Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– Auteursrechtvrijna de wijse van den 42, Psalm, Als een hert ghejaecht o Heer.Singt met aendacht. Als wy ons te samen voeghen,
Daermen spreect van sHeeren woort
Salt vergaren hem ghenoeghen.
T'moet gheschieden so t'behoort,
Niet uyt oud' ghewoont', maer om
T'heylich Euangelium,
Ga naar margenoota Dat tot salicheyt crachtich,
Als van God hooren aendachtich.
| |
[pagina 209]
| |
2 Om daer na leven ter deghen,Ga naar margenoot+
So ons herte zy bereyt,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootb Ondertastend' onse weghen
Oft wy die hebben gheleyt,
Na Gods woort en will': des neen
Ga naar margenootc Gheneycht van t'quaet af te scheenGa naar margenoot+
Met opset, na t'woort des HeerenGa naar margenoot+
Ons voort aen te gouverneren.Ga naar margenootd
3 Want Gods gheeft in boose zielen,Ga naar margenoot+
Noch int lijf fond' onderdaen,Ga naar margenoot+
Ga naar margenoote Niet en comt: maer sal vernielen
Die quaet doen: dus laet voortaenGa naar margenoot+
Ga naar margenootf Aflegghen d'onreynicheyt
Tsamen met alle boosheytGa naar margenoot+
Ga naar margenootg En ootmoedich met verlanghenGa naar margenoot+
T'woort tot salicheyt ontfanghen.Ga naar margenoot+
4 Salich wort men uyt ghenadeGa naar margenooth
Doort gheloof, antwoort devijnGa naar margenooti
En bewaert ins herte zijn,Ga naar margenoot+
Als mens hoort vroech ofte spade,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootk Datter nieuw gheboort uyt rijst,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootl Na Gods beelt so schrift uytwijst,Ga naar margenoot+
Ga naar margenootm Met Christo gheestelijck verresen,
In een nieuw Godsalich wesen.Ga naar margenootn
5 Soeckende (door vast betrouwen,Ga naar margenoot+
Op t'woort Gods) een stadt laysant
Voller goeden, om t'aenschouwen
Noyt so schoon in eenich landt,
Ga naar margenooto Welcke bouwmeester hooch gheeert
God is, die sijn kinders leert,
| |
[pagina 210]
| |
Ga naar margenootp Hem na volgen, haer versaken,
Hemels, en niet aertsch te smaken.
Ga naar margenoot+ 6 En op dats' gheests nieuw geboorte
Ga naar margenoot+ Tot een man opwasse doch,
Ga naar margenootq In Christi outheyt is behoorte
Ga naar margenootr Laet ons (als jonck kint het soch
Ga naar margenoots Begeerich is, t'alder stont)
Ga naar margenoot+ Int geloof vast en ghesont,
Ga naar margenoott Na de suyver melck oock dorsten
Ga naar margenootv Die daer bloeyt uyt Syons borsten.
Ga naar margenoot+ 7 Want de mensch leeft by den broode
Ga naar margenootx Alleen niet, houdt dat gewis
Ga naar margenooty Maer by twoort Gods ons van noode
Ga naar margenootz Dwelck oock gheeft en leven is,
Ga naar margenoot+ Soeter dan honich: Gods wet
Ga naar margenoota David heeft gesmaeckt veel bet
Ga naar margenootb Och of wy oock van gelijcken,
Ga naar margenoot+ Ons begeert' so deden blijcken.
8 Meer Gods wet had hy in waerden
Ga naar margenootc Dan veel duysent stucken gout
Ga naar margenoot+ Twas vreucht sijn troost op aerden
In sijn lijden menichfout.
Ga naar margenootd Nacht en dach sprack hy daer van
Prees oock salich sulcken man,
Ga naar margenoote Die sHeeren wet so gheluste
En van sonden altijt custe.
Ga naar margenoot+ 9 Dwoort Gods dat eewich sal blijven
En oyt crachtich is gheweest
Can de sonden wel verdrijven
Van hem die den Heere vreest,
| |
[pagina 211]
| |
Door't geloof der woorden GodsGa naar margenoot+
Die als hamer de steenrotsGa naar margenootf
Brekende, t'hert' doen vervarenGa naar margenootg
Voor de straffe der sondaren.
10 Nu op dat t'hert' niet versteene,Ga naar margenooth
Door t'bedroch der sonden quaetGa naar margenooti
En wy na bevrijt van weeneGa naar margenootk
Moghen zijn: Goddelijck zaetGa naar margenootl
In ons hert diep zy geplant,Ga naar margenootm
Als in een goet vruchtbaer lant,Ga naar margenootn
Dat in drinckt des Heeren reghen
En daer door vercrijcht den seghen,Ga naar margenooto
11 Hierom vrienden onverlatenGa naar margenootp
By comst en t'vermanen dient
Want de Heer dat t'onser baten,Ga naar margenootq
Ingestelt heeftend wy sient,Ga naar margenoot+
So men daer in niet verstijftGa naar margenootr
Dta Gods liefde onbeslijft,Ga naar margenoots
By den mensch quaet van natuerenGa naar margenoott
Dier behoeft, schier alle uren.Ga naar margenootv
12 Vermanen te meer wy moetenGa naar margenoot+
Elkander, want s'Geeren dach
Genaeckt en den tijt der boeten
Dan voorby nu noch elck mach
Waernemen in tijts, so hy
Van des Heeren straffe vry
Gaen wil, en niet zijn bevonden,
Buyten by toovenaers, honden.
13 Hooren wy Gods stemme heden
Thert dan en verharde niet
| |
[pagina 212]
| |
Ga naar margenootx Noch (so d'Israelijten deden)
Ga naar margenoot+ Van Gods woort hebben verdriet,
Maer veel meer elck een bewijs,
S'Gheeste begheert' tot zielen spijs,
Op dat God ons hert verstandich,
En in liefde maecke brandich.
Ga naar margenooty 14 Hongerich den Geere bidden
Altoos laet ons om dit broot,
Ga naar margenootz En dat hy hier int midden
Zy: vervullend' onsen noot,
Baten salt, so wy oprecht,
Ga naar margenoota Eens zijn want tis toeghesecht,
Ga naar margenootb Roept en bidt, u wert ghegheven
Ga naar margenootc t'Hemels broot om eeuwich leven.
|
|