uitgesteld.. De dromer rent over het zand van een regenachtige woestijn, en kan zich noch de stukken, noch de regels van het schaakspel herinneren. Op dat moment wordt hij wakker.’
Het schaakspel leent zich goed voor zo'n metaforische droom. Borges hield van het schaken; misschien had hij zelf iets soortgelijks gedroomd.
Dromen schakers?
In Canetti's ‘Martyrium’ droomt de dwerg Fischerle dat hij later wereldkampioen zal worden en zich Fischer zal noemen. Maar hier heb ik weer mijn toevlucht tot de literatuur genomen. In biografieën van wereldkampioenen en topspelers komen nauwelijks dromen voor. Blijkbaar kennen zij een bepaalde schroom om innerlijke roerselen aan de oppervlakte te laten komen. Onder grootmeesters is Hans Ree een van de weinigen die er geen last van heeft. Met genoegen beschrijft hij dromen waarin Petrosjan en Donner hem het leven moeilijk maken.
Mijn ervaring met dromen - daar hoef je trouwens geen schaker voor te zijn -, is dat ze je kunnen leiden. Eind mei dit jaar maakte ik mij zorgen over mijn match tegen Korchnoi. Totdat ik een droom had waarin mijn komende match nog gemakkelijker verliep dan de eerste match tegen Hübner. Ik zou opnieuw ongeslagen blijven. En zo geschiedde.
Zulk soort dromen hoeven geen positieve boodschap te bevatten. In 1988 speelde ik na een veelbelovend begin, twee slechte toernooien achter elkaar. Daarop droomde ik dat het leed nog niet geleden was en dat er nog een slecht toernooi op stapel stond. Ook dat gebeurde. In het Franse Belfort werd ik gedeeld laatste.
Eerder dan voorspellende dromen zijn dit uitingen van een gevoel dat je onbewust hebt. Met zo'n droom als over een machtoverwinning moet je overigens zorgvuldig omspringen. Pas na afloop mag je hem aan de openbaarheid prijs geven, bij voorkeur als hij uitgekomen is.
Niet iedereen heeft dromen die zich als een verhaal ontvouwen en in het geheugen gegrift blijven. De volgende voorvallen werden eind april door mij gedroomd en opgetekend in een oud Belgisch kasteel hotel.
‘Het was tijdens een toernooi, Robert Hübner zat aan een belendende tafel met wat mensen te praten, ik zat een boek van Borges te lezen. De droom speelde zich af in de eetzaal; het boek had een kaft die op die van “Dream-tigers” leek, maar het had ook “Labyrinths”, met diezelfde kaft kunnen zijn. In ieder geval stond Borges cryptische krabbel die op een soort runenschrift leek, erin. Bij nadere beschouwing bleek dat de tijger uitgeknipt op de kaft zat, als een echte papieren tijger. Aan de andere kant van de eetzaal ont-