Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa die wijse: Die na sint Iacob wandelen wil.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Die wil na dat nieuwe Ierusalem
Die stae vroech op, en make hem,
Al op de rechte strate
Ga naar margenootb Hy neme waer des Heeren stem
So en comt hy niet te late.
Ga naar margenoot+ 2 Verduldich en lijdtsaem in druc en pijn
Moet hy, en van sonden wel gebetert zijn
Ga naar margenootc Al worden wy hier versteecken,
Want bleven wy in swerelts schijn
So mocht ons Gods ghenade gebreken.
3 Daer leyt eenen wech inder woestijne lant
Ga naar margenootd Daer zijn wy pelgrims so qualijck in becant
Van berghen en van dalen,
Broeders, die willen na Canaan playsant
T'vleesch lusten sullen ons falen.
Ga naar margenoote 4 Eerst comen wy door dat roode meyr,
Ga naar margenootf Daer volcht ons Pharao met sijn heyr,
Wy en weten waer henen glieden,
Wy en hebben pantsier, sweert noch geweyr
Maer totten Heere moeten wy vlieden.
5 Als wy door twater zijn in de wildernis
| |
[pagina 285]
| |
Dan gebreect ons spijse och Heere dat isGa naar margenootg
V woort, daer moeten wy by levenGa naar margenooth
En daer toe een recht geloove ghewisGa naar margenoot+
Wilt ons Heere dat altijts geven.
6 Wy moeten oock, door RaphidinGa naar margenooti
Gebreect ons dan water, so wil ons geven in
Dijnen Geest ons te vermaken
Ga naar margenootk Wy moeten voor de woestijne zijn
Souden wy voor by Amelec geraken.
7 Van daer onder den berch SWyna
Ga naar margenootn Daer crijghen wyde leere door sijn gena
Die machmen niet overtreden
Noch te Paran en Kades bernia
Niet volghen Israels zeden.
8 Moeten wy dan weder te rugghe crom,Ga naar margenooto
So wandelen wy om t'geberchte EdomGa naar margenootq
daer mach van Amelec niet overblijvenGa naar margenootp
maer vromelijcken strijden, tegen de Coninc SyhomGa naar margenootr
ons wachten van buytenlantsche wijvenGa naar margenoots
9 Dan comen wy over de beke ArnonGa naar margenoott
Soo eest om een cleyn wijlken te doen
Wy en mogen voor de Iordaen niet flouwen
maer Iericho innemen, als vroome Ridders coen
Dan is t'gheloove behouwen.
10 Broeders, susters, verstaet de meyning welGa naar margenootu
Ende neemt een exempel aen Israel,Ga naar margenootx
Tis tot onser leeringe geschreven.Ga naar margenooty
Want die doen Gode waren rebelGa naar margenootz
Zijn in de wildernisse gebleven.Ga naar margenoota
Dit dit liedeken heeft ghestelt.Ga naar margenootb
| |
[pagina 286]
| |
Was mede door dat roode meyr getelt,
Hy hevet dus moeten singhen
Wilde God hy quaem voor Iericho int velt,
Dat hem dat mocht gelingen.
|
|