‘Omdat ik door dat uitzicht beter in staat ben te zien wat onbereikbaar voor me is,’ gromde Herman en zonk weer weg in zijn zwaarmoedigheid.
Vlak voor zijn tweehonderdste verjaardag kwam er een houthakker in zicht, die al bijna voorbij was gelopen, toen een klok in de verte twaalf uur sloeg. Prompt liet hij zich tegen Herman's stam vallen en begon een boterham met kaas te eten.
‘Wil je mij een dienst doen?’ vroeg Herman. Zijn stem trilde van emotie, nog nooit had hij zó'n kans gehad.
‘Ach, nee hè, sprak de houthakker, ‘toch niet weer een sprekende beuk!?’
‘Jazeker, ik ben een sprekende beuk en ik heb maar één vraag: hak mij om!’
‘Ben je nou helemaal belazerd, dat mag ik helemaal niet.
Sprekende beuken zijn beschermd! Geen sprake van.’
De houthakker begon aan zijn tweede boterham.
‘Toe nou,’ smeekte Herman.
‘Nee.’
Tevreden kauwde de man zijn brood. Er zat hagelslag op.
Herman wist dat hij snel moest handelen, de lunchpauze zou spoedig voorbij zijn.
‘Als jij mij niet omhakt, ga ik een boekje over jou opendoen,’ sprak hij langzaam.
‘Hoezo, een boekje opendoen?’ De houthakker hield op met kauwen en keek schuin omhoog.
‘Nou, over wat jij hier soms uitspookt, je weet wel... vieze dingen ...’
De houthakker legde peinzend het laatste stukje boterham terug in zijn broodtrommel. Herman wachtte gespannen af. Zou hij raak geschoten hebben?
Eindelijk reageerde de houthakker: ‘Dat zou ik niet leuk vinden. Jij bent een geslepen oude beuk!’
‘Een sprekende beuk zal je bedoelen, maar als jij mij omhakt zal ik niets zeggen, ook niet dat jij een sprekende beuk hebt omgehakt.’
De houthakker veegde met een resoluut gebaar de hagelslag van zijn mond, greep de bijl en begon te hakken. Hoewel het niet geheel pijnloos was, genoot Herman van elke slag die zijn stam losser van de wortels maakte. Eindelijk vrijheid! Eindelijk verlost van die ketens! Eindelijk zouden verten ophouden verten te zijn! Wilde plannen over de invulling van de nieuwe fase in zijn leven schoten door zijn vezels. En toen hij even later met luid geraas omlaag stortte en de zachte bosbodem hem teder opving, voelde hij zich weer een beukenootje.