Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Wilhelmus van Nassouwen: Oft, Salich is hy bedeghen. Oft den 128. Psalm. Salich is hy bevonden.Singt met aendacht. Al schijnt menich verlaten
Van den Heere te zijn
Langhe tijt boven maten,
In noot, druck, oft ghepijn,
Ga naar margenoota God can so fijn, vertroosten,
Noyt beter toeverlaet,
Al gaet het schier ten boosten,
Hy gheeft uytcomst en raet.
2 Raet Abraham heeft vonden
By den Heere, doen hy,
| |
[pagina 419]
| |
Ga naar margenootb In Canaan was ghesonden
Wt Mesopotanij,
Hy was oock vry, wel seere,
Beproeft in sijn gemoet,
Ga naar margenootc Hy gheloofde den Heere,
Int eynde wast al goet.Ga naar margenoot+
3 Int eynd' ist wel ghevarenGa naar margenoot+
Met Iacob die onsachtGa naar margenoot+
By laban twintich jaren,
Ga naar margenootd Diende dach ende nacht
Versmacht, schier van der hitten
En van de vorst subijt,
Ga naar margenoote In lijdtsaemheyt besitten
Moetmen sijn ziel altijt.Ga naar margenoot+
4Ga naar margenootf Altijt Ioseph betroude
Op den Heere ghewis,Ga naar margenoot+
Die sijn verdriet aenschoude
In die ghevanckenis,
Hy is om sijn verblijden
Een groot Heere ghenoemt,
Ga naar margenootg Men moet al vele lijden,
Eermen ter eeren comt,
5 Eere, gheluck en vrede
Is int eynde gheschiet,
Ga naar margenooth Caleb, Iosua mede,
Al door volherden siet,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooti Verdriet, lijden en smerte,
Leedt Iob met groot ghedult,Ga naar margenoot+
Met troost en vreucht sijn herteGa naar margenoot+
Heeft God namaels vervult.Ga naar margenoot+
| |
[pagina 420]
| |
Ga naar margenootk Naemaels vervult met vreuchden,
Wert David openbaer,
Die den tijt sijner jeuchden
Ga naar margenootl Was een schaepherder, maer
Wert daer naer, eenen Coningh
Maer hy hadde veel strijdt,
Ga naar margenootm Eer hy ghecreech de wooningh,
Tot Zyon met jolijt.
7 Tot Zyon op dat schoone
Hooghe verheven slot
Ga naar margenootn Davids rijck ende croone
Bevesticht wert van Godt,
Ga naar margenooto Dus wie hier tot den ende
Blijft in s'Heeren bevel,
Ga naar margenoot+ Die wort met s'Heeren bende,
Ga naar margenoot+ Salich na dit ghequel.
8Ga naar margenootp Ghequel heeft oock geleden,
Hanna in s'herten gront,
Sy heeft stille ghebeden,
Ely sach haren mont
Terstont, hy dese vrouwe
Heeft ghehouden voor dronck,
God ghenas hare rouwe
Ga naar margenootq Met eenen Sone jonck.
9 Ionck ende out veel zielen
Ga naar margenootr Treurden met groot gheclach,
Die Haman te vernielen
Al meend' op eenen dach,
Men sach hoe hy noch moste
Ga naar margenoots Sterven schandighe doot,
| |
[pagina 421]
| |
Maer de Heere verloste
Ga naar margenoott Sijn volck uyt alle noot.
10Ga naar margenootv Noot van hongher was binnen
In Samaria, so dat
Ga naar margenootw Een Moeder wreet van sinnen
Haer kint doode ende at
Maer de stadt creech by hoopen,
Ga naar margenootx Spiese met haesticheyt
De Syriers ginghen loopen
Die haer hadden beleyt.
11 Beleyt was oock seer crachtichGa naar margenooty
Ierusalem ontstelt
Hondert vijf ende tachtich
Duysent mannen ghetelt,
Ga naar margenootz Int velt worden verslaghen
Van den Enghel, maer cranckst
Vloot om sijn lijf t'ontdraghen,
Senacharib met anckst.
12 Ancxst, noot, droefheyt, en treuren
Ga naar margenoota Was in Bethulia,
Maer God liet haer ghebeuren
Ga naar margenootb Sijnen troost uyt ghena,
Ga naar margenootc Sara, ende den ouden
Tobias vry van scha,
Ga naar margenootd Sijn vertroost, en behoudens
Ghelijck oock Susanna.Ga naar margenoote
13 Susanna van de boeven
Beloghen zijnde swaer
Quam in een groot bedroeven
Haer suyver herte claer,
| |
[pagina 422]
| |
Maer om haer te bevrijden,
God Daniel verkoos,
Ga naar margenootf Hy can sijn volck verblijden,
Alst meest schijnt troosteloos.
14Ga naar margenootg Troosteloos aes der dieren
Scheen dat Daniel was,
Ga naar margenooth Maer uyt des kuyls duwieren,
Quam hy seer wel te pas,
Ionas, oock Gods vermoghen,
Ga naar margenooti En goetheyt wel bevant,
Zijnd uyt den visch ghespoghen,
En in behouder hant.
15 In behouder hant quamen
Ga naar margenootk De jonghelingen drie
Wt den oven te samen
En uyt de tyranny,
Oock die van alle canten
Waren in groot ghetal,
Ga naar margenootl Om van de Elephanten,
Te zijn vertreden al.
16 Al schijnen hier vertredden,
De vrome onder den voet,
Ga naar margenootm Haer zielen ende leden,
Zijn in Gods handen soet,
Den moet sy niet verlooren
Gheven, maer spreken danck
Gode, die int becoren
Haer gheeft eenen uytganck.
16 Eenen uytganck verleende
In Asia de Heer,
| |
[pagina 423]
| |
Als Paulus niet en meende,
Ga naar margenootn Langher te leven meer,
So seer boven sijn crachten,
Beswaert zijnd' in verdriet,
Ga naar margenooto Dus die den Heer verwachten,
Te schand' en comen niet.
18 Niet en quamen tot schanden,
De Apostelen vroet,
Ga naar margenootp In kerckers en in banden,
Hadden blijde ghemoet,
Ga naar margenootq Want goet, haer consciency.
En wandel was voor God,
Vrienden laet ons intencyGa naar margenoot+
Hier toe strecken voort slot.
19Ga naar margenootr Slot is dat God ten fijne
Die quade menschen wreedt,
Tot de eeuwighe pijne
Wel te bewaren weet,
Maer van leet en ghequelle,
Sijn volck sal maecken vry,
Tzy men, wijf, jonck gheselle,
Dochter wie dat het zy.
|
|