| |
| |
| |
Smaragd
zhang jie
De schemering zoog als een reusachtige spons alle hitte en al het licht van de dag langzaam op. Het lawaai van de stad werd geleidelijk minder. De stad was als een pan met dikke brei die was afgekoeld en stijf geworden. De kamer was al zo donker dat de dingen niet meer te onderscheiden waren, alleen de smeulende wierook tegen insekten straalde een donkerrode gloed uit als een baken. Het gordijn van bedrukte stof in lichte kleuren streek zachtjes heen en weer in de milde avondwind en het raam rammelde zacht op het briesje. Zelfs als het windstil was trilden deze ramen al mee als er iemand voorbijliep. Dit was nu eenmaal een oud huis. De grijsbruine muren waren oud van kleur en geur; in elke plank van de vloer zaten al lang allerlei gaten en barsten, maar toch was hij door mevrouw Lu smetteloos glanzend gewreven. De rood houten meubels met al hun randjes en hoeken waren nog zo hard dat de mensen zich eraan bezeerden en de ramen hadden de vorm van kerkramen, smal en hoog met bovenaan een ronding...
Voor de rij ramen aan de zuidkant van de eerste verdieping stond een oude noteboom met brede bladeren, een kwee en nog twee japanse dennen die nooit groter schenen te worden. Ze waren nog even hoog als toen Lu Beihe ruim twintig jaar geleden voor het eerst deze binnenplaats betrad. Toch zagen ze er veel ouder uit. Als mensen ouder werden, waarom bomen dan niet?
In de zomer temperde de zware schaduw van de noteboom en de kwee niet alleen de hitte van de zon, maar zij schermden ook de mensen en de dingen achter het raam af. Tegen de winter vielen de bladeren van de noteboom en de kwee weliswaar, maar wie had er dan nog zin om in de koude wind bij anderen naar binnen te staan gluren?
De zwarte bakstenen muur rondom het huis waren geheel begroeid met groene klimplanten. De toch al niet grote ramen waren diep begraven onder het dichte gebladerte van de ranken, als een oude put waarvan de rand was bedekt met een dikke laag mos en waar heel zelden mensen water kwamen putten, zoals ook de familie Zuo heel weinig met mensen omging. Voordat Lu Beihe met Zuo Wei was getrouwd scheen de familie Zuo niet zo somber te zijn geweest.
Wat de omgang met mensen en dingen betrof, nam Lu Beihe zorgvuldig een bepaalde distantie in acht. Toen ze nog klein was, had ze gezien hoe haar eigen familie en andere als de hare, in verval raakten. Die eerste herinneringen uit haar vroege jeugd, waarin de oude wereld geheel op zijn kop werd gezet, wa- | |
| |
ren als jaarringen die de een na de ander diep in het hart van de boom ontstonden, daar nooit meer van scheidden en van de kruin rechtstreeks naar de wortels liepen.
Daarom hield Lu Beihe van de somberheid van dit oude huis.
Het gebouw stond op naam van Zuo Wei's vader. Tijdens de tien rampjaren van de ‘culturele revolutie’ bleek het van de wereld afgezonderd als een verborgen perzikboomgaard, waar de ramp aan voorbij ging. Dit kwam doordat de vader van Zuo Wei niet alleen nationaal een belangrijk persoon was, maar ook internationaal een man van positie en invloed. Daarom werd hij als specimen in stand gehouden.
Als echtpaar kwamen zij eigenlijk in aanmerking voor een nieuw huis, maar Lu Beihe wilde niet. Het ging daarbij niet om het geld, maar als ze zelf een huishouden zouden opzetten, stonden zij aan het hoofd, zodat ze in vele triviale zaken verwikkeld zouden raken die toch maar meer energie zouden kosten.
Lu Beihe stond op van de bank en deed de lamp aan die ernaast stond. Het lamplicht scheen door de groene kap en vormde geen grote lichtkring. Zij koos een hoek van de bank buiten dit schijnsel en ging weer liggen.
Lu Beihe had in gedachten verzonken al sinds het avondeten zo bewegingloos op de bank gelegen.
Zuo Wei was naar het station om hun zoon weg te brengen.
Ook als Zuo Wei er was, vertelde ze hem de dingen pas na rijp beraad. Wanneer had hij ooit resoluut een tegenwerping gemaakt? Op dit punt in haar gedachten glimlachte Lu Beihe flauw.
En hun zoon, wanneer zou die eens volwassen worden om deze familie met vaste hand van haar over te nemen? Hij leek in niets op haar. Hij leek in alles op de familie Zuo en was nog zwakker dan Zuo Wei in zijn jonge jaren. Ze had niet zoveel gemeen met andere vrouwen, maar wèl haar liefde voor man of zoon, die ging tot verblinding.
Ze nam een waaier van palmblad op, wuifde die zonder haast heen en weer, liet haar gedachten gaan over man en zoon en dacht zo maar wat voor zich heen.
Misschien waren de jonge mensen van tegenwoordig anders dan zij vroeger. Ze lieten zich door niets weerhouden en bedachten zelden wat hun woorden en daden voor indruk maakten op anderen en wat het politieke effekt ervan zou zijn. Het was alsof ze hadden besloten dat ze vandaag leefden en morgen niet meer.
Xiangdong was politiek niet zo ontwikkeld. Hij was zelfs nog steeds geen lid van de Jeugdbond en had niet eens het lidmaatschap aangevraagd. Lu Beihe had hier ontelbare malen met hem over gesproken. Ze had hem nog net niet op de knieën gesmeekt om een aanvraag in te dienen.
Hij reageerde altijd heel positief: ‘Ach, moeder, ik zal het doen.’
‘Laat het me maar even zien als je klaar bent met schrijven.’
‘Hm.’
| |
| |
Een maand later was er dan niets gebeurd. Als ze hem weer aanspoorde zou ze haar geduld verliezen. Lu Beihe had de brief dolgraag voor hem geschreven. Maar hij moest daar immers zelf moeite voor willen doen. Ze kon toch niet in zijn plaats de aanvraag indienen, het onderzoek van de organisatie ondergaan en de eed zweren op de vlag van de bond?
Als hij zelf geen lid wilde worden dan hield het op. Maar wat zouden anderen er wel van denken? De collega's van het onderzoeksinstituut bijvoorbeeld. Zouden ze niet vragen wat zij voor een tweede partijsecretaris en onderdirecteur was als ze haar eigen kind niet eens discipline kon bijbrengen?
En bovendien, als hij geen lid werd van de Jeugdbond en de partij, zou dat in de toekomst verschil maken bij het toewijzen van een baan of het studeren in het buitenland. Wanneer zou de jongen die schade nu eens begrijpen? Ze kon dit verband ook niet goed open en bloot aan hem uitleggen. Dan zou hij beslist meteen tegen haar uitvaren: ‘O, dus daarom moet ik lid worden van de Bond!’ Dan zou ze zijn respect verliezen.
Deze zomervakantie ging hij met schoolvrienden op reis naar Yunnan en Zuo Wei had het in zijn hoofd gehaald om een couchette voor hem te nemen. De anderen konden allemaal zitten, waarom moest hij dan als enige per se liggen. Als hij niet kon zitten, dan ging hij toch niet. Als de schijn opgehouden moest worden deed hij dat maar thuis, daar kon hij zijn gang gaan.
Het was niet zo dat Lu Beihe geen afstand van geld kon doen. Geld was in de familie Zuo helemaal geen punt. Maar al hadden ze geld, het moest ook weer niet op deze manier worden uitgegeven. Dat was net alsof je rondbazuinde dat je bulkte van het geld, dat je als bourgeois-intellectuelen je slechte gewoonten niet had afgeleerd - Lu Beihe vergat sinds de jaren des onderscheids geen dag haar afkomst - dat je uit was op gemak en comfort, moreel gedegeneerd was en je onttrok aan het vuile werk. Het vervelende was dat je nooit zeker wist of er niet opnieuw een of andere campagne kwam. De ‘culturele revolutie’ was wel afgelopen, maar hij kon onder een andere naam of in een andere vorm terugkomen, er waren nog genoeg specialisten op dat gebied.
Ach, hij had geen greintje politiek besef. Waarom kon hij niet net als zij thuis een tonicum brouwen van trilzwam, ginseng en vogelnestjes... Dat zag niemand en je had er meer aan.
De huishoudster die Lu Beihe had gekozen, was absoluut betrouwbaar. Ze was wel wat duurder, maar er was in al die jaren over de verschillende leden van de familie geen woord over haar lippen gekomen, zelfs niet in zo'n bijzondere tijd als de ‘culturele revolutie’.
Omdat ze weinig sprak of lachte, zei Zuo Wei's moeder altijd: ‘Dat gezicht van haar is net een gepleisterde stenen muur.’
Wat was er tegen een gepleisterde stenen muur?
Ze ging nooit om met de huishoudsters van anderen en was niet als zij, die achter de kinderen van de baas aanzaten en in de schaduw van een boom of tegen een muur in het zonnetje gezeten, het verleden van de baas oprakelden of zijn fouten breed uitmaten.
| |
| |
Wat je niet aan haar vertelde ging ze beslist niet uitvissen. Zolang je iets niet tegen haar had gezegd, scheen ze het niet gehoord te hebben, wat er ook in haar bijzijn werd gezegd. Als het eens gebeurde dat er een bezoeker langskwam terwijl er geen enkel familielid thuis was, dan dacht niemand eraan bij haar te informeren waar ze heen waren of wat ze deden. Als men haar iets vroeg dan schudde ze onbewogen haar hoofd en zei: ‘Ik weet het niet.’ Ook al kwam de bezoeker vaak en had ze al vele malen thee voor hem gezet of eten klaargemaakt, het was net alsof ze hem niet kende.
Bezoekers beklaagden zich altijd over haar bij Lu Beihe, maar Lu Beihe lachte dan alleen maar in zichzelf.
foto: Dick Hoeks
Zhang Jie
Dit was niet zomaar een huishoudster. Het was een parel. Ze leek niet op de huishoudster die de familie oorspronkelijk had gehad en die teveel kletste en te vaak zomaar kwam binnenvallen om zich met andermans zaken te bemoeien. Niet lang na haar huwelijk had Lu Beihe haar onder een voorwendsel, door Zuo Wei laten wegsturen. Toen ze wegging schudde ze Lu Beihe nog de hand en onder een stortvloed van tranen wilde ze die niet loslaten, waar Lu Beihe
| |
| |
eigenlijk niet goed tegen kon, zodat ze haar toen rechtstreeks naar het interlokale busstation bracht.
Lu Beihe en Zuo Wei hadden alleen deze zoon. Al twee generaties werd de familielijn nu voortgezet via een enige zoon. Dit kind was nog laat gekomen ook, pas na vele jaren huwelijk. De eerste tijd geselde de blik van de schoonmoeder die over haar platte buik heen en weer streek gewoonweg als een zweep haar zenuwen. Zij haatte haar buik, nachten lang liet ze hem zwellen als een teiltje dat er omgekeerd opgezet was.
Ze had in haar schoonmoeders ogen zelfs vaak een ontevreden blik gezien. Waarom zou schoonmoeder ontevreden zijn? Zou het zijn omdat Zuo Wei niet met Zeng Linger was getrouwd, maar uiteindelijk met haar?
Als dat zo was, waarom had ze dan de liefde van Zeng Linger voor Zuo Wei gebruikt om te suggereren dat zíj in Zuo Wei's plaats het stempel van ‘rechtse’ zou dragen? En waarom had ze dan toegestaan dat Zeng Linger naar de grensgebieden werd verbannen en Zuo Wei niet met haar was meegegaan? Het leek wel of er voor de familie Zuo nooit iemand als Zeng Linger op de wereld had bestaan... Met de ontevredenheid van de oude vrouw was het als met Zhou Puyuan uit het toneelstuk Onweer, die al tientallen jaren offerde voor de foto van moeder Lu en sommige leefgewoonten van haar zonder enige verandering voortzette... Maar in werkelijkheid was het niets anders dan levensechte schijnheiligheid.
Xiangdong was alles voor hen. Maar gek zijn op een kind was niet voldoende. Je moest hem van jongs af voorhouden dat iemand zich in werkelijkheid hard moest inspannen om zich in politiek opzicht te handhaven. Zelfs aan de keuze van de naam voor haar zoon tilde Lu Beihe niet zwaar, maar ze koos met aandacht. De achternaam was Zuo (d.i. links) en de voornaam werd Xiangdong (oostwaarts). Steeds wanneer ze bij zichzelf over deze naam nadacht kreeg ze plotseling een beetje kippevel. Maar hiervan kon tenminste niemand meer de eruditie aflezen die de familie Zuo generaties lang had bezeten of de geldzucht van de familie van Lu Beihe.
De oude heer, de oude dame en Zuo Wei kwamen gewoon op het idee om voor Xiangdong een couchette te nemen en het kon hun helemaal niet schelen dat Xiangdong niet in staat was de naam van een vice-president van China te noemen of van een lid van de Staatsraad. Zij begrepen niet wat belangrijk was en wat niet en ze wilden het ook niet begrijpen.
Lu Beihe zuchtte even en haar blik viel op de foto aan de muur tegenover haar. Ze richtte de lamp zo dat het licht op de foto scheen. Het was de trouwfoto van haar en Zuo Wei.
Ze staarde niets ziend naar die grote foto van drie decimeter en dacht aan wat de mensen vaak zeiden.
De mensen zeiden altijd dat zij tweeën bijzonder op elkaar leken. Maar waarin leken ze eigenlijk op elkaar? Dat kon niemand duidelijk zeggen.
Hij had een grote rechte neus, zware wenkbrauwen en glanzende ogen. Hij
| |
| |
had een mager hoekig gezicht en zag eruit als een man van staal.
En zij had lachende ogen, een paar kijkers waaraan het innerlijk niet af te lezen was. Ze had een rond neusje, een rond gezicht en zag er vriendelijk en welvarend uit.
Wat hun temperament en hun heerszucht betrof waren ze ook heel verschillend.
Als student was Zuo Wei sociaal heel actief. Hij was voorzitter van de studentenvereniging van de vakgroep. Hij organiseerde uitstapjes in het voorjaar, sportevenementen in het najaar, bijeenkomsten over literatuur en kunst, contacten met sovjetstudenten in China, voerde het woord op de grote stedelijke herdenking van de jeugd op 4 mei... kortom, hij was iemand die op de voorgrond trad bij alle belangrijke gebeurtenissen.
Hij kleedde zich met zorg. De pasvorm was goed, evenals de kwaliteit, maar dat sprong niet in het oog.
Hij zag er goed uit en had veel talenten, hoewel zijn studieresultaten maar net boven het gemiddelde uitkwamen. Misschien legde het zeer grote aantal sociale activiteiten beslag op zijn tijd.
Zij herinnerde zich dat er eens een filmstudio was geweest die een film maakte over het studentenleven en de acteurs koos uit allerlei universiteiten; de regisseur liet meteen zijn oog vallen op Zuo Wei voor de mannelijke hoofdrol in de film. Maar deze kans, waar veel jonge mensen alleen maar van konden dromen, liet hij zonder meer liggen. Gevraagd naar de reden glimlachte hij slechts als antwoord. Lu Beihe wist als enige dat iemand uit de familie Zuo zich niet zou lenen voor zoiets. Toch had hij haar, net zo min als aan iemand anders, deze beweegreden ooit verteld.
In die tijd spraken ze heel weinig en als ze het al deden dan ging het over het werk, over saaie dingen, in een paar woorden. Zij voelde echter vanuit haar eigen achtergrond aan hoe de familie Zuo was. Ondanks de fundamentele verschillen waren er ook fundamentele overeenkomsten.
Hij was stijlvol en ongedwongen en raakte niet verstrikt in affaires met meisjes. Zeng Linger was waarschijnlijk de enige van wie hij had gehouden, als dat tenminste liefde genoemd kon worden. Niet dat hij te hoge eisen stelde, maar hij was eenvoudig niet in staat tot liefde. Er waren mensen die als het ware niet op liefde waren gebouwd. Met andere woorden, dat hij uiteindelijk met Lu Beihe was getrouwd, was in wezen niet anders dan dat hij zomaar een vrouw van straat had gehaald om mee te trouwen.
Zelf was zij altijd middelmatig geweest op school. Vanaf de vierde klas van de middelbare school was ze afdelingssecretaris van de Jeugdbond. Toen ze op de universiteit kwam werd ze secretaris van de partij-afdeling van haar jaar. In die tijd waren partijleden onder de studenten een zeldzaamheid, er was maar één jaargroep die een partij-afdeling kon vormen. Nu was ze weer tweede secretaris van het partijcomité en onderdirecteur van het onderzoeksinstituut. Zij zou misschien wel haar hele leven aan deze post van ‘secretaris’ vast blijven zitten. Al tientallen jaren kende iedereen zulke grote schommelingen in zijn carrière
| |
| |
dat het je duizelde. Alleen zij bleef in dezelfde functie.
Vreemd genoeg was er geen spoortje te bekennen van haar gegoede afkomst, hoe scherp je ook keek.
Hoeveel nieuwe modegrillen er sinds de jaren vijftig ook waren geweest in kapsels, kleding en schoenen voor vrouwen, zij had altijd recht kort haar tot aan de oren, dat als vermicelli in heldere soep het hoofd bedekte en met een zwarte haarspeld zo lang en dik als een flinke spijker was vastgezet. Haar bloesjes waren steevast lichtgrijs, lichtblauw of wit van kleur. Ze hadden een smal kraagje en verder op de borst twee zakken die haar vormen afschermden. Ze droeg een donkerblauwe of donkergrijze lange broek en zwart leren schoenen met veters. Op school had zij soms schoenen aan met dikke rubberzolen.
Bij openbare gelegenheden leek ze zich zoveel mogelijk op de achtergrond te houden. Ze zat op de laatste rij of op een hoekplaats. Vanonder haar halfgesloten oogleden bekeek ze heel rustig de mensen en dingen om zich heen. Wanneer iemand haar beslist naar een opvallende zitplaats wilde halen als hij haar had ontdekt, weigerde ze bescheiden en vriendelijk met een glimlach: ‘Ik zit hier heel goed, let maar op de vergadering, je moet de sprekers niet storen.’ Na zo'n uitspraak bleef ze dan resoluut op haar oorspronkelijke plaats zitten. Zij prentte zichzelf altijd in dat ze maar de tweede positie innam. Zelfs als de baas er eens niet was, liet ze een ander als vervanger voorgaan.
Naar ieder die haar opzocht om over ideologische, arbeids- of levenskwesties te praten, kon ze geheel geconcentreerd luisteren, waarbij haar ogen op de ander rustten en beslist niet afwezig heen en weer dwaalden. Voortdurend knikte ze met haar hoofd en af en toe zei ze een paar woorden van sympathie en verbazing: ‘O ja?’ Daarna schudde ze deze mensen altijd stevig de hand, bracht ze helemaal naar de poort, bleef daar staan en keek de verdwijnende gestalte van de ander lang na, zodat die minstens twee keer om kon kijken en haar nog in de poort zou zien stilstaan. Wanneer mensen bij haar aanklopten om hulp, deed ze altijd moeite om de kwestie snel af te handelen, tenzij het bijzonder gecompliceerd in elkaar zat.
...
Hoe konden zij tweeën nu iets gemeen hebben? Mensen zeiden inderdaad altijd dat ze op elkaar leken. Maar als je hen dan vroeg op welk punt eigenlijk, dan wisten ze dat ook niet duidelijk.
Vreemd, wat hadden ze eigenlijk gemeen?
De trap kraakte. Aan het geluid van de voetstappen hoorde ze dat Zuo Wei terug was.
‘Ts hij weg?’
‘Ja.’ Zuo Wei trok het opvallende nethemd met korte mouwen dat hij aanhad uit, gooide het nonchalant over de rugleuning van de bank en deed de elektrische ventilator naast de bank en de hanglamp aan. De kamer baadde meteen in het licht. ‘Waarom ben je niet beneden tv gaan kijken? Er is vanavond een
| |
| |
voetbalwedstrijd.’
Lu Beihe hing het hemd dat hij op de rugleuning van de bank had gegooid aan de kleerkast die in de hoek tegen de muur stond. ‘Moeder had vanavond wat last van haar maag, ik wilde haar niet hinderen met lawaai.’ Ze zei niet dat ze er zelf behoefte aan had om rustig over iets na te denken.
Zuo Wei was een goede zoon. Zijn geboorte was zwaar geweest voor haar schoonmoeder en uiteindelijk was hij met de keizersnede gehaald. Tegenwoordig was een keizersnede geen grote ingreep meer, maar omdat in die tijd de geneeskundige zorg zo slecht was, had schoonmoeder er nogal wat aandoeningen aan overgehouden. Ze had altijd wel ergens pijnen of kwalen. In zulke gevallen werd Zuo Wei bijzonder onrustig, alsof moeder dit ongerief alleen door hem had gekregen. Daarom hield Zuo Wei meteen zijn mond zodra moeder zei dat ze ergens last van had, wat voor onenigheid hij daar thuis ook over kreeg. Waarom begreep Lu Beihe dat nu niet?
Zuo Wei wierp haar inderdaad een glimlach toe. Wanneer hij lachte was hij nog steeds aantrekkelijk. Hij had een brede lach en het leek wel of er gouden vonken uit zijn gitzwarte ogen sprongen. Lu Beihes hart bonkte als toe ze jong was, ze viel nog steeds voor deze lach. Het was wel erg, dacht ze. Ze haalde Zuo Wei's sandalen voor hem uit de slaapkamer. ‘Wat heb je het warm, ik zal beneden een fles bier voor je halen.’
Toen ze langs Zuo Wei liep, greep hij haar hand en zei: ‘Ik doe het zelf wel.’
‘Jij bent net terug, blijf rustig zitten, ik ga wel.’ Zij trok haar hand langzaam uit die van Zuo Wei los.
In alle kamers aan de zuidkant brandde nog licht, misschien was de oude dame nog op. Lu Beihe klopte zachtjes op haar deur.
‘Binnen,’ beval haar schoonmoeder kwijnend, maar niet zonder waardigheid.
Lu Beihe deed voorzichtig de deur open en zag dat de oude dame nog met gesloten ogen op de rand van het bed zat te rusten. ‘Moeder, gaat het wat beter met u?’ vroeg ze zacht.
‘Ach, het is nu eenmaal zo. Is Donger (d.i. winterkind) vertrokken? De oude dame weigerde haar kleinzoon ‘Xiangdong’ (oostwaarts) te noemen. De mensen konden immers toch niet horen of ze ‘Dong’ (winter) zei of ‘Dong’ (oost).
‘Ja. Wilt u een harttablet?’
Lu Beihe had de pillen vorig jaar tijdens een studiereis in Japan voor de oude dame gekocht. Het scheen dat ze bijzonder goed waren voor angina pectoris. Het kon haar niet schelen dat ze hierdoor geen enkel souvenir had kunnen kopen, wat Xiangdong had doen stampvoeten van woede. ‘U hebt zelfs geen walkman voor me meegebracht. Wie is er nu zo stom om een belastingvrij bedrag zomaar te verkwisten.’
‘Heb je dan geen gewone cassetterecorder meer?’
‘Die is heel onhandig om mee naar buiten te nemen.’
Ze had Xiangdong een afkeurende blik toegeworpen, wat was hij toch een dom kind.
| |
| |
‘Die wil ik niet innemen. Heb je het niet gelezen in de krant? In die tabletten van de Japanners zit varkensgal in plaats van beregal’, zei de oude dame koel. De moed zonk Lu Beihe in de schoenen. Toch zei ze: ‘Ach ja, met die pillen is geknoeid, het is misleidend. Goed, dan neemt u ze niet, als er iets is stuurt u mevrouw Lu dan om ons te roepen.’ Terwijl ze sprak zette ze de kleine koperen schel op het tafeltje bij het hoofdeinde van het bed dichter bij de hand van de oude dame. ‘Ik kwam naar beneden om iets te drinken te halen voor Zuo Wei, wilt u iets gebruiken?’
‘Nee.’
‘En vader?’
‘Die leest Laozi en Zhuangzi in de bibliotheek. Laat hem maar, als hij iets wil neemt hij het zelf wel.’
‘Goed. Dan ga ik naar boven, rust u maar goed uit.’
De oude dame had haar ogen weer gesloten en knikte even zonder op te zien. Lu Beihe ging de kamer uit, trok zacht de deur dicht en haalde opgelucht diep adem alsof er daarbinnen niet genoeg zuurstof was geweest.
De leden van de familie Zuo verloren gemakkelijk hun geduld.
De oude dame mocht speciaal haar niet. Hoewel ze niets ernstigs tegen Lu Beihe had gezegd, had deze toch gezichtsverlies geleden. Lu Beihe kon de koude luchtstroom voelen die van haar uitging.
Het was moeilijk om haar schoondochter te zijn.
Maar of zij het nu leuk vond of niet, Zuo Wei was toch haar man. De oude dame werd spoedig 73. Dat was al oud, maar je wist niet hoe het zou gaan.
Mevrouw Lu kwam uit haar kamertje en keek onderzoekend naar Lu Beihe. Twee hoge jukbeenderen drukten als twee zwijgzame heuvels op haar gezicht. ‘Er is niets, mevrouw Lu, blijft u maar, ik doe het zelf.’ Lu Beihe trok de donkere glazen deur van de drankkast open en nam er een blauw glas met gegraveerde bloemen uit.
Mevrouw Lu verdween weer geruisloos.
Lu Beihe haalde vervolgens een fles bier uit de koelkast en een doos ijsblokjes. Zuo Wei deed er graag ijs in.
Lu Beihe wist dat andere mensen beklemtoonden dat ze niet genoeg bij elkaar pasten en zich erover verbaasden dat ze zo goed met elkaar overweg konden, voor buitenstaanders zag het er tenminste zo uit. In werkelijkheid sloten zelfs onbetrouwbare dieren nu eenmaal de ogen wanneer ze geaaid werden en werden rustig en meegaand. Dus waarom de mens niet? Ze had Zuo Wei moeiteloos veroverd. Ze was zich er duidelijk van bewust dat dit niet kwam doordat zij zo bijzonder was, maar omdat hij haar in die uitzonderlijke tijd nodig had. Al deed Zuo Wei dolverliefd, zij deed slechts alsof ze onder de indruk was van zijn liefde. Dit toneelstukje hadden ze tientallen jaren gespeeld. Op dit moment geloofden ze er zelf in, of ze waren er aan gewend: dat was het waarschijnlijk.
Lu Beihe nam het dienblad met de bierfles, de ijsblokjes en het glas. Met één hand aan de trapleuning liep ze langzaam naar boven. Ze overdacht hoe ze zo
| |
| |
meteen de dingen waar ze boven alleen over had zitten nadenken aan Zuo Wei duidelijk zou maken, of zou ze er helemaal niet over beginnen? Erover zwijgen kon niet, hij zou het vroeg of laat toch te weten komen. Dan zou hij op dat moment wel eens eigenwijs kunnen worden en niet met haar overleggen over wat het beste was. Dan zou al haar moeite vergeefs zijn geweest. Ging het er alleen om hoe die zaak geschikt afgehandeld kon worden of moesten ook zijn gevoelens worden ontzien?
Op de voorbereidende vergadering te E over de ontwikkeling van een nieuwe microcomputer was 's middags op krachtig aandringen van Lu Beihe besloten om Zeng Linger uit te nodigen voor de groep die zich met het compilerprogramma ging bezighouden.
Er waren namelijk berichten dat Zuo Wei was aangewezen als algemeen leider van deze groep. Hoewel de organisatiestructuur nog niet officieel was bekendgemaakt en deze benoeming nog enkele noodzakelijke procedures moest doorlopen, stond zij in grote lijnen wel vast.
Er was niemand die Zuo Wei zo goed begreep als Lu Beihe. Wellicht begreep Zuo Wei zichzelf niet eens zo goed als Lu Beihe hem begreep. Hij was een man met zelfvertrouwen. Maar wat kon hij doen zonder steun en bemiddeling van Lu Beihe op de achtergrond? En dit was nu weer iets wat Lu Beihe Zuo Wei voor geen prijs wilde laten voelen.
Toen ze studeerden had Lu Beihe gezien dat Zuo Wei het niet aankon, maar ze had niet gedacht dat hij zo weinig kon. Ze had geen spijt, want ze hield van Zuo Wei.
Liefde!
Ze had genoeg verstand, zenuwen, inzicht en kracht om alle overweldigende gevoelens van de wereld de baas te blijven om zichzelf te beschermen. Maar uiteindelijk kon ze niet anders dan van Zuo Wei houden. Een mens had waarschijnlijk altijd wel zijn eigen onmogelijkheden.
Dat Zuo Wei de verantwoording voor de computergroep zou krijgen maakte Lu Beihe wat aarzelend verheugd. Aarzelend vanwege Zuo Wei's capaciteiten, waarvan bij dit èchte werk de bodem zichtbaar zou kunnen worden en verheugd omdat dit een eervol besluit van Zuo Wei's carrière zou zijn. Op deze lijn kon hij altijd tot aan zijn pensionering voortsukkelen. Ze had allang gezien dat de mensen Zuo Wei niet competent vonden. Er werd ook wel gesuggereerd dat Zuo Wei niets was geweest zonder een tweede partijsecretaris en onderdirecteur van het onderzoeksinstituut als vrouw.
Deze gelegenheid moest aangegrepen worden. Om Zuo Wei dit enige, misschien wel het laatste succes te laten behalen, moest Lu Beihe dit voor elkaar krijgen - al was het wellicht moreel niet voldoende verantwoord - de deelname van Zeng Linger aan de computergroep steunen en zich daar zelfs het hoofd over breken.
Van alle jaargenoten had Zeng Linger de beste studieresultaten gehad en bovendien was ze steeds goed geweest in wiskunde, dat was van zeer wezenlijke
| |
| |
betekenis voor het werk van de groep. Als Zeng Linger maar bereid was in deze groep zitting te nemen, dan zou zij al het feitelijke uit kunnen voeren en hoefde Zuo Wei slechts als visitekaartje en verantwoordelijke te fungeren.
Maar als zij wist dat ze met Zuo Wei zou moeten samenwerken, zou ze dan wel bereid zijn het te doen? Dit was tenslotte wel heel moeilijk te verdragen voor haar. Sommige mensen wilden haar eigenlijk al niet aantrekken voor deze taak en zij hoefde alleen maar zelf onder een of ander voorwendsel de verantwoordelijkheid af te schuiven en het zou heel goed mogelijk zijn dat een ander de functie kreeg.
Had niet iemand er over gesproken tijdens de vergadering? ‘Ja, eh... wat kundigheid betreft is Zeng Linger zonder meer het meest geschikt. Natuurlijk, die kwestie van rechtse... zij is in 1979 al geheel gerehabiliteerd, maar wat haar levensstijl betreft... wanneer we gebruik maken van intellectuelen moeten we zowel nadruk leggen op talent als op goed gedrag. Men kan niet alleen maar het intellectuelenbeleid uitvoeren en de rol van intellectuelen benadrukken... hm, hm, we moeten onze neus niet weer in een wespennest steken.’
De vergaderzaal was muisstil.
Wie wilde er voor Zeng Linger opkomen? Behalve Lu Beihe was er onder de aanwezigen niemand die haar kende en haar begreep. Maar haar omstandigheden sinds zij afgestudeerd was kende zelfs Lu Beihe alleen van horen zeggen.
Als deze vrouw, die ruim twintig jaar lang in een grensprovinciestadje, in stilte werkzaam was geweest in wetenschap en techniek, niet in een wetenschappelijk tijdschrift een toepassing voor een rekenprogramma voor computers had gepubliceerd die veel bewondering had geoogst bij vakgenoten en bovendien internationaal aandacht had getrokken, dan had immers nooit iemand geweten dat er op de wereld, nee, zelfs in dit specialisme, een vrouw bestond die rechtse was geweest, die een niet onberispelijke levenswandel had, die Zeng Linger heette en die dit werk deed? Wie wist verder wat het betekende deze zware last te dragen, met werkomstandigheden waarvan je je kon indenken hoe primitief en ruw ze waren, daarbij toch in staat te zijn zonder verslappen, vol te houden en zelfs nog een bijdrage te leveren?
Zij was zelf een beetje als zo'n stadje in het grensgebied; voor mensen die er nooit geweest waren was het maar een stipje op de kaart. Wie haalde het in zijn hoofd om te gaan onderzoeken hoe hoog de bergen in dat zwarte puntje waren en hoe diep het water, hoe onbereikbaar of verlaten het er was en wat voor leven de mensen er leidden?
Gewoonlijk zou Lu Beihe bij dit soort kwesties niets meer gezegd hebben, en dan zou na zo'n stilte, als niemand tegen was en niemand voor, de zaak van de baan geweest zijn. Maar bij dit soort zaken hoefde er maar één naar voren te treden om het woord te voeren en als die de juiste dingen zei kon de zaak evengoed ook lukken.
‘Dat is juist. Wat wij nodig hebben is een kaderlid die tegelijkertijd politiek integer en capabel is. Maar wat er met Zeng Linger is gebeurd is iets van vroeger. Dat is toch al ruim twintig jaar geleden? Toen was ze nog jong, ze was juist tot
| |
| |
rechtse verklaard en de politieke druk was heel groot. Ze zat ver weg in een vreemde streek, alleen, er was geen enkele vertrouwde vriend om haar heen, waarschijnlijk heeft iemand misbruik gemaakt van een moment van zwakte... Naderhand is er nooit meer zoiets gebeurd. Niemand is volmaakt... Het is voldoende dat ze hervorming door arbeid heeft ondergaan. Als we de vier moderniseringen versneld willen doorvoeren is het het beste alle positieve factoren te mobiliseren.’
Lu Beihe sprak met emotie in haar stem. Dat gebeurde haar niet vaak. Haar woorden kwamen uit het hart en dat ze nu sprak, was niet alleen maar vanwege Zuo Wei. Wat Zeng Linger ook had gedaan nadat zij en Zuo Wei uit elkaar waren gegaan, de hele familie Zuo stond bij Zeng Linger in het krijt. Het leek wel of zelfs zij iets aan Zeng Linger verschuldigd was. Men zei wel dat je op het eind van je leven je fouten moest rechtzetten. Lu Beihe was nog lang niet aan het eind van haar leven, maar met de jaren verdwenen alle scherpe kantjes, ook bij haar.
Zo was de zaak geregeld.
|
|