| |
| |
| |
[Nummer 2-3]
De naderende grens van het jaar 2000
c.a. van peursen
De mens leeft in de tijd en heeft bovendien besef van tijd. Hij of zij is daarbij geneigd om fasen of perioden in de voortgang van de geschiedenis te markeren. Van de meest primitieve tot de meest geciviliseerde samenleving worden zulke mijlpalen aangetroffen: ritueel rond geboorte en dood, de weerkeer van de seizoenen, de grote levenstijdperken soms in jaarcycli zoals in China, de terugkerende, geheimzinnige standen van planeten en sterren. Maar steeds meer gaat daarbij de jaartelling een rol spelen; deze is weliswaar door de mens zelf vastgesteld, maar niet op willekeurige wijze: maanjaren, zonnejaren, cycli van omwenteling van sterren.
In onze samenleving speelt tellen een grote rol en dan vooral in tien-, honderd-, duizendtallen. Tegen de nadering van het jaar 1000 vonden emotionele tonelen plaats. Maar ook een eeuwwisseling houdt een frappante overgang in. Bij de nadering van de thans bijna afgesloten eeuw leefde sterk het besef van de overgang naar een andere periode in de geschiedenis. De denker die daarin vele schrijvers en filosofen beïnvloed heeft, was F. Nietzsche, die, bijna symbolisch, in het jaar 1900 overleed. De beschaving gebaseerd op de waarden van Griekse Oudheid en Christendom liep ten einde. Moest ten einde lopen, schreef Nietzsche, omdat de verborgen krachten en machten onder onze maatschappij nu aan de oppervlakte zouden komen: de tegenspraken die binnen onze rationaliteit aanwezig waren, de vitale wil tot macht die de leiding zou overnemen.
De vraag kan gesteld worden of ook thans een fin de siècle stemming aanwezig is. Er zijn enkele, maar zwakke, tekenen die erop lijken. Nietzsche beleeft weer een soort renaissance met name bij auteurs die zich tot de postmodernen rekenen. Zo keert een filosoof als J.F. Lyotard zich tot de postmodernen rekenen. het rationele, een vertelling die ons gezamenlijk leven zin en richting moest geven. Het verhaal is uitverteld en allerlei tegenspraken doen zich voor die niet meer onder
| |
| |
één noemer te brengen zijn. Bovendien, aldus ook anderen, zal de komende informatiemaatschappij ons in de ban houden, waarbij technokratie ons geestelijk waardenpatroon zal doen verdwijnen.
Maar er zijn ook andere stemmen, die hoopvoller tegen huidige veranderingen spreken: nieuwe mogelijkheden van communicatie, maar ook van culturele ontplooiing, groter politieke eenwording, de culturele dimensie die zich opdringt en die onmisbaar blijkt te wezen zelfs voor meest materiële en technologische innovaties.
| |
Van grens tot horizon
Toch is met een kort overzicht als hiervoor eigenlijk nog niets gezegd. Het meest opvallende is nu juist, dat het besef van aan het einde van deze eeuw te zijn nauwelijks een rol speelt. Ook niet bij postmodernen, evenmin bij de meer optimistische stemmen. De eeuwwisseling is, misschien voor het eerst, geen echte grens meer. Er is bij mijn weten onder de vele schrijvers die bijvoorbeeld over de komende en reeds aanbrekende informatiemaatschappij schrijven, er niet één die deze eerst bij het jaar 2000 laat beginnen. Men begint zulk een jaartal eigenlijk als kunstmatig en abstract te zien. Concrete jaartallen, zeker, die spelen een rol zoals 1 januari 1993 in verband met de stap naar grotere Europese eenwording. Of data als die van de demonstraties op het Tienanmen plein in China, het doorbreken van de Berlijnse muur. Eigenlijk was vroeger de grens van een nieuwe eeuw zelf een soort muur: er was iets achter, men kon het vermoeden, maar zeker weten was er pas als je door die tijdsmuur heengegaan zou zijn. Dat komt omdat het beeld van de cultuur en de reikwijdte van de menselijke geest sterk door afgrenzingen bepaald was. Er waren vaste waarden, onveranderlijke levensbeschouwelijke scheidslijnen, kloven tussen culturen, zelfs, of eigenlijk: juist, wanneer je in die andere cultuur koloniserend aanwezig was. Het denken in grenzen betrof zeker niet alleen tijd en ruimte, maar ook de immateriële wereld, zoals het goddelijk bovennatuurlijke tegenover het grijpbare natuurlijke. Het vond zijn uitdrukking in de scheiding tussen geslachten, de gelaagdheid in de maatschappij, het onderscheid tussen autoriteit en onderdaan, zelfs in gewone zaken zoals de groenten en vruchten die bij elk seizoen hoorden - met Kerstmis at je geen aardbeien.
Het woordje grens komt ook, in Latijnse vorm, voor in de term ‘definitie’: begripsomgrenzing. Alles moet op correcte en afgemeten wijze gedefiniëerd worden: in onderwijs, in de ethiek, in de wetenschap. In het aardrijkskunde-onderwijs kon men uit het hoofd de haltes van de trein tussen Groningen en Maastricht opzeggen. In de ethiek was het makkelijk om goed en kwaad tegen elkaar af te grenzen. De wetenschap kon onder meer de kleinste deeltjes van de materie nog
| |
| |
als uiterst minieme biljartballetjes voorstelbaar maken.
Juist in dit opzicht is er veel veranderd, waardoor het jaar 2000 niet meer als vaste grens, als muur voor het onbekende of als definitie voor een nieuwe geschiedsperiode benut kan worden. De zaken zijn niet meer zo afgebakend en omgrensbaar. De rollen in de maatschappij liggen niet meer zo vast. Het onderwijs is minder gericht op het aanleren van gegevens dan wel op het meer flexibel verwerken van zeer heterogene informatie. De tijd van de vele ‘weetjes’, van de ‘watten’ (wat is de mens? wat is een atoom?) is voorbij.
Eenvoudig kan men de verandering aanduiden met de bekende tegenstelling: statisch-dynamisch. De werkelijkheid is niet meer ingedeeld in statische vertrekken. Ook bij een eeuwwisseling doet men geen deur open en dicht die van de ene kamer naar een volgende leidt. Nee, de hele werkelijkheid wordt in onze huidige cultuur veeleer beleefd als een proces, een beweging. Bij een nieuwe eeuw verwisselt men niet de vaste standplaats die men had, maar men zet een tocht voort die al steeds aan de gang was.
Deze hele verschuiving in de overgangsbeleving van een eeuwwisseling kan men dan ook aanduiden met de overgang van grens naar horizon. Horizon, want er zijn zeker overgangen, grenzen, gezichtseinders. Maar deze zijn niet meer vast, statisch, op een kalender gelocaliseerd. Zij reizen met ons mee. Bij een verjaardag, vooral als men bijvoorbeeld ‘Abraham gezien heeft’, is wellicht dit besef van de gezichtseinder nog intensiever. Ook een eeuwwisseling, sterker nog het intreden in een nieuw millenium, kan daartoe bijdragen. Maar in wezen blijft het gaan, niet om een vaste grens, maar om een voor ons uittrekkende horizon.
Dit betekent ook dat er een pluraliteit gekomen is: de ene grens heeft voor een veelheid van horizonten plaats gemaakt. Als men op een berg staat ligt de horizon verder weg dan wanneer men op het strand, vlak bij de zee staat. Wij kunnen op de hoge top van de natuurwetenschappen, met name de astronomie (kosmologie) gaan staan. Dan ligt de ‘big bang’ ver achter ons en blikken wij in een bijkans eindeloze toekomst vooruit naar het ‘zwarte gat’. Op onze normale, eigen standplaats zien we de horizon van ons eigen leven. Met de moderne ontwikkelingen, van nieuwe gevaren en tevens grote medische verbeteringen van de levensduur, ligt zelfs deze grens, ook statistisch, minder vast dan vroeger. De horizonten, ook de persoonlijke, zijn onderling weer sterk verbonden aan die van onze veranderende cultuur (wetenschap, medische en andere technologieën, geestelijke perspectieven, toekomstverwachtingen).
Tenslotte een laatste en belangrijk verschil. Een ‘grens’ betekent iets dat vast staat ongeacht onze eigen positie en inspanning. De grens van de komende duizend jaar kun je niet wijzigen. Een ‘horizon’ heeft wel te maken met onze eigen positie en geestelijke activiteit. We kunnen de
| |
| |
horizon verruimen, er zelfs avontuurlijk op uit trekken, zoals op een lange bergtocht: wijkende horizonten en de steeds lokkende roep van hetgeen nog voorbij onze horizon ligt. Deze visie is tegelijk een oproep aan onze hele cultuur!
| |
Machtsgrenzen en groeihorizon
Tot heden kan men de tendens bespeuren om groei ondergeschikt te maken aan macht. Als men de eeuwwisseling meer symbolisch als ‘even stilstaan om na te denken’ en dus eerder vanuit de horizon gaat zien, dan ontstaat de tendens om macht ondergeschikt te maken aan groei. Enkele opmerkingen ter verduidelijking.
Grenzen worden veelal afgebakend door macht. Op de kaart van Afrika ziet men vrij willekeurig, soms bijna langs een lineaal, getrokken grenzen van staten. Het is het nog overblijvende teken van de vroeger bestaande grenzen van koloniale machtsgebieden. De Berlijnse muur, het ijzeren gordijn, het bamboegordijn, zij alle waren/zijn uiting van politiek-militaire machtsgrenzen.
Er is ook nu nog veel dat zich in dezelfde lijn beweegt. Economische machtsblokken - Amerika, Japan, het komende Europa - kunnen tot vaste begrenzingen worden die gaan dicteren waar en hoe precies zich de economische groei zal voltrekken. Bepaalde bewegingen in wetenschap en technologie bieden ook vaste, berekenbare en door technologische macht manipuleerbare kaders aan waarbinnen zich de groei van menselijk denken, handelen, zelfs menselijk geluk zal dienen te voltrekken: de robotisering van de samenleving, de komende ‘plastic man’ zoals een schrijver dat noemt, de computer die de mogelijkheden van ons denken gaat bepalen, het farmacologisch ingrijpen dat menselijke gevoelens gaat oproepen of afremmen.
Dieper liggend nog zijn de machtsgrenzen van de ideologie. Of laten we dit woord in een minder ongunstige zin nemen: de wereldbeelden, de vaste overtuigingen. In onderwijs, opvoeding, politieke, sociale en religieuze vorming is daar de groei van de mens, zijn rijping, beheerst door de grenzen van de aangereikte overtuigingen. Dat alles is niet verkeerd - het paste zelfs goed in een heel cultuurbeeld, waarin ook wetenschap, sociale zorg en beleid meededen of meedoen. Maar ook is wel duidelijk dat met de verschuiving van grens naar horizon dit alles krampachtig kan worden. Beleid kan dan tot manipulatie, duidelijke afbakening tot vijandsbeelden, positieve opstelling tot antithetische houding worden. De grens van de komende eeuw is dan nog altijd een vaste grens zonder dat men een meer dynamische cultuur aandurft die een groter beroep doet op zelfstandige groei en de spannende uitdaging van het perspectief van bescheiden, menselijke eindigheid waarin toch juist tot verdergaan opgeroepen wordt: de horizon van de cultuur. Bij de bovenstaande beschrijving zal
| |
| |
men zelf al reeds bemerkt hebben hoeveel er thans in beweging is. Wanneer is dat alles begonnen? Dat is niet meer te localiseren.
Terugblikkend op het laatste jaar van de tachtigers zullen sommigen het localiseren op de dag dat de Berlijnse muur doorbroken werd; anderen op 25 augustus toen Voyager II, na een reis van 12 jaar, Neptunus passeerde en zo een nieuw stuk van het heelal ontsloot; weer anderen bij een verrassende Kerst- of Nieuwjaarstoespraak van leidende politici.
De overheersende betekenis van een welhaast statische machtsuitoefening hield in dat er nog nauwelijks eigen, autonome of zelfstandige groei mogelijk was. Ieder had het gevoel dat men de ontwikkelingen niet aankon: alles werd beslist in Kremlin, Witte Huis, directiekamers van multinationals, chemische laboratoria, berekeningen van economen. Zelfs het eigen parlement bleek in beeld- en besluitvorming van heel andere instanties afhankelijk: de SER, de Planbureau's, de, soms anonieme, adviescolleges, de experts die als stand-by fungeerden. Het internationale politieke en economische gebeuren voltrok zich als een soort Noodlot. Maar ook de grensovergang naar 1990 was al geen echte grens meer, wel nog een moment voor terugblik en bezinning in het perspectief van nieuwe horizonten. Welnu, bij zulk een terugblik valt op hoe juist in dit laatste, maar ook reeds in voorgaande jaren, het initiatief van de kleine groep, de demonstrerende staatsburgers, de bewust wordende consument een ver reikende invloed bleken te hebben. De groei van het persoonlijke besef en de zedelijkpolitieke verantwoordelijkheid is de macht van de eerste plaats gaan verdringen. Zo werd het beeld steeds dynamischer: supermarkten veranderden hun aanbiedingen onder pressie van publieke opinie, de milieugroepen tot en met greenpeace bewerkstelligden veranderingen in politiek beleid, aanvankelijk kleine kerkelijke verzetsgroepen leidden tot een grote doorbraak in het bewind van verschillende Oost-Europese landen.
De grenzen van de macht blijken nu allengs bepaald te worden door de horizon van de groei. Deze ommekeer - macht dirigeert niet de groei, maar groei reguleert de macht - kondigde zich al jaren geleden aan. Maar dat geschiedde nog binnen het oudere denkkader, het meer statische kader van de vaste grenzen. Temidden van een periode van vooruitgangsgeloof, van vertrouwen in een economische en technologische macht die eindeloze welvaartsgroei mogelijk maakt, klonk plotseling de profetische uitspraak: ‘grenzen van de groei’. De Club van Rome, Wereldbank, GATT en vele andere internationale instanties beseften dat er grenzen waren aan de uitputting van de rijkdommen van de aarde en van economische afzetgebieden. Maar men dacht nog aan ‘grenzen’, nog niet aan de meer dynamische ‘horizonten’.
Dat begint nu te veranderen. De groei krijgt de leiding binnen de horizon van culturele ontplooiing.
| |
| |
Toren van Babel
De vraag naar de grenzen van grondstoffen verplaatste zich naar die naar welke mogelijkheden er zijn om tot culturele en geestelijk groei te geraken. Ja, juist het spreken over ‘grenzen’ stimuleerde tot de ontdekking van weliswaar eindige, maar in zekere zin eindeloze horizonten voor de ontwikkeling van persoon en samenleving. Het blijft een tasten, een ontdekken, een zichzelf afvragen waar wij in geestelijk en cultureel opzicht precies heengaan. Maar er komen toch nieuwe gezichtseinders: groei boven macht, 1990 als markatiepunt voor een voortschrijdende tocht binnen de horizon van de menselijke cultuur.
| |
Literatuur:
P.J. Bouman, Cultuurgeschiedenis van de twintigste eeuw. Elsevier. Amsterdam 1977. |
J.L. Heldring e.a. (red.), Geschiedenis na 1945. Aula. Utrecht. 2e dr. 1988. |
C.A. van Peursen, Cultuur in stroomversnelling. Nijhoff. Leiden. 5e dr. 1987. |
|
|