kleed in hun schutterspakken. Omdat ze altijd met hun drieën waren, noemden we ze ‘De Heilige Drieëenheid’.
Doortje en Janneke waren in het hooi aan het spelen. Lientje was bij hen, gekleed in een mooie rode jurk, waarmee ze nogal opviel in de stal waar de anderen aan het werk waren. Ze was een paar jaar jonger dan Margriet en zat in de vierde klas van de huishoudschool. Haar tweelingbroer Hans zat bij mij in de klas. Voor haar leeftijd zag ze er al heel volwassen uit. Als we als jongens onder elkaar over meisjes praatten, kwam het gesprek altijd wel op Lientje terecht. Niet alleen omdat ze mooi was, maar ook omdat ze voor niets bang was en voor niemand opzij ging.
Omdat ze eigenzinnig was had Lientje zich thuis privileges weten te verwerven. Ze werkte nooit mee op de boerderij. Haar ouders lieten haar maar begaan, alsof ze er in hun hart trots op waren dat ze zo'n mooie dochter hadden. Vaak bleef ze tot donker op straat en hing rond bij de bioscoop, waar de jeugd een vaste stek had om elkaar te ontmoeten.
Hans had rood haar. Hoewel Lientje zijn tweelingzus was, was zij zwart. Margriet, de oudste, was rood en Janneke, de jongste, was weer zwart. Maar of ze zwart of rood haar hadden, allemaal hadden ze dezelfde bleke huid. Ook zwarte Lientje kon 's zomers nauwelijks in de zon komen: ze verbrandde net zo hard als haar rooie broer en zus. Maar waren de rooien lelijk, Lientje en Janneke waren knap. Was Margriet onaantrekkelijk door haar bleekheid, die door het rode haar werd benadrukt, Lientje maakte het juist aantrekkelijk. Een plaatje dat met houtskool was getekend en met krijt was ingekleurd.
Ze groette me achteloos, draaide me de rug toe en liep naar de keuken.
Doortje rolde uit het hooi, haar kleren vol sprieten. Ik klopte haar jurk en truitje af.
‘Woensdag kom ik weer,’ zei ze tegen Janneke.
‘Voorlopig kan ze beter niet komen,’ zei moeder Hovers daar vlug overheen.
‘De eerste tijd moet ze maar thuis blijven. We hebben het te druk.’
‘Hoezo?’ vroeg ik verbaasd. Ze vond het altijd fijn als Doortje kwam.
Ze gaf geen antwoord.
Ik wenste gedag en liep met Doortje naar buiten. Niemand groette terug. Ik keek nog even rond op het erf en bij de hokken, maar Hans was er niet. Hij had me kunnen vertellen wat er aan de hand was.
Doortje sprong op haar fietsje.
Ik leidde mijn fiets langs de hond. Bruun reageerde niet.
Tussen de tabaksplanten zag ik klompen en benen in een manchester broek. Vader Hovers stond naar ons te loeren. Ik deed of ik hem niet in de gaten had en spuwde achteloos in zijn richting. De klompen bewogen niet. Hovers durfde zich niet te verraden.
Terwijl we de poort uitreden, keek ik opeens om. Het hoofd stak boven de bladeren uit. Betrapt trok Hovers het schielijk terug.
De sperwer hing nog steeds in de lucht. Plotseling dook hij naar de mestvaalt. Ik