Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens
(1609)–Anoniem Sommighe leerachtighe geestelijcke liedekens– AuteursrechtvrijOp de wijse: van den 5. Psalm. Verhoort o God mijn.Singt met aendacht.
Ga naar margenoota Christus Gods Soon seer hooch gepresen
Ga naar margenootb Leert niet, dat salich waren die
Alleen t'woort hoorden: maer so wie
Ga naar margenoot+ Recht gheloovich Gods woort by desen
Ga naar margenoot+ Aenneemt met vresen.
2 Voor die t'woort hooren en bewaren,
Wert salicheyt als die vayliant,
Ga naar margenootc T'huys op den steen, niet op het sant
Ga naar margenoot+ Timmeren, vry van de zeebaren,
| |
[pagina 213]
| |
Oft wints beswaren.
3 Al had Isrel, Gods woort veelvuldich,Ga naar margenootd
Van de Propheten wel verstaen,
En nochtans niet daer na ghedaen,
T'maect hen voor God (diet sach geduldich)
Dies te meer schuldich.
4 Naem of schijn-heylich can niet baten,
Ga naar margenoote Goe vruchten moetmen mercken//bloot
Ga naar margenootf T'gheloof is sonder wercken//doot,
Alst lichaem van den gheest verlaten,
Wilt dit wel vaten.
5 Tis ons gheseyt, dat God de Heere
Eyscht onderhoudingh' sijns ghebodtsGa naar margenootg
Liefd', oeff'ningh', en voor d'aenschijn Gods
Ootmoedich zijn, hem t'elcken keere,
Dus gheven eere.
6 Oock en dient dit hier niet vergheten,
Ga naar margenooth Dat die des Heeren wille goet,
Wel wetend' nochtans niet en doet,Ga naar margenoot+
Met seer veel slaghen wert ghesmeten,
Wat baet sulck weten?
7 Nadien dat dan voor God alleeneGa naar margenoot+
Ga naar margenooti T'gheloove ghelt, dat dadich is,
Ga naar margenootk Door liefd' die alle kentenis
Verr' overtreft, ja deuchden gheene,
So groot ick meene.
8 Geen menschen ooc voor God rechtveerdich
Ga naar margenootl Zijn sullen doort ghehoor der wet,
dan diese doen, dus sulck opset
In ons doch zy, en blijft volheerdich
| |
[pagina 214]
| |
Van sond' boetveerdich.
9 Exempel an den vijgboom groene
Ga naar margenootm Hoewel hy was seer schoon geblaert
Maer vruchteloos, dies ongespaert,
Wert hy vervloeckt: te dien saysoene
Verdorve coene.
10 Recht laet ons dees en diergelijcke
Ga naar margenootn Schriften tot leeringh' nemen waer
Tgeloof en mach niet onvruchtbaer
Blijven: op dat hier na Gods rijcke
Ons onbeswijcke.
Ga naar margenooto 11 Loon na werck, elck wert ghegheven
Ga naar margenoot+ Prijs, eer, ende onvergancklijckheyt
Dien, die staen met verduldicheyt
In goede wercken na t'eewich leven
Worden verheven.
Ga naar margenoot+ 12 Contrary sal d'onghehoorsame
Ga naar margenootp Des Euangelijs g'beuren//siet
Ga naar margenootq Tgesegh wert dan met treuren//vliet
D'eeuwich verdervens pijn vol blame
Ga naar margenootr Crijcht sulck lichame.
13 Dit al te seer groot onderscheyden
Ons te bewegen wel behoort
Altijt ons hert met s'Heeren woort
Castijdich voor hem bereyden
Sonder verbeyden.
14 O Prince God uws gheests regieren
Ons swackheyt doch behulpich zy,
In allen nooden staet ons by,
Wilt door u vrees' van sond' putgieren
| |
[pagina 215]
| |
Tot deucht ons stieren:
|
|