Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wijse: Een aerdich trommelaerken sonder deucht.
Ga naar margenoota Ghebenedijt, o mijn ziel altijt den Heer,
Looft hem, o alle mijn inwendicheyt,
Ga naar margenootb Prijst hem met blijde lof sangen altijt meer.
Ga naar margenootc Die u in sijn weeghen leyt,
Door sijn ghenadicheyt,Ga naar margenootd
Ga naar margenoote Sijn beloften toe seyt.
Sijn beloften toe seyt.Ga naar margenootf
2 Maer groot o mijn ziele, den Heere uwen Godt,
Ga naar margenootg Die u uyt Egypten, tot Zyon heeft geleyt
Ga naar margenooth Die u leyt tot Christo, van Babels Herders
In Israels groene weydt,Ga naar margenooti
Van Babels dorre heydt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootk O ziel sijn lof verbreydt.
3 Hoe soude ghy, o ziel, niet loven sulcken HeerGa naar margenootl
Die u van den doot tot den leven heeft gebrochtGa naar margenoot+
Ga naar margenootm Die u gheleyt heeft door dat roode Meyr
Ga naar margenootn Doen ghy swaelde, wedersocht
Met sijnen bloedt ghecochtGa naar margenoot+
Ga naar margenooto Doen Pharao u bevocht.
4 Looft onsen God met Mose o mijn ziel,Ga naar margenoot+
Die u tot sijn heylighe wooninghe heeft gebracht,
| |
[pagina 232]
| |
Ga naar margenootp Die Pharao met ros ende wagens overviel
Ga naar margenoot+ Int rood' Meyr om wierp met cracht
Doen hy vervolchde onsacht,
Ga naar margenoot+ Dat Israels gheslacht.
5Ga naar margenootq Mijn ziel loofr den Heewr al u leven lanc,
Ga naar margenootr Looft hem met harpen ende met snaren spel,
Ga naar margenoots De heylighden in Zyon loven hem met sanc
Ga naar margenoot+ Oock ghy borghers Israel,
Ga naar margenoott Want int helsche ghequel,
Ga naar margenoot+ Hem niemant loven sel.
6 Looft desen God o ghy herders van Zyon
Ga naar margenootv Looft hem, o alle sijn knecten groot en cleyn
Ga naar margenootx Looft hem o alle sijn hantwercken schoonGa naar margenooty Principael o Zoon greyn,
Ga naar margenootz Ghy zijt Gods bruyt alleyn,
Ga naar margenoota O cleyn vergaderingh'reyn
Ga naar margenootb 7 O God u lof is u ghemeynte alleen,
Ga naar margenootc Ten is niet schoon in der sondaren mondt,
Ga naar margenootd V woort is alleen in Ierusalem reen,
Ga naar margenoot+ V wet nieu in Zyon vondt,
Ga naar margenoote Quijtscheldinghe van sond',
Ga naar margenootf Als men van t'quaet af stondt.
Ga naar margenootg 8 Wie soude alsulcken God niet loven vro.
Ga naar margenoot+ Die Daniel verlost heeft uyt den leeuwen mont
Ga naar margenooth Die met Sydrach, Mysach, en Abdenago
Ga naar margenooti In den gloeyenden oven stondt,
Ga naar margenoot+ Dat de vlamme haer niet verslondt,
Ga naar margenootk Gheen vyant men aen hae vondt.
9 Prijst God o Ierusalem en Zyon teer,
Ga naar margenootl Die u deuren vast met grendelen bewaert
| |
[pagina 233]
| |
Die u mueren opbout, die daer laghen neer,Ga naar margenootm
Ga naar margenootn Die den verstroyden vergaert,
Die om sijn naem vermaert
Te Babel ghevaen waert.
10 Looft God die in sijn heyligen Tempel woont
Ga naar margenooto Hy is een al te vriendelijcken Heer
Ga naar margenootp Looft hem, die sijn uytvercorene croont,
Ga naar margenootq Die haer vroom stelden ter weer,
Ga naar margenootr Een eeuwich triumpheer,
Gheeft hy die houdt sijn leer.
11 Ghy Hemelen, ghy aerde, God doch den prijs geeft,
Looft hem ghy Heydenen, die op der aerden zijn
Ga naar margenoots Het love hem alle wat adem heeft,
Ga naar margenoott Sonne, Mane, Sterren fijn
Lovet God met helder schijn,
Dat sijn de wercken dijn.Ga naar margenoot+
12Ga naar margenootv O God, laet mijn ziel leven, datse u loven mach
Laet u lof dan mijn lippen zijn vertelt
Ga naar margenootx Op dat ic mach staen blijven in den boosen dach
Ga naar margenooty Als dat Elemente smelt,
Ga naar margenootz Heylich moeten wy zijn ghestelt,
Gheen onschult daer en ghelt.
13Ga naar margenoota Ghy Princen en Heeren, Reghents der duysternis
Ga naar margenootb Lovet God die u t'zweert der justitien heeft gedaen
lovet hem, die een Heer over u vorsten is,Ga naar margenootc
Ga naar margenootd Leert den goeden voor te staen,
Straft den quaet doenders saen,
Daerom hebdyt zweert ontfaen.
14Ga naar margenoote O Prince God, Heer aller Heer,Ga naar margenoot+
Gebenedijt moet ghy in der eewicheyt zijnGa naar margenootf
| |
[pagina 234]
| |
Ga naar margenootg Die t'licht in duysternis laet schijnen neer,
Ga naar margenooth Die waren in doodes pijn
Gaeft ghy dit helder schijn,
Ga naar margenoot+ Looft God, o ziele mijn.
|
|