Sociaal en cultureel rapport 1974
(1974)– Sociaal en cultureel rapport 1974– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Deel IV Concentraties van tekorten | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 213]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§1 InleidingIn deel III van dit rapport staan de ‘Terreinen van sociaal en cultureel welzijn’ centraal. Dit betekent dat per welzijnsterrein is nagegaan hoe de stand van zaken is. Voor dit deel van het rapport is een andere werkwijze gekozen, nl. het centraal stellen van één of meerdere groepen van de bevolking, waarbij de situatie van zo'n groep op de verschillende terreinen van sociaal en cultureel welzijn aan het licht wordt gebracht. Het materiaal hiervoor is in zijn geheel afkomstig uit het Leefsituatiesurvey 1974. De vraag welke categorieën van de bevolking in aanmerking komen om speciaal naar hun welzijnssituatie beschreven te worden, is niet gemakkelijk te beantwoorden. Een criterium kan vanzelfsprekend zijn, dat er enige vermoedens bestaan dat deze groepen qua aard en omvang van hun problematiek - steeds van het welzijnsgezichtspunt uit bezien - afwijken van de Nederlandse bevolking als geheel. Ook dan echter bieden er zich vele aan: bejaarden, woonwagenbewoners, Rijksgenoten, drug-gebruikers enz. Ook als men het getalscriterium aanlegt (op grond van de overweging, dat de grotere probleemgroepen meer recht op aandacht hebben dan de kleinere), zijn meerdere keuzen mogelijk. Een aantal van deze groepen echter krijgt reeds veel aandacht. De bejaarden en de vrouwen bijvoorbeeld vormen onderwerp van studie en beleid in diverse commissies en overheidsinstanties. In dit rapport zijn drie categorieën gekozen: de ‘laagstgeklasseerden’ (zij die sociaal en economisch op de lagere sporten van de maatschappelijke ladder staan), zij die ‘stress’-kenmerken vertonen en de ‘contact’-armen{problem}’ (zij die buiten hun werk weinig contacten hebben met anderen). De keuze van deze categorieën is niet toevallig, er zijn een aantal overwegingen die haar rechtvaardigen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De laagstgeklasseerdenEnkele hoofdstukken in deel III wekken de indruk dat een categorie mensen, van verschillende welzijnsgezichtspunten uit bezien, een weinig bevoorrechte positie inneemt. Deze categorie wordt gevormd door mensen met geringe schoolopleiding, in het algemeen werkend in laaggeklasseerde handarbeid-beroepen. Het zijn vaak deze mensen waar problemen en noden zijn te verwachten en waarvan het twijfelachtig is dat een compensatie wordt geboden door de dienst- en hulpverlenende instanties en dat deze worden gezocht en gevonden door de betrokkenen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 214]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Dat een laag inkomen hier niet als criterium wordt gehanteerd, vindt zijn oorzaak in de omstandigheid dat de hoogte van het inkomen in enquêtes (en dit deel is voornamelijk op het L.S.S. 1974 gebaseerd) vaak onbetrouwbaar is of in het geheel niet wordt opgegeven. Dat een groep sociaal of sociaal-economisch problematisch is, betekent uiteraard niet zonder meer dat hij het ook is op het terrein van het sociaal en cultureel welzijn. T.a.v. de laagstgeklasseerden is echter te verwachten dat dit wel het geval zal zijn, niet op alle terreinen, maar wel op een aantal daarvan. Deel III duidt daar reeds op. De lage sociale en economische positie lijkt aan de basis te staan van een groot aantal welzijnstekorten, het lijkt de kern van een complex dat wel met ‘maatschappelijke gedepriveerdheid’ is aangeduid. Als men dit complex nader beschouwt, blijkt dat hiermee slechts een deel - al is het een groot deel - van de welzijnsproblematiek is aangegeven. De problemen die te maken hebben met conflicten tussen mensen, met geestelijke spanningen, samengevat met de term ‘stress’, vinden waarschijnlijk niet of slechts ten dele hun oorzaak in de slechte sociaal-economische positie. Zij zijn er niet noodzakelijk mee verbonden. Het is duidelijk dat voor de verkenning van dit soort vraagstukken een andere categorie mensen centraal gesteld moet worden: de mensen die stress-kenmerken vertonen. De derde gekozen categorie is die van de sociaal geïsoleerde mensen, hier de contact-armen genoemd. Er bestaan vermoedens en er zijn aanwijzingen dat de afwezigheid van informele sociale contacten gepaard kan gaan met tekorten op het gebied van het welzijn, opgevat als een subjectief ervaren situatie. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De samenstelling van de drie groepenWaar in dit rapport gesproken wordt over de laagstgeklasseerden zijn hiermee bedoeld mensen die
Tabel 16.1 maakt duidelijk dat deze categorie ook gekenmerkt wordt door gemiddeld nogal lage gezinsinkomens. Het gaat hier nadrukkelijk om het inkomen van het huishouden en niet alleen om dat van de kostwinner. Volgens de gehanteerde criteria behoort ±26% van de Nederlandse bevolking van 18 jaar en ouder tot de categorie der laagstgeklasseerden. Met nadruk geldt dat dit percentage voortkomt uit de gekozen criteria: onafhankelijk daarvan heeft het geen betekenis. Het zij benadrukt dat het hier gaat om inkomens van het huishouden d.w.z. inclusief de inkomens van meewerkende gezinsleden. Dit percentage is hoger dan men associeert met een term als ‘laaggeklasseerden’, maar de afbakening van zo'n groep heeft altijd een arbitrair karakter. Bij een scherpere afbakening zal uiteraard de ‘kerngroep’ van de laagstgeklasseerden sterker naar voren komen en zullen de specifiekere kenmerken van de categorie duidelijker tot uitdrukking komen. De stress-categorie is veel moeilijker af te bakenen of zelfs maar aan te duiden. Er zijn verschillende maatstaven voor psychische spanningen in gebruik die allen hun voor- en nadelen kennen. In dit rapport is gebruik gemaakt van de ‘Vragenlijst Onderzoek Ervaren Gezondheidstoestand’ (V.O.E.G.), die ‘stress’ aangeeft en waarmee in ander onderzoek goed resultaat is bereikt. ‘Stress’ wordt daarin geoperationaliseerd door subjectief ervaren klachten m.b.t. de gezondheidstoestand. Deze werkwijze gaat uit van de bevinding, dat lichamelijke en geestelijke vormen van ziek-zijn vaak met elkaar verband houden. Bij de interpretatie van onderstaande resultaten wat betreft gezondheid en gezondheidsvoorzieningen moet derhalve met deze operationaliseringswijze rekening gehouden worden. De maatstaf geeft een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 215]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
aanwijzing voor de mate waarin stress voorkomt, maar meet deze niet exact. Het is dan ook niet mogelijk om op grond van de V.O.E.G.-schaal uitspraken te doen als: ‘x% van de Nederlandse bevolking staat onder stress’. Bij de analyse is gekozen voor een tweedeling waarbij de grens gelegd is ver boven de gemiddelde score op de V.O.E.G.-schaal. Op grond van deze werkwijze kan de schaal (zie grafiek 16.1) worden onderverdeeld in geen/weinig ‘stress’ tegenover meer/veel ‘stress’: Ook hier geldt dus, dat deze percentages (toevalligerwijs dezelfde als bij de laaggeklasseerden) voortkomen uit het gekozen meetinstrument en los daarvan geen betekenis hebben. De contact-armen tenslotte, zijn die mensen die aangeven zelden of nooit bezoek van familie, buren, kennissen of vrienden te krijgen of daar wel eens op bezoek te gaan. Het gaat hierbij om een meer of minder, tot uitdrukking gebracht in tabel 16.2.
Over het materiaal waarop dit deel van het rapport gebaseerd is, zijn nog een aantal algemene opmerkingen te maken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 216]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Grafiek 16.1 Verdeling van de Nederlandse bevolking op de voegschaal.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 217]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Men kan zich afvragen of de drie hier nader te behandelen categorieën niet voor een groot gedeelte dezelfde mensen betreffen, met andere woorden, of er niet een kern van personen bestaat, die zowel laagstgeklasseerd en contactarm is, alsmede onder stress leeft. Dit nu lijkt onwaarschijnlijk, gezien het feit dat tussen deze drie categorieën geen significante correlatie geconstateerd kon worden. Het spreekt vanzelf dat hier de gekozen operationalisering een rol speelt en dat de drie categorieën bepaalde subgroepen (van geringe omvang) gemeen kunnen hebben. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§2 De laagstgeklasseerdenOp grond van de uitkomsten van het Leefsituatiesurvey 1974 kan de categorie van laagstgeklasseerden tot op zekere hoogte beschreven worden. Dit is in het navolgende gedaan, en wel zo dat eerst enkele algemene kenmerken gegeven worden, vervolgens de situatie en het voorzieningengebruik aan de orde komen, beide uiteraard op sociaal en cultureel terrein. Door tenslotte de situatie en het voorzieningengebruik op enkele punten tegenover elkaar te plaatsen, wordt enig inzicht geboden in de positie waarin de laagstgeklasseerden zich gesteld zien. De punten waarop de laagstgeklasseerden vergeleken zijn met de andere Nederlanders, zijn niet meer dan een greep uit de mogelijke criteria die men vanuit een sociaal of cultureel gezichtspunt van belang kan achten. Toevallig zijn zij uiteraard niet en een zekere indicatieve waarde bezitten zij zeker; zij geven echter geen volledig beeld en ook is niet uitgesloten dat zij sommige aspecten over-, andere onderbelichten. In dit stadium waarin de planning op sociaal en cultureel terrein verkeert, en waarin nog weinig inzicht en eenstemmigheid bestaat t.a.v. de indicatoren op grond waarvan de stand van het welzijn kan worden afgemeten, blijft iedere poging tot systematische beschrijving van de staat van een bevolkingsgroep op sociaal en cultureel gebied een probeersel. De criteria op grond waarvan het welzijn van de laagstgeklasseerden hier wordt aangeduid, missen een hechte theoretische fundering en mogen derhalve geen aanspraak maken op de term ‘indicator’: het zijn niet meer dan aanwijzingen. Een zekere plausibiliteit kan men hen echter niet ontzeggen. De algemene kenmerken van de categorie der laagstgeklasseerden, zoals zij hier gedefinieerd is, en die ±26% van de bevolking van 18 jaar en ouder omvat, zijn:
De situatie van de laagstgeklasseerden, bezien vanuit enkele sociale en culturele gezichtspunten, is in het navolgende steeds beschreven in vergelijking met de overige Nederlanders. De aanduidingen zijn dan ook relatief: er is sprake van een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 218]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
‘meer’ of ‘minder’. De behoefte bestond om naast het strikt constaterende ook een aanduiding te geven in termen van ‘welzijnstekorten’. Aan zo'n aanduiding ligt een werkwijze ten grondslag die uitstijgt boven het beschrijvend-constaterende en die een beoordelendnormatief element bevat. Bij afwezigheid van een stelsel van sociale indicatoren die algemeen aanvaard worden, is niet te vermijden dat in zo'n beoordeling een element van subjectieve keuze sluipt. Een zekere houvast bieden de algemene doelstellingen die op de verschillende beleidsgebieden werkzaam zijn, alsook de daarvan af te leiden sub-doelstellingen; maar voor een deel blijft men toch aangewezen op de plausibiliteit dat een bepaalde situatie als een welzijnstekort op te vatten is. Deze situatie wordt slechts op enkele punten afgemeten aan belevingsaspecten. Bij de stress-categorie en de contact-armen is dit in mindere mate het geval. Hiermee wordt afgeweken van een opvatting die ‘welzijn’ strikt beperkt ziet tot de subjectieve (belevings-) aspecten van de situatie waarin mensen verkeren: de sociale en culturele situatie van de drie categorieën die in dit gedeelte ter sprake komt, omvat zowel ‘subjectieve’ als ‘objectieve’ aspecten. De ‘tekorten’ worden aangegeven in de laatste kolom van het navolgende overzicht; een ‘tekort’ als (-); het tegenovergestelde, dus als de laagstgeklasseerden het in een bepaald opzicht ‘beter’ hebben dan de overige Nederlanders, als (+); bestaat er geen verschil tussen laagstgeklasseerden en anderen dan is de notatie (=) gebruikt. Het ‘tekort’ is dus een gegeven gebaseerd op een vergelijking en het is niet normatief: een situatie kan dus volgens geldende normen aanvaardbaar zijn, maar toch als een ‘tekort’ worden aangemerkt omdat zij slechter is dan die van de andere Nederlanders. In enkele gevallen is in de laatste kolom helemaal geen aanduiding gegeven; daar was het niet mogelijk een bepaalde situatie vanuit welzijnsgezichtspunt als ‘relatief goed’ of ‘relatief slecht’ te kenmerken.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 219]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 220]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Slechts in enkele gevallen (bijvoorbeeld het wonen in een eengezins- of etagewoning) is afgezien van een waardering in termen van welzijnstekorten. Hoewel de voorkeur voor de eengezinswoning boven de etagewoning vrij algemeen is, lijkt het te speculatief om zonder nadere informatie over de woning, het wonen in een etagewoning als een ‘tekort’ aan te merken. Het algemene beeld is dat in de categorie der laagstgeklasseerden een cumulatie van welzijnstekorten optreedt. Op ieder gebied, op sommige meer op andere minder, overwegen de min-tekens. In het begin van deze paragraaf is opgemerkt dat de keuze van de sociale en culturele aspecten, op grond waarvan de laagstgeklasseerden vergeleken zijn met de overige Nederlanders, het totaalbeeld beïnvloedt. Het is natuurlijk mogelijk nieuwe aspecten aan de reeks toe te voegen, zodanig dat het beeld minder eenzijdig negatief wordt. Dat het beeld geheel omslaat, is echter bijzonder onwaarschijnlijk: daarvoor zijn de geselecteerde aspecten te groot in aantal en te gedifferentieerd. Dit geldt des te meer omdat het hier gepresenteerde resultaat vrij goed overeenkomt met wat op deelgebieden in sociaal onderzoek is geconstateerd. De hier gepresenteerde uitkomsten zijn niet nieuw; omdat zij echter het gehele sociale en culturele terrein bestrijken, wordt een cumulatie van tekorten zichtbaar gemaakt. Een tweede punt van aandacht vormt de consumptie van voorzieningen voor de laagstgeklasseerden. Onder ‘voorzieningen’ zijn te verstaan voornamelijk de door de overheid gesteunde voorzieningen. Er zijn twee gezichtspunten waaronder het voorzieningengebruik der laagstgeklasseerden bezien dient te worden. In de eerste plaats zijn daar de voorzieningen, bestemd om een bepaalde nood te verlichten, een bepaald tekort op te heffen. In principe is het mogelijk om op dat betreffende terrein de tekorten van de laagstgeklasseerden te inventariseren en vervolgens na te gaan of de voorzieningen op dat betreffende terrein iets uitrichten om dat tekort weer te niet te doen. In de praktijk is dat minder gemakkelijk. De voorzieningen terzake van de arbeid zijn in de arbeidsomstandigheden van de laagstgeklasseerden terug te vinden en kunnen in hun uitwerking niet los daarvan aangegeven worden. Ook in de sector van het wonen is het resultaat van overheidsmaatregelen al in de situatiebeschrijving geïmpliceerd: de maatregelen zijn gericht op verbetering van de woonsituatie, en dezelfde woonsituatie is het onderwerp van de situatiebeschrijving; maatregelen op het stuk van huur- en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 221]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
bouwsubsidie zouden als voorziening, onafhankelijk van de woonsituatie, kunnen gelden, maar deze zijn niet in het overzicht opgenomen. In de gezondheidssfeer laat de situatie (toestand van de gezondheid) zich redelijk scheiden van de voorzieningen (het instrumentarium om de gezondheid te bevorderen), maar dit is al minder het geval in de sector van het onderwijs en de vrije tijd, waar de situatie vaak afgemeten moet worden aan de participatie aan het instrumentarium. Het tweede gezichtspunt heeft te maken met de ‘verdelende rechtvaardigheid’. Als men er van uitgaat dat het merendeel van de voorzieningen, meestal voor het grootste gedeelte, via de algemene middelen tot stand komt, ligt het voor de hand na te gaan wie van deze voorzieningen vooral profiteren. Maar in het bijzonder, gezien het uitgangspunt van dit hoofdstuk, is het van belang na te gaan of bij de laagstgeklasseerden t.a.v. deze voorzieningen een ‘onder- of overconsumptie’ bestaat. Evenals bij de situatiebeschrijving is het overzicht hier in drie kolommen vervat, waarvan de laatste (derde) een waardering inhoudt: (-) onderconsumptie, (+) overconsumptie en (=) een consumptie die gelijk is aan die van de overige Nederlanders. De waardering is hier minder moeilijk dan bij de situatiebeschrijving omdat ieder relatief laag gebruik van een voorziening als ‘onderconsumptie’ (-) is op te vatten vanuit het gezichtspunt van het evenwichtige gebruik van ‘via de algemene middelen gedistribueerde welzijnsgoederen’.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 222]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het is moeilijk een precieze uitspraak over het voorzieningengebruik te doen. Per sector houden over- en onderconsumptie elkaar ongeveer in het evenwicht, zij het dat op het terrein van de vrijetijdsvoorzieningen (cultuur, sport, openluchtrecreatie) een systematisch lager gebruik van de laagstgeklasseerden op te merken valt. Beziet men enkele uitkomsten van meer nabij dan valt het volgende op.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§3 De stress-categorieDe stress-categorie wordt hier behandeld op een overeenkomstige wijze als de laagstgeklasseerden. Dezelfde reserves daar naar voren gebracht terzake van indicatorenkeuze en waardering, zijn hier van toepassing. Anders dan bij de laagstgeklasseerden zal hier de nadruk komen te vallen op de beschrijving van de situatie; aan het voorzieningengebruik is minder aandacht besteed. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 223]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De stress-categorie vertoont de volgende algemene kenmerken.
Vervolgens is de situatie op sociaal en cultureel terrein van de stress-categorie vergeleken met die van de overige Nederlanders. Ook hier is een poging gedaan ‘welzijnstekorten’ tot uitdrukking te brengen, zulks door middel van de notatie: (-) als zich een tekort voordoet, (+) als de stress-categorie er in een bepaald opzicht beter aan toe is dan de overige Nederlanders, en (=) als er geen verschil bestaat tussen de stress-categorie en de overige Nederlanders.
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 224]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
In een aantal gevallen is afgezien van het geven van een waardering in termen van tekorten en overschotten, zulks omdat het daar wel bijzonder moeilijk is. Dit geldt voor: ‘bedrijfsgrootte’, ‘beroep’, ‘eengezins- of etagewoning’ en ‘woonvertrek op begane grond/souterrain of hoger’. Het algemene beeld is negatief, maar dit hangt ten dele samen met de keuze van de aspecten. Wat naar voren komt, is een geringe tevredenheid met een groot aantal aspecten van het leven: de hier geconstateerde tekorten zullen meer te maken hebben met een subjectieve vorm van het welzijn, het zich welbevinden, dan met een objectieve vorm volgens externe normen. Een en ander neemt niet weg dat ook op enkele ‘objectievere’, zo men wil ‘hardere’ criteria, een tekort te constateren valt. Dit is het geval met de arbeidsomstandigheden en ook met een enkel woonaspect (aanwezigheid tuin). De verhoudingsgewijs slechte gezondheidstoestand die bij de stress-categorie te bespeuren valt, verdient aparte vermelding. Dat lichamelijke en geestelijke vormen van ziek-zijn vaak met elkaar verband houden, is in het moderne medische denken een geaccepteerd feit; het in dit overzicht gepresenteerde resultaat sluit hier dan ook volledig bij aan. Voorzichtigheid is echter geboden, want het hier geconstateerde verschijnsel vindt ook zijn grond in een toevalligheid van technisch-wetenschappelijke aard, nl. de operationalisering van ‘stress’ door lichamelijke klachten: er is dus zeker sprake van een contaminatie.
Met betrekking tot het voorzieningengebruik gelden overeenkomstige overwegingen als bij de laagstgeklasseerden. Er zijn ook hier twee uitgangspunten waaronder de voorzieningen bezien kunnen worden, nl. de voorziening als middel om een bepaalde negatieve situatie op te heffen, en de voorziening als instelling die (mede) door overheidsfinanciering tot stand is gekomen en waarvan het gebruik dus op te vatten is als een deelhebben aan de door de overheid gedistribueerde ‘welzijnsgoederen’. Aangetekend zij dat in deze visie huisarts en specialist nauwelijks als ‘voorzieningen’ aangemerkt kunnen worden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 225]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het voorzieningengebruik van de stress-categorie is, althans voor de voorzieningen die in beschouwing zijn genomen, hoog te noemen. Dat gebruik geldt met name die voorzieningen die tegemoet kunnen komen aan de eerder geconstateerde noden: de gezondheidsvoorzieningen en die op het gebied van de maatschappelijke dienstverlening. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
§4 De contact-armenDe algemene kenmerken zijn:
De afwezigheid of de grote mate van afwezigheid van informele contacten houdt uiteraard niet zonder meer in dat de betrokkenen zich ook geïsoleerd voelen. Vaak echter blijkt dit wel het geval te zijn, zo zeer dat van een duidelijk verband sprake is. Het schema volgend dat voor de vorige twee ‘speciale groepen’ gebruikt is, dient achtereenvolgens de situatie en het voorzieningengebruik beschreven te worden. Kortheidshalve echter kan volstaan worden met de algemene conclusie dat op de terreinen van ‘werk’, ‘wonen’ en ‘gezondheid’ de contact-armen zich niet onderscheiden van de overige Nederlanders: noch sociale en culturele ‘tekorten’ of ‘overschotten’ doen zich voor, noch ook onder- of overconsumptie van voorzieningen. Aparte vermelding verdient het feit dát ook stress zich hier niet in het bijzonder | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 226]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 227]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
voordoet. Anders evenwel is het gesteld met de situatie en het voorzieningengebruik op het gebied van de vrije tijd, alsook met de tevredenheid t.a.v. een aantal aspecten. Om die reden wordt van deze terreinen een vollediger overzicht geboden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
SlotopmerkingDe vraag doet zich voor of de drie voor nadere beschouwing gekozen categorieën inderdaad centraal staan, in die zin dat daarbinnen een groot gedeelte van de welzijnstekorten, c.q. onderconsumptie van voorzieningen, geconcentreerd is. T.a.v. de laagstgeklasseerden lijkt dit zeker het geval. Een combinatie van twee algemene kenmerken, laag opleidingsniveau en arbeidersberoep, blijkt samen te gaan met een reeks van specifieke welzijnstekorten, als ook met een opmerkelijk ondergebruik van een aantal voorzieningen. Van de stress-categorie laat zich dit minder zeggen. De problematiek die zich daar voordoet, blijft binnen dezelfde sfeer, die van het subjectieve, het psychische on-welzijn. Hiermee is niet aangegeven dat zij minder ernstig zou zijn, gewezen wordt slechts op het volstrekt andere karakter ervan. De derde categorie tenslotte, die van de contact-armen, is niet gebleken een kern te zijn van welzijnstekorten op grote schaal. Het vermoeden lijkt gewettigd dat met de schaarste aan informele menselijke contacten wel degelijk een ernstige problematiek gemoeid is; dat deze echter relatief geringe aantallen mensen betreft, en daarom door de hier gevolgde werkwijze niet tot haar recht heeft kunnen komen. Dat de drie categorieën verschillend zijn - dus niet voor een groot deel dezelfde mensen onder verschillende benamingen - blijkt tenslotte uit het feit dat er geen correlatie tussen geconstateerd werd. |
|