Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens
(1591)–Anoniem Sommighe nieuwe schriftuerlijcke liedekens– AuteursrechtvrijNa de wyse: Gheeft my te drincken na mynen dorst, etc.
Ga naar voetnoot+O Eeuwich Godt van machte groot
Ga naar voetnoot+Ghy sijt een Coninck wijs van rade
Ghy condt verlossen uyt den noot,
Ga naar voetnoot+Onmetelijck is u ghenade,
U goetheyt duert vroech ende spade,
Ga naar voetnoot+Zy reyckt tot aen des Hemels eyndt,
Ga naar voetnoot+Wilt doch Syon bevryen voor schade,
Dat zy mach blyven ongescheynt.
Ga naar voetnoot+Door uwen Gheest wilt doch bystaen
U alderliefste Bruyt vercoren,
Want zy is met lyden bevaen,
Ga naar voetnoot+Ghelijck een Roos onder den doren,
Want Satan coemt met grooten toren,
Ga naar voetnoot+Uwe vriendinne hy benijt,
O Heere wilt haer claghen hooren,
Helpt haer verwinnen in den strijdt.
Strijdt vroom mijn alderliefste Bruyt,
| |
[pagina 105]
| |
Grijpt moet en wilt u niet vertzaghen,
Ghy moet (t' is waer) ter poorten uyt,
Om mijn versmaetheyt te helpen draghen Ga naar voetnoot+
Wilt cloeckelijck u leven waghen,
Vreest niet de menschen die t' lichaem doon, Ga naar voetnoot+
Loopt eenen loop sonder vertraghen. Ga naar voetnoot+
Ghy sult ontfanghen des levens Croon. Ga naar voetnoot+
Des levens Croon, in s Hemels throon
Sal ick u schincken uyt liefden reyne, Ga naar voetnoot+
En dienen aen mijn Tafel schoon, Ga naar voetnoot+
Mijn goeden worden u ghemeene,
O Bruydt mijn jonst en is niet cleyne,
Die ick u draegh' in 't herte mijn,
Ghy sult drincken uyt slevens Fonteyne
En werdt bevrijdt van s doots ghepijn. Ga naar voetnoot+
U beloften Bruydegom soet,
Sijn my een trooost in druck en lyden,
Waerdoor ick my verblyden moet,
Bereyt sijnde met u te stryden,
Maer t' vleesch is cranck tot allen tyden, Ga naar voetnoot+
Den gheest ghewillich om voort te gaen,
Weest my Heere ter rechter zyden,
Dat my leven noch doot mach schaen.
T' leven in desen quaden tijt
Is vol verdriet, zwack ende teere,
Hierom, O Heere ghebenedijt,
Sterckt ons in u oprechte leere,
Och en verlatet nemmermeere,
U Duyveken reyn ghemaniert,
Gheeft dat haer stem u altijdt eere, Ga naar voetnoot+
Ende noch dach noch nacht en viert. Ga naar voetnoot+
O Syon teer vreest niet een hayr,
Merckt wel op die tyden voorleden, Ga naar voetnoot+
Waren zy oyt verlaten zwaer
Die betrouden, en hielden mijn reden?
Met die heb ick altijt ghestreden,
En als mijn oogh-appel bewaert,
Den duyvel wil ick onder u treden,
En niet laten wesen bezwaert.
| |
[pagina 106]
| |
Ga naar voetnoot+Mijn trouwe groot, o Bruydt eersaem,
Ga naar voetnoot+Sal ick u houden sonder mincken,
Ga naar voetnoot+Voor Godt belyden uwen naem,
Dat eeuwich Rijck sal ick u schincken,
Ga naar voetnoot+En als de Sterren (wilt dit bedincken)
Blincken aen s' Hemels firmament.
Ga naar voetnoot+Hoochweerdich Bruydegom expeert,
Voor u moet buyghen hier beneven,
Ga naar voetnoot+Alle knyen, in uwen name weert,
Ga naar voetnoot+In u alleen vinden wy t' leven,
d' Enghelen staen voor u met beven,
Ga naar voetnoot+Ghy sijt reyn, heylich, onbevleckt,
Ga naar voetnoot+Maer wy hebben veel quaets bedreven
En sijn bevonden onperfeckt.
Thien duysent pondt is onse schult,
Ga naar voetnoot+Wy en hebben niet om te betalen,
O Heere hebt doch met ons ghedult,
Met u ghenade wilt ons doorstralen,
Ga naar voetnoot+Daerom met Esther wy neder dalen,
Voor uwe groote Majesteyt,
Ga naar voetnoot+Neemt wech, O Heere sonder falen
Ons zonden, door u ghenadicheyt.
Ist dat ghy my van herten vreest,
En liefhebt uyt al u vermoghen,
Ga naar voetnoot+Ick sal u sonden minst en meest
Wech nemen, ende doen verdrooghen,
En u aensien met ghenadighe ooghen,
Ga naar voetnoot+Al sijn u zonden bloet root onreyn,
Wt liefden wil ick u verhooghen,
Dat zy werden sneeu wit certeyn.
Syon aenschout de ghenade bloot,
Die ick u doe, mijn Vriendinne,
Ga naar voetnoot+Om u verlossen vander doot,
Was ick ghedoot t' uwen ghewinne,
Want ick was cranck uyt reynder minne
Uwe liefde heeft my deurstraelt,
Dat ghy u sijt mijn Coninginne,
| |
[pagina 107]
| |
Daerom heb ick u schult betaelt.
Lof, eer, en danck moet u gheschien,
Prijs-weerdich Coninck vol ghenaden,
Dat ghy my uyt s' Duyvels bespien,
Hebt bevrijdt, van sonden ontladen,
Der Hellen poorten moghen niet schaden
Duyvel noch doot noch t' helsche tempeest Ga naar voetnoot+
Zy sijn verwonnen door uwe daden,
Dus com ick tot u vreuchden-feest. Ga naar voetnoot+
Ter eeren van u Maiesteyt, Ga naar voetnoot+
Wil ick vertellen uwe deuchden, Ga naar voetnoot+
Want door uwe ghenadicheyt,
Sijn wy vervolt met grooter vreuchden,
O bloeyende Roede vol jeughden, Ga naar voetnoot+
Vruchtbarich vol barmherticheyt,
Die Heylighen in u verheuchden,
Als zy dijn lof hebben verbreyt.
So ghy altijt na t' goede staet,
Verciert met deuchden t' myner eeren,
So sal ick u Bruyt delicaet
Vercieren met blinckende cleeren,
Dan sult ghy eeuwich domineeren,
En triumpheren, op mynen stoel, Ga naar voetnoot+
Maer u vyanden sal ick verneren, Ga naar voetnoot+
En werpen in den vyerighen poel.
Dan sult ghy staen met groote vreucht
Vrymoedich jeghen u vyanden, Ga naar voetnoot+
De welcke dan om haer ondeucht,
Werden ghestraft met grooter schanden
Suchtende, wringhende haer handen, Ga naar voetnoot+
Knerssen der tanden, met grooter noot, Ga naar voetnoot+
Want zy sullen dan eeuwich branden,
Haer quale werdt die tweede doot. Ga naar voetnoot+
O Godt u Bruyt altijdt bewaert, Ga naar voetnoot+
Datz' onbezwaert, blijft in u zede,
Neemt op u hoopken goet regaert,
Croontse met u ghenadichede,
Schenckt haer dat erfdeel in u stede,
Die vol is van goeden playsant, Ga naar voetnoot+
| |
[pagina 108]
| |
Gheeft haer den rechten leyder mede,
Na het heerlijck beloofde Landt.
O Prince Godt ons Hooftman vroom
Wilt u Ghemeente nu op bouwen,
Waeckt altijdts voor u eyghendom,
Wilt haer met uwen Gheest bedouwen,
Dat zy u love in't benouwen,
Want ghy alleen lof weerdich sijt,
Looft Godt al die op hem betrouwen,
Verbreyt zijn eere t' aller tijt.
|
|