culturele revolutie, Michel Foucault de Iraanse revolutie en anderen weer Lenins Staat en revolutie omhelsden is even kwestieus. (Ik noem slechts wat favoriete schrijvers van mij.) Waarom Heidegger met zijn filosofie zoveel weerklank kreeg en dat hoogstmerkwaardige boek Sein und Zeit vanaf haar publikatie in 1927 het aureool kreeg hét boek van de eeuw te zijn, ligt denk ik, aan een weinig provinciaalse gebeurtenis. De eerste wereldoorlog is de achtergrond van Sein und Zeit. De fenomenologische analyses van angst, vrees, eenzaamheid, het ‘men’, de alledaagsheid, de verveling, beslissende keuzes, het leven tot de dood, het geklets, de nieuwsgierigheid, de kranten, de stenen en het stof, het moet ongehoord herkenbaar zijn geweest voor de generatie studenten die Verdun en de loopgraven in Vlaanderen had meegemaakt. Dat er een docent was die de universitaire filosofie en filosofen met hoon afdeed en over hun eigen angsten en toekomstverwachtingen kon spreken, dat was een evenement.
Hannah Arendt benadrukt dit in haar herinneringen aan de jonge Heidegger. In het beroemde gesprek over Kant in Davos met Ernst Cassirer leek de universitaire filosofie verkalkt en die van Heidegger het nieuwe bloed in de aderen.
Alleen al de uiterlijke verschijning van Heidegger, geen studeerkamerman maar vader van twee zonen en met korte broek en open hemd soms college gevend of met zijn studenten de bergen intrekkend om ze skilessen te geven; het was een sensatie.
Met Heidegger drong Nietzsche de universitaire filosofie binnen. De filosofie van Plato tot Hegel leek onder het juk gebracht van het vermeende bezit van allerlei waarheden. Nietzsche had als eerste gezegd dat de moderne filosofie elke waarheid kwijt was. De constructies van de filosofie, de systemen van het denken, ze werden door Nietzsche niet langer als waarheden erkend maar als pogingen van de ‘Wille zur Macht’ waarheden te scheppen en te overmeesteren.
Op die weg ging Heidegger verder door zijn deconstructie van de fundamentele uitgangspunten van de filosofie. Plato of Schelling, Augustinus of Hegel, ze werden uitgekleed op de colleges. Wat Kant gezegd had werd stukgedacht op zoek naar de heipalen waarop zo'n groots bouwwerk als de Kritik der reinen Vernunft opgetrokken was. Wie nog ‘geloofde’ in Kant, in Plato, Thomas of Aristoteles moet teleurgesteld uit deze colleges gekomen zijn. En iedereen die zocht naar beginselen, vaste uitgangspunten, waarheden, levensregels, antwoorden op grote vragen, zin in het leven; ze zouden merken dat zulke dingen bij Heidegger niet te vinden waren.
Vragen, zei hij, is de vroomheid van het denken. En antwoorden leken wel vormen van heiligschennis. Alle antwoorden die zich beriepen op zijn filosofie heeft hij afgewezen. Dat begon direct na de tweede wereldoorlog met het existentialisme van Sartre en vervolgens riep om de