
12 Oorlof hier mede wil eynden,
Mijn slecht ghedicht en cleyn vermaen,
Wilt my doch groeten de bekenden,
Ghedenckt my die hier sit ghevaen
In al uwe ghebeden vyerich,
Want wy vinden gheschreven staen,
Ga naar margenoota Dats' veel vermoghen goedertierich,
Alsse met ernste zijn ghedaen.
|
|