Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Alst begint.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Vader ons in Hemelrijck,
Daer is geen Vader uws gelijck,
Ga naar margenoot+ Men vint op aerden niet een man,
Die sulcke gaven geven can,
Als ghy u kinders geeft gewis,
| |
[pagina 353]
| |
Aldie op u betrouwen fris.
2 Wat meuchden dencken, Heer bemint,
Ick heet u vader als een kint,
En siet doch niet mijn stoutheyt in,
Ga naar margenootb Want ick doch niet eens weerdich bin,
Te zijn u Soon oft kint bequaem
Oft te voeren een sulcken naem.
3 Lof noch kints eer en hoort my niet,Ga naar margenootc
Noch oock te heten u kint siet,
Want ick dus langh u goeden al
Hebbe verteert met Babel mal,
Dus ben ick niet meer u soon, och,
Maer kent my voor een huerlinck doch
4Ga naar margenootd End ick heb my met verckens draf
Langhe vervult, en met vuyl caf,
Ga naar margenoote Met valsch suerdeech en Duyvels leer,
Dwelck my versade nemmermeer,Ga naar margenoot+
End altoos seer mijns vaders faemGa naar margenoot+
Ghelastert, end sijn heylich naem.
5 Och weenen, huylen mach ick wel,
Dat ick gheweest heb dus rebel,
Ga naar margenootf Vader ick heb ghesondicht swaer,
Voor u end in den Hemel claer,
Ick bidd' u vader t'allen tijen,
Wilt my doch voor u knecht aensien.
6 Wat danck sal ick dees vader doen,
Hy neemt my aen met een kints soen,
Ga naar margenootg Met een trourinck hy my ontfangt,
Een bruylofts cleet hy my aenhangt,
Sijn Lam liet hy voor my doorstaen,
| |
[pagina 354]
| |
End voor sijn kint neemt hy my aen.
7 Eer, lof en prijs soud' ick dan niet
V gheven, als een goet kint siet,
Want ghy my met kints goet vervult,
End hebt my vergheven mijn schult,
Soud' ick nu sulcks verswijghen plaen
Ga naar margenooth De steenen mochten roepen gaen.
Mijne Vaders lof prijs ende eer
Wil ick verswijghen nemmermeer
Ga naar margenooti Wat int hert is de mont uyt gheeft
Een vat gheeft uyt sulck alst in heeft,
Ga naar margenoot+ Hoe can een vloet bedwinghen hem,
Als sy eerst loopt sonder ghetem.
9Ga naar margenootk Ick noem u vader als een kint,
Ga naar margenoot+ Want ghy my een goet vader vint,
Al ben ick niet meer dan een knecht,
Ghy gheeft meer dan my toecomt recht,
Ghy vader gheeft my een kints loon,
Al ben ick sulcx niet weerdich schoon.
10 Ick dencke dickwils vader mijn
Op de groote ghenade dijn,
Dat ghy ons so lief hebt ghehadt,
Ga naar margenootl En toont u verborghen schat,
D'welck de werelt verborghen is,
Dat gheeft ghy ons te kennen fris.
11 Ghegheven can ick nemmermeer
V prijs ghenoech, mijn God mijn Heer,
Ick lach dorstich end hongherich kranck,
Nu heb ick spijs ghenoech en dranck,
Ghy doet mijn ooghen op ghewis.
| |
[pagina 355]
| |
Nu sie ick t'licht uyt duysternis.
12 Mijn God waert niet een leelijck dinck
Dat ick u daer verswijghen ginck,
De voghels end de dierkens kranck,
Loven u al met lof ghesanck,
Hoe soude u niet loven fris,
Die met verstant gheschapen is
13 Vader mijn hert dat leyt ghewont,
Om dat mijn mont niet can doen condt,
V goetheyt, die ghy in my prent,
Can ick voorwaer niet doen bekent,
V daer niet uyt te spreken is,
Met Engelsche tonghen ghewis.
14 Mijn mont en can niet doen al condt
Dat ghy mt gheeft ins herten gront
Ghy stort my dick sulck blijschap in,
Ick weet van vreucht niet waer ick bin,
V liefde heeft my heel door wont,
Ga naar margenootm Mijn ziel dorst na u t'allen stont.
15 Heer Prins, God, Vader uwe eer,
Can ick volprijsen nemmermeer,
Och of de werelt ware condt,
Ons liefde, begheerte end gront
Ende smaeckten oock Gods gheest fijn,
Sy souden gheen vervolghers zijn.
|
|