Sic. Jaargang 6(1991)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] h.h. ter balkt In Krah, Krah, voor W, S, J, G en H 't Was in Krah, Krah, daro. Licht brandde zwakjes in de vooravond. Affiches riepen er luid aan de muren toen de muziek plotseling stopte, en een stem klonk in de geschrokken ruimte, een gestreepte stem, ijzig en ver: ‘Hier spreekt de geest van de Siberische tijger... Wij zijn met minder dan twintig over nu, daarginds... Luister, ongeschotenen: Uit die verre vlakten kwamen wij hiernaar toe, naar Wenen, Boedapest en Praag, naar het oude hart van jullie Europa; onze geest daalde in enkele af die nu nog louter bloeddorst zijn... Ze zijn te herkennen aan de gloeiende blik in hun ogen.. Ze vallen aan in de rug... Hoed jullie. ‘Toen barstte muziek weer los over de tafels, en het licht ging plotseling uit. Sommigen, ja, sommigen leken niets te hebben gehoord. Ze dronken hun bier -de affiches gluurden als vanouds; een viltje leek op 't rijk Illyrië, 't Ravenpad glinsterde. In Krab, Krab, Ravenpad, Wenen [pagina 65] [p. 65] Uitlegging door de bosrand Nut or twig or tree, Hazel was decidedly pagan Er is weinig voor nodig om een bosrand te zijn. Zomer en de drie seizoenen maar het meest wel de herfst. De zomer is een lopende band. Maaiers en ruisenden gaan ijlings langs je heen, en elk blad redt zich; nog eenvoudiger is de winter die de verpakking afhaalt en de lucht grijs omtovert in een stakingspamflet. De harde wind van de winter... Op de lente wachten wij altijd, wij hazelaars, maar de herfst is inniger; de wisseling. Vuur van binnenuit brandt ons op; wij halen nauwelijks nog adem, om rode lover doolt de wind als doktoren. Wij zijn de bosrand; de grens. Wij struiken zijn het decor van de akker, de toneelvloer. En hoor hoor onze tijding: Vorige Volgende