Sic. Jaargang 8(1993)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 46] [p. 46] Nachtbraakster Hij voelt haar komen door het donker heen. Van vreugde kan hij eerst niet spreken. Ze nestelt zich naast hem onder de deken en rilt: het is daarbuiten koud als steen. Bij haar te zijn lukt hem bij nacht alleen. ‘Ik hoorde,’ zei hij, ‘buiten takjes breken.’ ‘Waarom,’ vraagt ze, ‘ben ik tot slot bezweken? Houd me goed vast, want ik verdwijn meteen.’ Het donker leven slechts is haar vertrouwd. Ooit ging zij met hem mee over de rand van zien, hij heeft haar liggend naakt aanschouwd. Nu strooit ze als ze naar hem komt, hem zand in de ogen, licht met lijfsbehoud de hand. Zijn tastbaar voelen maakt haar doodsbenauwd. * Eugène Pafort Vorige Volgende