Sic. Jaargang 4
(1989)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| |
Van onze correspondent bij de Heilige Stoel
| |
[pagina 100]
| |
hebben. Op eenzelfde manier was ik geschokt toen ik lang geleden aan de ouders van mijn eerste vriendinnetje werd voorgesteld, die niet alleen ‘niets’ waren, mij om het even, maar ook en vooral erg anti-katholiek; maatstaven hielden ze er wel op na. Toen begreep ik voor het eerst dat in de Noordelijke Nederlanden de katholieken een minderheid vormen. Zoals ik later wel begrepen heb wat die rechtgeaarde Nederlander bedoelde: mijn hoofdpersonen hebben een katholieke opvoeding gehad (op een patersschool notabene), die ze niet verdoezelen en waar ze zich ook niet volgens het Tilburgse of Nijmeegse model tegen af zetten. Integendeel hebben ze daar hun voordeel mee gedaan, in een grotere hang naar weelde en wellust dan in Calvinistische noorden gebruikelijk is. Veel verder gaat het allemaal niet: als je de kwestie persé in politiek verband wilt zien, zou je kunnen zeggen dat de Nederlandse katholieken, die van de oude stempel althans, want de katholieke nieuwlichterij is net zo opstandig en flets in esthetische zin als het meest verbeten gereformeerde geloof, nog enigszins de band met het Spaanse of Latijnse zuiden hebben bewaard, en zich niet de les willen laten lezen door een groepje muiters die in de vervalste versie van de ‘Vaderlandse Geschiedenis’ als geuzen en helden worden vereerd. Pracht en praal, poespas, joie de vivre, retorica (waar de Jezuïeten de laatste grote meesters in waren), en een soepel hanteren van begrippen als waarheid en werkelijkheid - als dat katholieke eigenschappen zijn - kunnen die ook in mijn boeken worden teruggevonden. De barok is in de eerste plaats een Spaanse erfenis, nietwaar, net als de Arte y ingenio, de meest verfijnde leer van literaire gedachtenfiguren.Ga naar eindnoot3) Frederick Rolfe, een rabiate bekeerling (dat zijn altijd de ergsten), die graag priester en 't liefst meteen Paus was geworden, zei vaak: ‘Ik vind het geloof gerieflijk, maar de gelovigen onverdraaglijk.’ En zo is het: mensen die ergens in geloven moet je mijden als de pest, daar komt altijd gedonder van. Eerlijk gezegd kunnen geloof en gelovigen mij allebei gestolen worden, als ze maar van de kerken, de feestdagen, de religieuze muziek, het latijn, de traditionele vorming van geweten en emoties en het hiernamaals zoals onderverdeeld in hel, vagevuur en hemel afblijven. Mijn katholicisme, als ik zoiets al zou toegeven, blijft beperkt tot een vage notie dat de vuren wel moeten blijven branden.Ga naar eindnoot4) En wat zouden wij, overspelige en ambitieuze kunstenaars, moeten beginnen als we niet onze ziel konden verkopen en in ruil een handje door de duivel werden geholpen?Ga naar eindnoot5) Omdat ik een geloofsovertuiging wil verdedigen, die ik graag tot dogma verheven zou zien, moet ik eerst uitleggen wat een dogma is in de katholieke kerk, een begrip dat aan een hardnekkige misinterpretatie onderhevig is en dat pas een rol is gaan spelen, evenals de ‘onfeilbaarheid’ van de Paus (wanneer hij ex cathedra spreekt), toen de kerk haar temporele macht kwijtraakte in 1860 en het verloren terrein op geestelijk of eeuwig gebied wilde terugwinnen. Een geloofswaarheid krijgt pas de status van dogma als zij door de hele kerk, dus alle gelovigen bij elkaar, voor waar wordt aangenomen. Het is dus de bekrachtiging | |
[pagina 101]
| |
van boven af, van iets dat leeft onder de mensen; en niet, zoals meestal door vijandige buitenstaanders verondersteld wordt, de decretering dat iedereen onvoorwaardelijk moet geloven in iets dat de Paus bedacht heeft. Een van de meest omstreden dogma's is dat van de ‘onbevlekte ontvangenis’ van Maria. Dit dogma wordt altijd verkeerd verstaan: het spreekt er zich niet over uit of de mensenzoon uit een maagd geboren is, maar beweert eenvoudig dat Maria ‘zonder zonde’ geboren is, schuldloos verwekt kortom - iets dat we allemaal van onszelf zouden willen zeggen. Dat Maria een grote rol speelt in het katholicisme, is een van de weldaden van dat geloof. Zij is tegelijk moeder en maagd, in overdrachtelijke zin, want de geboorte van het mensenkind speelt een cruciale rol in de fabel, Maria was hoogzwanger, ze moest bevallen, we hebben er bij wijze van spreken allemaal met onze neus op gestaan. Toen was ze dus geen maagd meer. Is het een geloofsartikel dat Maria altijd Maagd is (zoals wel in de litanieën wordt gezegd)? Ik geloof het niet. De Annunciatie is een ander vitaal moment in het verhaal; een ontroerend moment, waar de schilderkunst beter gebruik van heeft gemaakt dan van de geboorte van Jezus. Wat gebeurt er precies op dat moment van de Aankondiging? Maria ligt op haar knieën te bidden (misschien dat ze niet zwanger mag blijken); daar komt een engel binnen om haar te vertellen dat ze de zoon van God zal baren. Dit verhaal is iets te snel verteld. Laten we met die zoon van God nog even wachten. Dan is de Annunciatie dus gewoon het moment - toegeven, een mooi of precair moment in het leven van een meisje; Maria schrikt dan ook - dat Maria zich realiseert dat ze zwanger is. Het is mooi dat het katholicisme zulke momenten, doodgewoon want bijna iedereen krijgt er wel eens mee te maken, maar tegelijk ook een ‘klein wonder’ zoals mijn ex-schoonmoeder zou zeggen, benadrukt ter contemplatie. Het is uitdrukkelijk niet het moment dat ze van God of wie ook bevrucht wordt. Ze verkeert geenszins in een roes, er is trouwens helemaal geen man in de buurt, want engelen zijn geslachtsloos en bestaan niet. Het godenkind wordt niet op dat moment in haar baarmoeder geplaatst; dat was er al minstens een paar weken. Maria ontdekt bij de Annunciatie dat ze echt zwanger is: she has to face the music. Die ontdekking volgt altijd pas enige tijd na de verwekking: een gewijd moment, of het nu met schrik of blijdschap gepaard gaat. Een psychologisch moment, want fysiologisch verandert er niets. Wie weet nog precies wanneer, welke keer, haar kinderen verwekt zijn? Daar kun je hoogstens naar gissen. Daarom is de Annunciatie niet het moment van de conceptie - meestal niet zo'n verstild en sacraal ogenblik - maar van Maria's ontdekking dat ze echt, of wel, of toch, zwanger is. Maria heeft zeven smarten geleden om haar zoon; de smarten van een moeder beginnen al voor het kind geboren is. Wat zou het symbool van een moeder waard zijn die geen buik heeft getorst en geen barensweeën heeft gekend? Als Jezus op wonderbaarlijke wijze als klein babygodje uit de hemel was gevallen, dan hij net zo goed bij een voedster aangelegd kunnen worden, die dan later ongetwijfeld ook | |
[pagina 102]
| |
een mooie ereplaats in de nieuwe godsdienst zou hebben gekregen; maar nee, Jezus is uitdrukkelijk als mens geboren. Wat is het symbool van de eeuwige maagd waard? Is het iets om trots op te zijn uit een ‘maagd’ geboren te zijn - dat wil zeggen dat je moeder niet getrouwd was en niet heeft willen vertellen wie de vader is?Ga naar eindnoot6) Maria was niet getrouwd, de arme Jozef was slechts voor de vorm met haar verloofd, verschillende malen wordt uitdrukkelijk gezegd dat hij niet de vader van Jezus was. Ze wilde, of kon, ook niet zeggen wie de vader wel was. Wat deed ze toen ze ontdekte dat ze zwanger was? Ze ging weg uit haar dorp, waar iedereen schande gesproken zou hebben van haar groeiende buik, naar haar nicht, wier man priester was en gestudeerd had. Deze laatste bedacht het plan om een oude Griekse truc van stal te halen: als er geen man aan te pas is gekomen, dan moet er wel een God in het spel zijn. Al die meisjes die na een bad in de rivier in het middaguur op de oever in slaap zijn gevallen, nauwelijks gekleed, het uur van Pan ... Ze waren, als er gevolgen van kwamen, door een God bezeten; geen man had het beter kunnen doen. Met een knipoog werd de schande in een benijdens-waardige uitverkorenheid verkeerd. Maria was ook uitverkoren. Hoe ongeloofwaardig het verhaal ook is, het is des te wonderbaarlijker: stick to it; de ‘verloving’ met Jozef werd bekokstoofd, en toen het zaakje al goed onderweg was, kon Maria weer terug naar Nazareth. Tot zover is alles heel normaal: ongetrouwde moeders zijn er wel meer. Maar nu komt het delicate punt: was Maria nu wel of geen maagd toen ze zwanger was, na de werkelijke conceptie? U zult zeggen: dat kan niet waar zijn; technisch is dat onmogelijk. Tot zover kan ik het nog eens zijn met mijn geleerde collega Jan-Pieter Guépin, die in lezingen en publicaties voor dezelfde materie erudiete belangstelling heeft getoond. Maar hier moeten onze wegen uiteenlopen. Guépin, die van huis uit niet katholiek is en er trots op gaat zijn familielijn tot Hugenotische vluchtelingen te kunnen terugvoeren, verraadt zijn wezenlijk vijandige opstelling tegenover het Maria-Maagd-probleem, door in ‘De meest waarschijnlijke vader van Jezus’ op onkiese en godslasterlijke wijze zijn onderzoekingen uit te breiden tot de veronderstelling dat die ‘meest waarschijnlijke vader’ een Phoenicische boogschutter zou kunnen zijn die op de juiste tijd met een Romeins legioen in Judea gelegerd zou zijn geweest en door wie Maria verkracht zou zijn of met wie zij een affaire zou hebben gehad. Alles van geleerde voetnoten voorzien. Met andere woorden: hij ontkent het maagdschap van Maria tijdens en na de conceptie! Dit gaat mij te ver. Het is ongetwijfeld een mooie zaak in iets te geloven omdat het absurd is. Maar de moderne kerkgemeenschap vraagt om hardere bewijzen - zoals we gezien hebben in de kwestie van de lijkwade van Turijn; ondanks protesten van de gelovigen heeft het hoogste gezag hier moeten buigen voor de wetenschap. Natuurlijk zou het God gegeven moeten zijn iets te laten plaatsvinden dat menselijkerwijze, medisch gesproken, niet kan. Dat maakt Maria en de menswording van God zo uniek. Helaas moet ik aan deze uniciteit iets af doen om vast te | |
[pagina 103]
| |
kunnen houden aan mijn stelling dat Maria na de conceptie nog maagd geweest is, of heeft kunnen zijn - dat verschil doet er niet zoveel toe, het gaat hier om de hypothetische mogelijkheid. Natuurlijk blijft het een uitzonderlijk iets, en U zult mij niet horen zeggen dat het hier een alledaags gevalletje betreft waarvan er dertien in het dozijn gaan. Maar als er, in de moderne tijd, onder medisch toezicht (maar zonder moderne instrumenten: ik heb het vanzelf niet over de door de kerk afgewezen praktijken om met medische apparatuur een eicel te bevruchten of zelfs een reeds bevruchte eicel in een andere baarmoeder te plaatsen, waarbij wellicht het gulden vlies, waarom heel deze affaire draait, ongeschonden kan blijven) - als er ontegenzeggelijk één keer een geattesteerde maagd van een kind bevallen is, dan is daarmee toch het bewijs geleverd dat zoiets in principe mogelijk is, en daarmee de eer van Maria gered - of niet soms? Het ‘argument’ heeft zich vanzelf aangediend, is mij zo in de schoot gevallen, in de vorm van een krantebericht. Men kan er van alles mee doen, en vooral de nog oningevulde sociale context van de gebeurtenissen zouden interessant kunnen zijn voor een blijspel of een sociologische studie. Ik schenk gegeven en plot hierbij weg, want zelf vind ik het voor een goed verhaal te ingewikkeld en te vergezocht. Derhalve heb ik er mijn voordeel mee gedaan om mijn geweten te sussen inzake de Maria-Maagd-kwestie. De krant waarin het bericht op ‘de één’ is verschenen, is onbesproken in zijn berichtgeving en wordt tot een van de beste en meest degelijke van Italië gerekend. La Stampa is mijn lievelingskrant. Verzinsels of bakersprookjes vindt men daarin niet, evenmin roddels, komkommernieuws of schandaalkronieken. Het was een bericht van de medische redactie, dat wegens de verstrekkende importantie uit het wetenschappelijk katern was gelicht en omkaderd op de voorpagina was geplaatst. Andere kranten hebben het bericht ook gebracht. Het officieel orgaan van de Heilige Stoel, de Osservatore Romano, heeft geen commentaar geleverd. Ik neem aan dat de theologen de zaak nog in studie houden. In een Londens ziekenhuis, zo begon het bericht, is onder toezicht van een uitgebreide medische staf, een vijftienjarige geattesteerde maagd bevallen van een kind. Het spijt mij te moeten vaststellen dat dit vijftienjarige wicht in haar prestatie Maria nog voorbij gestreefd is, omdat zij ook na de bevalling nog maagd was - het kind is namelijk, op medische indicatie, gehaald met de keizersnede. Ter verdediging van Maria kan worden aangevoerd dat in haar tijd deze methode nog niet bestond, anders had de kerk de zaak van het Altijd Maagdschap wellicht gemakkelijker hard kunnen maken. Dat had echter weer afbreuk gedaan aan de mysterieuze combinatie Maagd en Moeder, waar Maria het patent op heeft. Tenslotte had Jezus later vele halfbroers en -zusjes. Het gaat er maar om dat zij na de conceptie van Jezus nog maagd was en als maagd de mensenzoon heeft gedragen; uitdrukkelijk niet na een ordinaire copulatie of - horribele dictu - verkrachting. | |
[pagina 104]
| |
Ter zake: afgelopen zomer heeft zich bij genoemd ziekenhuis, op verwijzing van haar huisarts, een vijftienjarig meisje aangediend dat meer dan drie maanden zwanger was, ofschoon zij onder ede en tranen verklaarde nog nooit de bijslaap te hebben beoefend. Na herhaalde onderzoeken van onafhankelijke specialisten bleek zij inderdaad nog ongeschonden en geheel intact te zijn: het maagdenvlies was ongeschonden. De medische wereld stond voor een raadsel. Ten overvloede vermeld ik erbij dat het hier niet zo'n geval betrof van een vlies dat steeds weer dichtgroeit. Dat komt voor; ik heb zo'n meisje gekend, dat deze hindernis operatief voorgoed moest laten verwijderen. (Voor de Sade zou zij goud waard zijn; die herstelde de maagdelijkheid met naald en draad - dergelijke perversiteiten en anomalieën zijn hier niet aan de orde: het is alles puur natuur.) Het ‘wonder van Londen’ is opgehelderd door een geneesheer met de speurzin van zijn stadsgenoot Holmes, die via de archieven van ziekenhuis en politie, en de latere bekentenissen van het meisje, de volgende tragedie aan het licht heeft gebracht. Het meisje was drie maanden daarvoor al eens bij de EHBO-afdeling van hetzelfde ziekenhuis terecht gekomen, voor de behandeling van een steekwond. Deze maagd was als kamermeisje werkzaam in een hotel, evenals haar ‘verloofde’, voor wie zij haar deugdzaamheid bewaarde en bewaakte. Op zekere dag is zij door deze ‘verloofde’ betrapt toen zij, ter afwisseling van het gewone beddenmaken, in een van de hotelkamers op haar knieën een hotelgast aan het pijpen was (afzuigen: zij had het geslachtsdeel van de verder onbekend gebleven hotelgast in haar mond). De ‘verloofde’ trekt zijn mes, wacht, misschien niet zonder aan eigen gerief te denken, het moment sûprème af, en stort zich dan vanuit de klerenkast of de gordijnen op zijn misschien wel naar de lichamelijke letter maar niet naar de stomatische geest trouwe verloofde en steekt het mes (niet zijn lid) in de nog ongeschonden buik (niet in het geslacht) van het meisje. Misbaar, het meiske bloedt, de ‘verloofde’ wordt ingerekend, de hotelgast knijpt er tussen uit, en eindelijk wordt het kind naar het ziekenhuis gebracht. Het is tijdens dit schoonmaken en steriliseren van de steekwond, volgens de geneesheer, waarschijnlijk gebeurd dat enig nog levend zaad, zich bevindend in de maag van het meisje die het zaakje netjes had doorgeslikt, door het gat dat het mes van de maag in de baarmoeder had gemaakt, een eicel heeft bevrucht.
Quod erat demonstrandum
Of het kind, waarvan niet wordt vermeld tot welk geslacht het behoort, met de beste papieren van zijn afkomst gebruik zal maken om zichzelf uit te roepen tot de wederkomst van de verlosser, zullen we over drieëndertig jaar pas weten. |
|