‘Een manuscript in 83 boeken gevonden’ of ‘Een originele cleptograaf’
* Adriana Esmeijer
Paul C. Bogaers hanteert in zijn korte roman ‘Tropenwee’, waarvan hier het eerste hoofdstuk wordt gepubliceerd, een even opmerkelijke als bewerkelijke manier van schrijven: de tekst is opgebouwd uit bestaande zinnen, geknipt uit 83 verschillende boeken. Uit deze enorme verzameling zinnen die op kleine strookjes papier zijn geschreven, heeft Bogaers stapsgewijs, al selecterend, schuivend en associërend op basis van zowel taalkundige als tekstinhoudelijke aanknopingspunten', een nieuw verhaal met een geheel eigen betekenis samengesteld. Zinnen die ogenschijnlijk niets met elkaar te maken hebben, worden op deze manier aan elkaar gekoppeld, waardoor totaal nieuwe associaties bij auteur en lezer teweeg gebracht kunnen worden. Hoewel deze schrijfwijze op het eerste gezicht zeer beperkt lijkt, blijkt ze veel fascinerende mogelijkheden op te roepen, ondanks het gebruik van louter bestaande teksten. Door de toevallige samenstelling krijgen zelfs reeds bestaande tekstpassages een geheel nieuw gezicht.
Bogaers heeft twee jaar aan ‘Tropenwee’ gewerkt. Boeken die hij daarbij gebruikt heeft zijn onder andere Waar de leeuwen brullen van Serges Golon (1969), Vrouwelijke spionnen die ik gekend heb door E. Zeven, Per auto door het hart van Afrika van Frans Demers, Trader Horn door Trader Horn & Ethelreda Lewis, Veertig jaar speurderswerk (1945) van C.J. van Ledden Hulsebosch en De rol van toeval en noodlot in ons leven (1960) van Wilhelm von Scholz. Onder deze willekeurige en vrij onbekende verzameling bevonden zich veel reisverhalen. In totaal heeft Bogaers enkele duizenden zinnen geselecteerd en gerangschikt tot een roman van ongeveer vijfendertig pagina's. ‘Tropenwee’ is in dit genre Bogaers' debuutroman.