Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Vader ons in hemelrijcSingt met aendacht. Vader God van grootert waert,
Ga naar margenoota Ghy die den Hemel ende aert
Door uwe machte hebt ghewracht
Een wonderlijcke stercke cracht,
Ga naar margenootb Een vaste fondament gheleyt,
Op den water wijt uyt ghespreyt.Ga naar margenoot+
2Ga naar margenootc Ghy die waert van eeuwigher tijt,
In den begin ghy gheweest zijt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootd End blijvende tot eeuwicheyt,
Ga naar margenoote Vwen naem is wijt uytghebreyt,
Ga naar margenootf Sonder eynd, jae sonder begin,
Zijt ghy gheweest, so ick bevin.Ga naar margenoot+
3 Daer toe zijn wy gheworden siet,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootg Door uwe handt ghemaeckt van niet,
Van der aerde mede van slijckGa naar margenoot+
Ga naar margenooth Gras en groen cruyt zijn wy ghelijck
Als een bloeme des velts nu bloeyt,
En door den wint werde verstroeyt.
4 Ghy weet o Heer, hoe cleyn wy zijnGa naar margenoot+
Ga naar margenooti Van crachte voor u aenschijn,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootk Ons vlees dat is gheneghen boosGa naar margenoot+
Tot quaetheyt willich en seer loos,Ga naar margenoot+
| |
[pagina 388]
| |
Ga naar margenoot+ Ende en hebben van ons niet
Goet te doen, Ia te dincken, siet.
5Ga naar margenootm Dus vlied' ick tot u Heere soet
Ga naar margenootn Ghy die zijt wesentlijcke goet,
Ga naar margenooto Gheneghen om te vergheven.
Ga naar margenootp Een Vader des lichts verheven,
Ga naar margenootq Sonder u is gheen salicheyt
Ga naar margenootr Want ghy zijt wegh, leven, waerheyt.
6 Ick bidde u met Salomon
Ga naar margenoots Om gheen lanck leven noch rijckdom
Niet om mijnder vyanden doot,
Maer dat ick door u ghenaed bloot,
Mach bekennen wat u wil zy,
Ga naar margenoott End een ghehoorsaem hert daer by.
7Ga naar margenootu Want ick bemin u wecg met vliet
Door u ghenade op ons siet,
Ga naar margenootx O Heere my uwe wet verclaert,
Ons doch in u leere bewaert,
Ga naar margenooty So dat ick uyt u woort mach saen
Meer vrucht als uyt de werelt ontfaen.
8Ga naar margenootz Dat ick u lof Heer mach condt doen
Ga naar margenoota End oock uwe woorden behoen,
Die nemmermeer vergheten sijn,
Ga naar margenootb Want het woorden des levens zijn,
Ga naar margenootc Waer door de ziele wert ghevoet,
Ga naar margenootd Heere op u padt bewaert mijn voet.
Ga naar margenoote 9 Neycht my o Heere tot u ghebodt,
Ga naar margenootf Ghy die zijt een levendich God,
Ga naar margenootg My levendich maeckt op u padt,
Ga naar margenooth Toont my doch u verborghen schadt,
| |
[pagina 389]
| |
Ga naar margenooti Want uwen wegh behaghet my
Ga naar margenootk Maeckt my doch los van sonden vry,
10Ga naar margenootl O Heer van wiens ghenade goet
Alle het aertrijck overvloet,
Ga naar margenootm Leert my nu doen dat u behaecht,
Ga naar margenootn Stelt doch u woort den onvertsaecht
Dat sy my uwer vreesen, Heer,
Vermanen om te houden seer.
11 V woort is een keers mijner treen,
Een licht van mijne paden reen,Ga naar margenooto
Ga naar margenootp Leert my onderhouden u woort,
Dat ick door u cracht met accoort,Ga naar margenoot+
Sonder ontsien haeste my snel,
12 Op dat ick by den goeden fijn
Door uwe cracht mach staende zijn,
Ga naar margenootq Want ghy zijt Heere mijn erfdeel
Ga naar margenootr Ick hebbe voorghenomen heelGa naar margenoot+
Van herten om te wandelen hier
Na u woort end na u manier.
|
|