padi
Als fonkelend goud staat de padi.
Haast onzichtbaar vibreren haar slanke aren schuchter op de cadans van een lichte bries.
Diep staan haar spichtige stengels geplant in de drassige bodem om zich te laven aan het zwarte zwampwater dat de akkers overvloeit.
De veelkleurige vleugels van een speelse kolibiri vangen een zonnestraaltje op en weerspiegelen zich in het water als een met zilver overgoten regenboog.
Tussen de goudgekroonde aren duikt een libel omlaag om haar tulen spiegelbeeld een kus op de natte mond te drukken.
De zon brandt fel als jaloers op de rijpende padi.
Als blakend goud staat de padi....
Een warme droge wind waait over de rijpe massa, die zich ver aan de horizon verliest in het vage niets....
De vette aren buigen diep; ze buigen diep als de schare zwangere vrouwen die als teken der vruchtbaarheid van het eerste ochtendgloren af in het water stond om de padi met volle hand uit te zaaien; ze buigen diep als de ketting kleumende kleintjes die dag in dag uit over de groene graszee heenboog om het bibit met beblaarde handjes over te planten en met dampende jeugdloze lijfjes tot gouden aren te poetsen.
De halfnaakte rompjes torsten een korstig hoofdje met helglinsterende spookoogjes, terwijl de gezwollen lippen weerloos zwegen.
Als stromend goud staat de padi....
In de verte klinkt de late roep van de aka; de rijstvogeltjes trillen en duiken weg onder het goud dat zich beschermend over hen heensluit....
Lomerig ligt de aarde in de bruin-bakken namiddag.
De blote steltvoetjes van de magere kleuters bewegen zich trager, al maar trager in hun spel.
De trekos volgt met zijn levensmoede gang de eeuwigzelfde weg naar de stal.
Aan de einder leunt een grote moegebrande zon zwaar tegen de avond aan.
Vredig staat de gouden padi....