Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrijop de wijse: Looft en verblijdt in s'Heeren werck.Singt met aendacht. Gods kinderen ghy meucht wel sijn verheucht,Ga naar margenoota
Als ghy Gods beloften te recht insiet,Ga naar margenoot+
V is bereyt een eeuwighe vreucht,Ga naar margenoot+
Al die met Christus lijden druck en verdriet,Ga naar margenoot+
O vrienden en verachtet niet,
Ga naar margenootb Alst u gheschiet, om Christus leere
Ghy sult verblijden seere,
Van den Heer, ontfanghen een heerlijc rijckGa naar margenoot+
Ga naar margenootc End hem worden ghelijck,
Ga naar margenootd Ist dat ghy tot den eynde, blijft sonder afwijck.
2 Die getrouwe blijven totter doot,
Ga naar margenoote Die sullen al besitten, so de Schriftuer ontvint,
Ga naar margenootf En eten verborghen Hemels broot,
| |
[pagina 430]
| |
Och willet wel bedincken vrienden bemint
Want wie dat altemale verwint,
Als liefde kint sal wesen,
Van God hooghe ghepresen,
By desen, gedect hoe ghy sult wesen geloont
Also Esoras was ghetoont
Ga naar margenootg Op den berch van Zyon daer sult ghy zijn gecroont.
3 Groot is den loon diet overdinckt,
Die God sijn volck sal geven in eeuwigheyt
En sullen als de sonne blinckt
Ga naar margenooth Blincken also ons de schriftuere seyt,
In het rijcke twelck haer is bereyt,
Ga naar margenooti En zijn ghecleyt met witte zijde,
En sullen wesen blijde
Ga naar margenootk T'allen tijde blincken als vonckskens int riet
En verlost sijn van verdriet,
Ga naar margenootl En met vreuchden singhen dat soete nieu liet.
4Ga naar margenootm Dan sal vol lachens, sijn haren mont,
Als sy sullen aenschouwen haer blijschap schoon
En sullen wesen ter selver stont,
Ga naar margenootn Ghelijck Gods Enghels puer in s'Hemels throon
Och denckt altijt op desen loon,
Als sy u d'oon, seer schandich,
Maer strijdt altijt vayliandich
Die volstandich, blijven tot den endt
Die sullen blincken jent,
Ga naar margenooto Gelijck die sterren claer in des Hemels firmament
5 Dan sullen sy wesen ten dien saysoon
Ga naar margenootp Gelijck de Cederboomen die lustich staen,
En maken des Heeren voorhof graen,
| |
[pagina 431]
| |
Ga naar margenootq Als mestcalveren sult ghy wesen en nemen
Ghy sult uyt en inne gaen,
Niet en mach u schaen, des doots verseren,
Ga naar margenootr Ghy sult eeuwich triumpheren
Regeeren, met Christo op sijnen stoel,Ga naar margenoot+
Die sal u na mijn ghevoel, (van haren boel.
Ga naar margenoots Ontfangen, als een boerinne ontfangen wort
6 Hoe souden wy moghen zijn bevreest,
Als wy overdencken ons bruydegoms deucht
Ga naar margenoott Hoe hy tot sijnen Bruylofts feest,
Sal dienen al sijn vrienden met grooter vreucht
Och lief hoe sult ghy zijn verheucht,
Als ghy meucht ionstich hooren
Ga naar margenootu Comt hier mijn uytvercooren,
Mijn tresooren, besie die door u zijn bereyt
Al van der eeuwicheyt,
Ga naar margenootw Dan suldy vrolijc lachen al ist dat ghy nu schreyt
7 T'lam sal afwasschen u tranen soet,
En lieflijck leyden aen die fonteyn,
Om dat ghy u cleederkens al in sijn bloet,
Ghewassen hebt uyt grooter liefden reyn,Ga naar margenootx
Ga naar margenooty Dan sullen de gheteeckende ghemeyn,
Groot en cleyn, veel vruecht oorbooren,
Gheenen druck en comt daer te vooren,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootz Noyt oore en hoorde, noyt ooghe en sach
Noch in noyt herte en lachGa naar margenoot+
De vreucht die God sal geven in desen blijden dach.
8 Desen vlijden dach vrienden die naeckt,
Ga naar margenoota Voor die recht leeren treden den engen padtGa naar margenoot+
Voor welcken padt datmen gheraeckt,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 432]
| |
Ga naar margenootb In die autentijcke schoone vercierde stadt,
Ga naar margenootc Die den Enghel metter maten mat
Ga naar margenootd Costelijcke schat, is de muragie,
Ga naar margenoot+ Sy is schoon van cieragie,
Ga naar margenoote Met coragie, over de meurem springt,
Ga naar margenoot+ Op des lams goeden dinckt,
Die ghy sult ghenieten, als God u daer inne bringt,
9 Oorlof notabel compagnie
Ga naar margenootf Volcht t'geloofs hertoge als trouwen helt,
En dincket op de schoone melodie,
Als ghy moet lijden druck en ghewelt,
Ga naar margenootg Die hayren uws hoofts zijn al ghetelt,
Wordy ghequelt, t'sal omme draeyen,
Ga naar margenooth Al sietmen u schandelijck saeyen,
Int maeyen//sal datmen schandelijck sien,
Heerlijck zijn, ende nieu
Ga naar margenoot+ Oorlof reyn uytvercooren, hiermede seg ick adieu.
|
|