Het Soes-dijcker nachtegaeltje singht en queelt met de herders en herderinnetjes
(na 1678)–Anoniem Het Soes-dijcker nachtegaeltje singht en queelt met de herders en herderinnetjes– AuteursrechtvrijStem: Van Hannen en Lijs.AL weer wat nieus al weer een klucht,
Ick moet een reysjen met genucht
| |
[pagina 80]
| |
't Geselschap wat vermaken,
Hoe dat de mans te biere gaen
Die Wijfs qua noten kraken.
2. Drincktme een buys of half verheugt,
t' Huys heeft men groot ongeneucht,
Een man die mach wel sorgen,
Als hem Bancket wordt voorgeset
Men souder schier aen worgen.
3. Voor eerst soo isser knors pot ree
Knabbeljou, verwijtingh mee,
Droge bockens met hoopen,
Veel spreeuwen siet, Krijght men om niet
Men behoefter geen te koopen.
4. Suering komter in plaets van slaet,
Muyl peeren in overdaedt
Krabben met scharpe poten,
Herde stock-vis, al op den dis
Met vuystloock overgoten.
5. Ten lesten worter voor Banket
Krakelingh en Knapkoeck opgeset
Die zijn so hart te byten,
Het Pruttelpotje dat is te vet
Men sou hem schier beschyten.
| |
[pagina 81]
| |
6. Oorlof Vryers wie dat ghy zijt,
Soo ghy te veel by de bier-kan zijt,
Soo wacht u doch voor trouwen,
Soo hoort ghy geen gekijf van 't Wijf,
Wilt sulcke maeltijdt schouwen.
|
|