Sic. Jaargang 4
(1989)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 25]
| |||||||||||
De secularisering van de Papiamentstalige literatuur
| |||||||||||
[pagina 26]
| |||||||||||
overgenomen om in het Papiamentu te gaan schrijven in een tijd dat het Nederlands met rasse schreden opgang maakte (zie hierover Smeulders, 1987). Uit de pen van Rosario kwam echter een opvallend ander ‘drama’ dan die welke Kroon, Fray en Suriel op papier zetten.
Tussen 1920 en 1935 schreven Willem Kroon en Manuel Fray meer dan een dozijn romans en novellen, die in afleveringen verschenen in de rooms-katholieke weekkrant La Cruz en de even katholieke La Union. De reeks werd afgesloten door Miguel Suriel met diens roman ‘Muher culpable’ (Zondares). Deze meer of minder lange prozateksten - de eerste oorspronkelijk Papiamentstalige in de Curaçaose literatuurgeschiedenis - hebben enkele gemeenschappelijke kenmerken. Hiervan is het belangrijkste, een uitgesproken didaktische funktie: de sociaal-kulturele vorming van de Afro-Curaçaose bevolkingsgroep, en dit volgens de rooms-katholieke geloofs-en levenspraktijk.Ga naar eindnoot3) In deze romans en verhalen leren de personages - en met hen, zo werd verondersteld, de lezers - een bepaalde levens- en geloofspraktijk als juist en enig ware te accepteren. Tegenover de fouten die worden gemaakt en de (zeer) nadelige consequenties die deze meebrengen wordt de reddende hand van het Katholicisme geplaatst. Het vasthouden aan de leef- en geloofsregels van de rooms-katholieke kerk behoedt de personages - dan wel de lezers - voor de gevaren waaraan Julio en Felecita bloot staan wanneer zij zich overgeven aan de vermeende geneugten die het verander(en)de Curaçao haar bewoners (sinds enige tijd) biedt en aan de vrijere - voor een belangrijk deel niet-katholieke of anti-katholieke - morele opvattingen die opgeld doen. Het betreft hier sociaal-kulturele veranderingen die zo niet werden ingezet, dan toch werden versneld door de vestiging van een internationale olieraffinaderij (tussen 1915-1918) op de vroegere plantages aan het Schottegat, de enorme binnen-baai en natuurlijke haven van Willemstad. In de twee decennia voor de Tweede Wereldoorlog veranderde de Curaçaose samenleving van een (19de eeuwse) agrarisch-commerciële, in een modern kapitalistisch, geïndustrialiseerde maatschappij. Van de vermeende gevaren in het toenmalige Curaçao moeten vooral genoemd worden: het nastreven van materieel gewin, luxe en status, het zich overgeven aan het uitgaansleven en het leiden van een bandeloos leven, het aangaan van oppervlakkige vriendschap, en het gebrek aan integriteit. Maar ook kwamen ter sprake vermaledijde maatschappelijke verschijnselen als ‘(platonische) lesbische liefde’ en ‘incest’. Het eerste staat centraal in Kroon's roman ‘Eno por casa’ (d.i. ‘Zij kon geen huwelijk aangaan’, LA Cruz, 1923) en het incest-motief speelt een alles bepalende rol in Kroon's roman ‘Castigo di un abuso’ (d.i. ‘Afstraffing van (machts)misbruik’, La Union, 1929/1930).Ga naar eindnoot4) Het Papiamentstalige | |||||||||||
[pagina 27]
| |||||||||||
proza dat in de loop van de jaren veertig verschijnt, waaronder Rosario's Un drama den Hanch'i Punda, zal in enkele essentiële opzichten breken met de literaire produktie van Kroon, Fray en Suriel, en nieuwe wegen inslaan. Ook al kan mogelijk geen enkele narratieve tekst enige didaktische tendensen ontzegd worden, het werk van Kroon en de zijnen bedoelt onomwonden een didaktische funktie te hebben voor de lezers terwijl dit zeker niet op voorhand gezegd kan worden van Un drama den Hanch'i Punda. De uitgesproken belerende taak die de schrijvers uit de jaren '20 en '30 op hun schouders meenden te moeten nemen, wordt door Rosario in dit korte stuk proza niet overgenomen. Hierdoor wordt allereerst het (zeer Westerse) rooms-katholieke waarden- en normenpatroom haar exclusiviteit ontnomen, en wordt in het Papiamentstalige proza ruimte gegeven aan andere waarden en normen. Met deze verschuiving wordt het ook mogelijk het alledaagse Curaçaose leven minder uitdrukkelijk in partijen van ‘goed’ en ‘kwaad’ te tekenen (zoals in het vooroorlogse werk van Kroon cum suis), en, in principe, een realistischer beeld te schetsen. Met ‘goede’ mensen kan het slecht aflopen, of op ‘slechte’ daden kan nog best een gelukkig leven volgen, zoals voor Mario in Un drama den Hanch'i Punda. In acht korte hoofdstukken tekent Rosario de gevolgen van Mario's verliefdheid op Elena. Mario (18 jaar, van Otrabanda, een oude wijk in Willemstad) is deze jonge vrouw uit Santo Domingo tegengekomen en heeft zijn zinnen op haar gezet. Maria Josefina, zijn ‘comprometida’ (verloofde), komt hierdoor voor hem op de tweede plaats te staan. Onder de handen van Manuel Fray, Willem Kroon of Miguel Suriel zou dit gegeven zonder meer tot de ondergang van Mario hebben geleid. Niet alleen houdt Mario zich niet aan zijn woord naar zijn geliefde Maria Josefina, hij laat zich in met een vrouw die het niet zo nauw neemt met de sexuele moraal. Elena laat Mario dit ook onomwonden weten: ‘(...) mi no ta virgen mas y ni siquiera mi no por hiba e nomber di un muher decente, pasobra mi ta bende mi curpa, cu quen cu presenta, ta pesei mi no ta exigi muchu di Bo, y mi ta pidi Bo trata mi manera tur e otronan.’ (blz. 6) Het leven dat Elena leidt verdiept juist Mario's liefde en zijn wens om haar uiteindelijk ‘de zijne’ te kunnen noemen. Ook de rol van Mario's ouders is opvallend anders dan die welke zorgzame ouders bij Kroon, Fray en Suriel krijgen toebedacht. Bij hen is het uitgesloten dat dergelijke ouders niet alles in het werk zouden stellen | |||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||
om een jongen als Mario weer op het ‘rechte’ pad te krijgen, opdat hij zich niet in het ongeluk stort. Mario wordt wel door zijn moeder gewaarschuwd en op zijn verantwoordelijkheid gewezen, maar doorslaggevend is de volgende opvatting die naar voren komt in een gesprek tussen de beide ouders. Het woord is aan Don Pablo, de vader van Mario: ‘(...) den sorto di casonan usina Bo mester laga e mucha cu libertad te ora e harta, y Bo no mester lubida cu ya E no ta mucha chiquito mas, ya E mes mester por comprende quico E por haci o laga di haci.’ Bij de voorgangers van Rosario zouden dergelijke ideeën worden gelogenstraft. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze ouders dan hun zoon naar het kerkhof konden dragen, om hem - en de lezers - zodoende het inzicht bij te brengen dat men kinderen niet de vrijheid moet geven zelf over hun leven te beslissen, zeker niet voordat ze getrouwd zijn. Mario wordt ook wel geconfronteerd met de consequenties van zijn verliefdheid, maar deze zijn nog te overzien. Mario's liefde voor Elena gaat weldra hand in hand met wraakgevoelens naar een mededinger: Alfredo, een jonge man uit Aruba, voor wie Elena veel meer liefde koestert. Wanneer deze Alfredo op Curaçao komt en Mario Elena met Alfredo terug ziet komen van een lange tocht over het eiland, schiet hij Alfredo neer met zijn revolver. Dit gebeuren is met name ‘un drama den hanch'i Punda’, daar Alfredo een halfbroer van Mario (uit een relatie voor zijn vaders huwelijk) blijkt te zijn. Mario was wel op de hoogte van het bestaan van deze ‘broer’, maar had hem alleen als kleine jongen gekend en in hem zeker niet zijn mededinger naar Elena's hand vermoed. Alfredo blijkt overigens alleen in een schouderblad gewond, tot grote opluchting van alle betrokkenen. Na zes maanden zijn de kaarten opnieuw geschud. Mario heeft zijn gevangenisstraf wegens verboden wapenbezit uitgezeten, en sluit de geduldige Maria Josefina alsnog in zijn armen. Alfredo reist af naar Santo Domingo om met Elena in het huwelijk te treden. Op een dergelijke goede afloop hadden Mario en Elena niet hoeven rekenen, wanneer zij de hoofdpersonages waren geweest in een roman van Kroon, Fray of Suriel. Met Rosario's Un drama den Hanch'i Punda wordt het Curaçaose leven onttrokken aan het rooms-katholieke godsgericht dat in de jaren '20 en '30 de Papiamentse literatuur domineerde. Dit leven en de loop ervan worden door Rosario (alsmede door Lauffer en Nita) in de eerste plaats overgelaten aan de verantwoordelijkheid van de mensen zelf. Aan de hegemonie van de rooms-katholieke leef- en | |||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||
geloofsregels, evenals aan die van de verkondigers van die leer - in het bijzonder de Paters Dominikanen en de Fraters van Zwijsen - is (voorgoed) een einde gekomen in de Papiamentstalige literatuur. De autoriteit van het Katholicisme was overigens ook vóór Rosario - en vóór Lauffer en Nita - al van de nodige kanttekeningen voorzien door Papiamentstalige auteurs, in het bijzonder door... Willem Kroon. Hij uitte in de jaren dertig scherpe kritiek op de bemoeienissen en de aard van de bemoeienissen van de missieleden, de professionele verdedigers van het Rooms Katholicisme. Hij koos daarvoor echter niet de roman, maar - de op Curaçao veelgebruikte weg van - de ‘remetido’, de ingezonden brieven. In zijn romans toonde Kroon zich een felle verdediger van de roomskatholieke waarden en normen. La Union nam in 1931 zijn laatste tendensroman op. Rond die tijd verschijnen eveneens Kroons eerste ‘kritische kanttekeningen’ bij de gedragingen van de roomskatholieke missieleden in La Prensa, ‘e korant di diabel’ (de krant van de duivel) zoals de missionarissen zeiden. Het een heeft stellig van doen met het ander.
Waarschijnlijk zijn niet al Kroon's bijdragen aan La Prensa bewaard gebleven: de eerste vijf jaargangen (1930 t/m 1934) van deze weekkrant zijn verloren gegaan. Kakkerlakken en witte mieren hebben zich uitgebreid tegoed gedaan aan de krantepagina's. Wel bevinden zich nog her en der in bepaalde archieven de ingezonden stukken van Kroon aan La Prensa uit de begin jaren dertig. Dit dozijn aan kranteknipsels maakt goed duidelijk dat de produktieve schrijver tot het inzicht was gekomen dat er heel wat schortte aan het beleid van de roomskatholieke missie. Een van de belangrijkste kritiekpunten van Kroon aan het adres van de roomskatholieke missie betreft diskriminatie (op grond van huidskleur). ‘Menschen, die geroepen zijn de verbroedering der menschen te bewerken, geven voortdurend te kennen dat zij klassen en categorieën onder het volk willen stellen, door aan de blanken voorrecht te geven of aan hen die bemiddeld zijn, boven de armen en de zwarten.’ Kroon toont zich een uiterst gevoelige censor van uitlatingen en gedragingen die de vermeende superioriteit van de blanke ten opzichte van de Afro-Antilliaanse bevolkingsgroep als uitgangspunt nemen. Als zodanig betrof zijn kritiek niet uitsluitend de rooms-katholieke missie. Het gegeven dat de roomskatholieke leer principiële gelijkheid, ongeacht huidskleur en sociaal-economische status, voorstaat, maakte dat Kroon des te feller uithaalde naar vertegenwoordigers van die leer wanneer hij hen wel onderscheid zag maken. De donkere huidskleur en de sociaal-economisch (zeer) zwakke positie leek Kroon | |||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||
meer dan eens doorslaggevend te zijn voor de mindere behandeling van deze Curaçaoënaars door de roomskatholieke missieleden. In de ogen van Kroon zou de macht van de missie zich niet verder mogen uitstrekken dan de kerk. De missie heeft haar handen vol aan haar taak om in de kerk en het kerkelijk leven te zorgen de (Afro-)Antilliaanse bevolking op gelijkwaardige en menselijke wijze te begeleiden. De missie faalt echter ook daarin in menig opzicht, wat volgens Kroon ook blijkt uit de slechte opkomst naar de kerken. Men komt uit angst een, twee keer per jaar, opdat men, mocht men komen te overlijden dat jaar, in ieder geval verzekerd is van een begrafenis in gewijde aarde en niet in de ‘chiqué’ (‘varkensstal’, begraafplaats van ongewijde aarde). De dreiging die uitgaat van een begrafenis als een ‘varken’ in ongewijde aarde, is een van die diskriminerende onderdrukkingsmethoden van de missie. Daartoe behoort ook het op zaterdagochtend dopen van buitenechtelijke kinderen, waarbij Kroon cynisch aantekent, ‘(a)unque cu ora e (het betreffende kind) bira homber i e tin placa i posicion, e ta busca i aprecia den circulo di Clero’ (dat wanneer het buitenechtelijke kind een man met geld en een hoge positie is geworden, hij wel gevraagd en gewaardeerd wordt door de Clericale kring) (La Prensa, sept. 1931). Het ontbreekt de missie volgens Kroon aan voldoende respect voor historisch gegroeide eigenaardigheden in de Curaçaose samenleving, in het bijzonder wanneer de Afro-Antilliaanse bevolkingsgroep in het geding is. Hoe juist de instelling van het huwelijk ook was in de ogen van Kroon, de nakomelingen van de slaven - waarvan hij er een was - konden nu eenmaal niet terugkijken op enige traditie in deze. De kerk verzwijgt haar eigen misstappen, zo meent Kroon onder verwijzing naar de ‘inquisitie’, maar wrijft de arme Afro-Antilliaanse bevolking haar vermeende misstappen onder de neus, tot in het graf toe. Kroon kan dan ook niet anders dan de handelwijze van niet-katholieken in dezen prijzen. ‘God zij dank hebben de antiklerikalen openbare begraafplaatsen gemaakt, vrij op een terrein gezegend door God zelf en niet opnieuw gezegend door de Clerus!’ (La Prensa, september 1931) Kroon verwoordde naar alle waarschijnlijkheid niet een zeer persoonlijke opvatting, maar een op dat moment sluimerend, nog niet openlijk uitgesproken gevoel van zeer veel katholieke Curaçaoënaars. Een gevoel dat (nog meer dan) een decennium zou moeten groeien om vaker onder woorden te worden gebracht en om uiteindelijk de sociaal-kulturele macht van de rooms-katholieke missie op Curaçao steeds meer terug te dringen, zoals op het literaire terrein. Kroon lijkt aan de diepe teleurstelling in de missie de consequentie verbonden te hebben om geen | |||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||
verhalen en romans waarin de rooms-katholieke leer wordt verdedigd meer te schrijven. Een leer die hem in principe zeer aansprak, maar waarvan, in de ogen van Kroon, de vertegenwoordigers op het eiland op ruime schaal misbruik maakten. Het beëindigen van zijn literaire produktie moet hem zeer moeilijk zijn gevallen, daar hij juist in de romans uiting kon geven aan de ideale wijze waarop een geloof en haar verkondigers (de missie) een volk zouden kunnen begeleiden. Een begeleidende taak waarvan volgens Kroon de missie zich vroeger uitstekend wist te kwijten. Met de ‘olie’ en de nieuwe rijkdommen heeft de kerk zich gecorrumpeerd, het volk opzij geschoven om in de eerste plaats aan haar eigen belangen te denken. Of wel, de missie heeft zich ingelaten met juist die waarden en normen waartegen in de tendensromans zo fel wordt stelling genomen. Tendensromans die nog tot rond 1936 worden geschreven door Antillianen om dan na enige jaren te worden ‘opgevolgd’ door werk van Rosario, Lauffer en Nita,Ga naar eindnoot5) waarin een andere kijk op het Curaçaose leven wordt gepresenteerd en de secularisering van de Papiamentstalige literatuur een feit wordt. | |||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||
Literatuurverwijzingen
|
|