Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijOp de wijse: Geeft my te drincken na mijnen dorst.
Ga naar margenoota Ioannes sprack met woorden soet,
Ga naar margenoot+ So in Mattheo drie staet geschreven:
Ga naar margenoot+ Gaet doet oprechte vruchten der boet,
Ga naar margenootb Die tot sijn doopsel quamen gedreven,
Ga naar margenoot+ Ia Christus selve dat hooft verheven,
Sprack hier beneven, verstaet wel my,
Doet boet en betering in u leven,
Ga naar margenootc Want t'rijcke Gods is seer na by.
Ga naar margenoot+ 2 En vertreckt met te worden vroom,
Ga naar margenootd Stellet niet uyt van jare te jaren,
Ga naar margenoote Maer siet hoe Christus den vijgheboom,
Die schoone stont verciert met blaren,
Ga naar margenoot+ Om datter gheen vruchten op en waren,
Ga naar margenootf Na Schrifts verclaren, heeft hem vervloect,
Ga naar margenoot+ Siet toe, end wacht u voor sulck beswaren,
Dat hy ter ontijt u niet besoeckt.
3 Den bijl is aenden boom gestelt,
| |
[pagina 385]
| |
Ga naar margenootg Gaet ons Ioannes oock ghewaghen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenooth end wort ter schanden neder ghevelt,
Die in goet doen altijts vertraghen,
Ga naar margenooti Sy sullen t'noch jammerlijck verlaghen
t'Eewighen daghen in swaer dangier,
Ga naar margenootk Boomen, die geen goe vruchten en dragen,
Die zijn ghecondemneert int vyer.
4Ga naar margenootl Daer den boom valt, t'zy suyt oft noort
Waer hy valt daer sal hy ligghen moeten,
Ga naar margenootm End als hy light, na des Heeren woort,
En is daer gheenen tijt meer der voeten,
Ga naar margenootn Doet eenen rechten loop met uwen voeten,
T'sal u versoeten voor God hier na,
En laet de werelt in haer sonden vroeten,
Ga naar margenooto En treckt met Loth uyt Sodoma.
5 Wilt ghy met Iosua en Caleb fijn,
Ga naar margenootp Verlaten al Pharaos tresooren,
Ga naar margenootq So moet ghy staen in de woestijn,
Teghen u vyanden achter en vooren,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootr V eygen vleeschs lust moet ghy versmooren,
Gods stemme hooren, seer vaylliant,Ga naar margenoots
End als een kint dan nieus herbooren,Ga naar margenoott
Om comen int beloofde lant.
6Ga naar margenootv Wilt ghy den engen wegh treden schoon,
Ga naar margenootx Om in de nieuwe stadt te gheraken,
Ga naar margenooty Ghy moet u aertsche leden doon,
Ga naar margenootz Wilt ghy u wooninghe daer in maken,
Ga naar margenoota De vrucht des Geests moet ghy oock smaken,
In goede saken ghewillich zijn,
Ga naar margenootb V eyghen leven moet ghy versaecken,
| |
[pagina 386]
| |
Ga naar margenootc Voor God en baet gheen heylich schijn.
7Ga naar margenootd En bedriecht doch u selven niet,
Ga naar margenoote Wilt alle heylighe schijnen mijden,
Ga naar margenootf Neemt exempel aen Sichem, siet,
Die hem om Dina liet besnijden,
Ga naar margenootg Maer t'smerte hem in corten tijden.
Ga naar margenooth Hy quam in lijden, en doots tempeest,
De Heere sal u wel bevrijden:
Ga naar margenooti Indien ghy hem van herten vreest.
8 Meenet van herten, end met der daet,
Ga naar margenootk Of ghy soudt u selven onteeren,
Want wat hevet dien vrient ghebaet,
Ga naar margenoot+ Die daer in quam sonder Bruylofts cleeren,
Ga naar margenootl Hier meuchdy goet exempel leeren,
Ga naar margenootm In swaer verseeren, is hy ghedaelt,
Die onboetveerdich int huys des Heeren
Ga naar margenootn Comen, die worden also betaelt.
Ga naar margenoot+ 9 Maer af te laten van sonden quaet,
Dat is voor God schoon offerhandt,
Ga naar margenooto Doet neersticheyt, na Paulus can,
Recht op u knijen end u traghe handen,
Dat ghy met t'oncruyt tot uwer schanden
Niet en moet branden, dus wilt toesien,
Een eeuwich weenen, knerssen der tanden,
Ga naar margenoot+ Dat sal den quaden hier naer gheschien.
10Ga naar margenootp Prince, u niet als de werelt stelt
Ga naar margenootq Verandert u door nieuwe sinnen,
Ga naar margenootr Al wort ghy hier int vleesch ghequelt,
Met eenen slegde gheduerich van binnen,
Om wel voleynden des loops beginnen,
| |
[pagina 387]
| |
Ga naar margenoots Moetmen uyt minnen, Christum gaen
Ga naar margenoott Die werelt, vleesch, duyvel, verwinnen,
Ga naar margenootu Sullen die eewighe croon ontfaen.
|
|