van dit goud aan de Duitse centrale bank.
De Amsterdamsche Bank bleek niet langer bevoegd Céline toegang tot zijn kluis te verlenen. Onverricht ter zake keerde hij naar Parijs terug. Kort daarna sommeerde de bank hem de sleutels van de kluis naar Den Haag op te sturen. De DRT dreigde anders opdracht te geven de kluis open te breken. De kosten van een dergelijke operatie (fl 50,-) kwamen voor rekening van de kluishouder.
Daarop wendde Céline zich tot zijn relaties Alphonse de Chateaubriant, een schrijver die op goede voet met de Duitsers stond, en Fernand de Brinon, ambassadeur van maarschalk Petain te Parijs. Zij schakelden hun contacten in bij de vertegenwoordiging van het Duitse Ministerie van Buitenlandse Zaken te Parijs. Daar richtte men zich tot de vertegenwoordiger te Den Haag met het verzoek stappen te ondernemen die ertoe zouden leiden dat Céline de status van vijandelijk onderdaan zou worden ontnomen. Deze bevoegdheid was voorbehouden aan het Commissariaat Generaal voor Financiën en Economische Zaken. In het archief van deze instelling, dat bij het RIOD te Amsterdam berust, bevindt zich een brief d.d. 5 september 1941 van de vertegenwoordiger te Den Haag aan dr. Schröder, stafmedewerker van de Commissaris Generaal. In deze brief wordt verzocht om ‘voor zover op politieke gronden mogelijk het eigendom van de beroemdste antisemiet van de Franse literatuur niet langer als vijandelijk te beschouwen en de dreigende inbeslagname van zijn bezit te verhinderen. Célines jarenlange strijd tegen het jodendom en voor de Frans-Duitse toenadering dient te worden beloond. Hoezeer Céline de anti-semitische zaak is toegedaan blijkt wel uit zijn voornemen de openingsrede uit te spreken bij de grote anti-semitische tentoonstelling die op 5 september in Parijs van start zal gaan’.
Ten overvloede: Céline bezocht die tentoonstelling wel, maar hij sprak de openingswoorden niet. Hij was teleurgesteld over het ontbreken van zijn pamfletten op de tentoonstelling.
Schröder honoreerde het verzoek niet. ‘Een uitzondering kan hij niet maken. Bovendien zal Céline's eigendom niet in beslag worden genomen. Het kapitaal wordt alleen geblokkeerd. Het zal in de toekomst voor hem worden beheerd door de DRT. Mocht heer Céline werkelijk dringend zijn vermogen nodig hebben dan moet hij zich maar tot de DRT wenden met het verzoek dat beheer te laten beëindigen”.
Dit antwoord van Schröder bleek niet geheel in overeenstemming met de waarheid. Want op 17 september 1941 wordt de kluis opengeboord en wordt het goud aan de DRT overhandigd. Bij de Amsterdamsche Bank wordt een rekening op naam van Céline geopend. Op deze rekening wordt een bedrag van