Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrij
[pagina 338]
| |
Na de wijse: O Christen broeders jent.Singt met aendacht. O God, mijn Schipper jent,
Ga naar margenoota V gheest doch in my sent,
Tot troost in dit ellent,
Ga naar margenootb Mijn vleesch en mijn natuer,
Die maken, my so suer,
Mijn lusten menichfout.
Hebben mijn gheest benout,
O Heer, u gratie, op my dout.
2 O God gebenedijt,
Ga naar margenootc My doch ghenadich zijt,
Ga naar margenootd Van t'quade my doch bevrijdt,
Ga naar margenoote Die nu hier om my gaen,
Om mijn siel doot te slaen,
Ga naar margenootf O Heer, van crachten groot,
Helpt my nu strijden bloot,
Ga naar margenootg Dat ick verwin in deser noot.
Ga naar margenooth 3 O Heer schept doch in my,
Ga naar margenoot+ Een herte reyn ende vry,
Een vroome geest daer by,
Ga naar margenooti Een sterck geloof bequaem,
Om belijden u naem,
Ga naar margenoot+ Al voor de menschen quaet,
Ga naar margenootk Daer ons tegen te strijden staet,
Ga naar margenootl Weest, o Heer, ons Advocaet.
| |
[pagina 339]
| |
4 O Heer, wilt my bystaen,Ga naar margenootm
Dat ick al sonder waen,Ga naar margenootn
V paden na mach gaen,Ga naar margenoot+
Daer ghy my hebt in gheleyt,Ga naar margenooto
Eens menschen voetstap breyt,Ga naar margenootp
O Heer, doet my bystant,Ga naar margenootq
En bewaert my van schant,
Gheleydt my mety u hant.Ga naar margenootr
5 O Heer, maeckt my bequaem,Ga naar margenoot+
Een lidt aen v lichaem,Ga naar margenoot+
Daer ghy thooft af zijt eersaem,Ga naar margenoots
Een steen uws tempels wijdt,Ga naar margenoott
Daer ghy de hoecksteen af zijt,Ga naar margenootu
Gheeft dat ick zy gheent,Ga naar margenoot+
Aen uwen wijngaert jent,Ga naar margenootx
Daer ghy de stam af bent.Ga naar margenooty
6 O Hemelsche MedecijnGa naar margenootz
Mijn ziel moet loven dijn,
De daghen des levens mijn,Ga naar margenoota
Syon sijn lof verbreet,
Die met schoonheyt cleet,Ga naar margenoot+
Hy is alleen de Heer//Ga naar margenoot+
Want sonder hem geen meerGa naar margenootb
Hem alleen hoort lof en eer.
7 Wie soude sulck een Hert,Ga naar margenoot+
Niet loven, prijsen seer,Ga naar margenoot+
Die ons laet nemmermeer,Ga naar margenootc
Mach een moeder haer kintGa naar margenootd
Vergheten, twelck sy mint:
Al waert dat sy't oock dee,Ga naar margenoote
| |
[pagina 340]
| |
So wil hy na sijn zee,
Ons gheven sijnen vree.
Ga naar margenootf O Zyon weest verblijdt,
Dat ghy verheven zijt
Ga naar margenootg Boven alle berghen wijt,
Ga naar margenoot+ Boven alle boomen schoon,
Hebt ghy Syon de croon,
Ga naar margenooth Daerom spreect de Coninc dijn,
Ga naar margenooti Die u raeckt Syon fijn
Raect den ooch appel van mijn,
Siet welck een lieflijck Heer,
Hebt ghy, o Syon teer,
Die u gaf sulck een eer,
Doen ghy daer laecht versmacht
Ga naar margenootk En niemant uws bedacht,
Ga naar margenootl So is hy onsteken gheweest,
Met barmherticheyt meest,
En sandt u sijnen gheest.
Die dit liedt heeft ghestelt,
Wt liefden heeft hy't vertelt,
Met tvleesch was hy ghequelt,
O God zijn gheest doch stijft,
Dat hy volstandich blijft
Al tot den eynde fijn,
Ga naar margenootm So mach hy salich zijn,
Dats sijn begeert, o Heer van dijn.
|
|