Sic. Jaargang 7(1992)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 30] [p. 30] [pagina 31] [p. 31] [Poëzie] Francesco Petrarca Canzoniere 250 Van verre leek mijn liefste me in 't verleden, wanneer ik sliep, minzaam en engelachtig, maar nu maakt mij haar droombeeld zo neerslachtig dat schrik en angst mijn somber hart betreden. Dikwijls zie ik op haar gezicht naast vrede ook diepe deernis staan en een waarachtig verdriet, en hoor ik dingen die me onmachtig tot vreugde en hoop met droefenis omkleden. ‘Heb jij’, zegt ze, ‘nog in herinnering hoe ik jou 's avonds troosteloos liet staan toen ik, omdat 't al laat was, huiswaarts ging? De trieste waarheid die ik toen niet aan jou wilde of kon vertellen, lieveling, is dat ik toen voorgoed ben heengegaan.’ * Frans van Dooren [pagina 32] [p. 32] Francesco Petrarca Canzoniere 302 Nadat mijn geest mij hoog had opgeheven naar wie ik aldoor zoek, maar niet kan vinden, zag ik haar stralend en zachtmoedig in de hemel der liefde voor mijn ogen zweven. Zij nam mij bij de hand en sprak: ‘Nog even, en dan ben je bij mij, die jij beminde, ofschoon ik jou door droefenis verblindde toen ik zo vroeg van de aarde werd verdreven. In mijn geluksstaat, die geen mens doorziet, wacht ik op jou en op 't door jou aanbeden lichaam dat ik op aarde achterliet.’ Ach, waarom zweeg zij toen? Haar woorden deden mijn hart zo goed dat 't was of mijn verdriet zich met een glans van hemels licht bekleedde. * Frans van Dooren [pagina 33] [p. 33] Francesco Petrarca Canzoniere 336 Nog altijd komt me, o Liefde, telkenmale helder en onuitwisbaar 't beeld voor ogen van haar die ik in 's levens bloei door 't hoge schijnsel van jouw gesternte zag omstralen. Wanneer ik haar in al haar deugd zie pralen, zuiver en schoon en stil en ingetogen, dan roep ik: ‘Ja, zij leeft, zij leeft! Och moge haar zoete stem mij weer doen ademhalen!’ Soms antwoordt zij en soms zegt zij geen woord. En als ik merk hoezeer ik mij vergis, vraag ik mezelf: ‘Heb je 't dan niet gehoord? In dertienhonderdachtenveertig is die ziel rijk aan genade en onverdorven op 't eerste uur van zes april gestorven!’ * Frans van Dooren [pagina 34] [p. 34] Francesco Petrarca Canzoniere 349 Soms meen ik wel eens in mijn slaap te horen hoe zij die ik liefhad dringend om mij vraagt. Want ach, sinds ze uit mijn oog werd weggevaagd, voel ik me diep ontredderd en verloren. En huilend heb ik 't leven afgezworen waardoor ik eens gestreeld werd en behaagd. 't Zou mij een vreugd zijn als mij nog vandaag 't zo lang verbeide einde werd beschoren. Zalig de dag dat ik na zoveel jaren me ontdoen mag van de sterfelijke leden die als een loden last mijn ziel bezwaren! Zalig de dag dat ik van hierbeneden, waar 't zwart en donker is, omhoog mag varen om bij mijn liefste in 't licht van God te treden! * Frans van Dooren Vorige Volgende