Sic. Jaargang 3
(1988)– [tijdschrift] Sic– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 8]
| |
Gaskraan of keukenmes?
| |
[pagina 9]
| |
daarover geschreven? Maar dat ‘later’? Later dan wat? Later dan wie? De ware psycholoog openbaart zich echter in de vergelijking met Ter Braak: Ter Braak leed aan depressies en pleegde zelfmoord, Vestdijk leed ook aan depressies maar pleegde geen zelfmoord. Conclusie: dan zal hij er toch op zijn minst regelmatig aan gedacht hebben. In termen van Nord: hij moet de ultieme daad niet een keer maar menigmaal overwogen hebben. Voeg daar het uitbreken van de oorlog aan toe en het kan haast niet anders of Vestdijk moet ‘in de meidagen van 1940’ tijdens een van zijn depressies met een strop in de jaszak door de Kaapse bossen nabij Doorn gelopen hebben. Iemand met een dergelijk inlevingsvermogen, dat niet van vooropgezette stelligheid gespeend blijkt te zijn, vindt altijd wel ergens een ‘bewijs’: ‘Zelfmoordneigingen bij personen van depressieve aard zijn geenszins uitzonderlijk. In Suicide and attempted suicide (1964) geeft Erwin Stengel een statistiek van psychiatrische observaties uit Londen in 1946, het jaar dat ongeveer kan samenvallen met het [schrijven] van het “Advies” van Vestdijk. Van een groep van 138 patiënten die voor een poging tot zelfmoord waren opgenomen, werd bij niet minder dan 94 de diagnose depressief gesteld, d.i. bijna 75 procent.’Ga naar eindnoot3) Met deze aan wetenschap en statistiek ontleende percentages lijkt Nord zijn op ‘moet’ en ‘menigmaal’ gebaseerde idee-fixe tot onomstotelijke zekerheid te willen promoveren. Voor de eenvoudige van geest, de leek in Vestdijk-land, schetst Nord het beeld van een innerlijk verscheurd schrijver, wiens ene helft ‘de andere wel degelijk de kamer heeft doorgejaagd’; het beeld van een getourmenteerd genie, dat ‘zich belaagd heeft gevoeld’ door angsten en dat er in zijn essay ‘Advies inzake zelfmoord’ blijkt van heeft gegeven ‘hoe hevig [de] storm in hem heeft gewoed’.Ga naar eindnoot4) De vraag of, en zo ja in hoeverre dit beeld overeenstemt met de werkelijkheid, dat wil zeggen: met Vestdijks biografie, is hier niet aan de orde. Pogingen tot beantwoording van deze vragen, leiden als vanzelf tot een eindeloze discussie over interpretatieverschillen. Zinvoller is het dan ook om de volgende vraag te stellen: wordt een dergelijk beeld als dat van Nord door de feiten ondersteund? Het antwoord op deze vraag kan alleen maar ontkennend beantwoord worden, want voor zover mij bekend is er geen enkele briefwisseling overgeleverd, waarin Vestdijk concrete uitspraken over zijn zelfmoordplannen doet. In zijn cahier met oorlogsaantekeningen maakt hij evenmin melding van het feit dat hij daadwerkelijk van plan is geweest zichzelf van het leven te beroven. Uiteraard wil hiermee niet gezegd zijn, dat in Vestdijk nimmer de gedachte is gerezen er op een gegeven moment een eind aan te maken, maar tussen doen en denken gaapt in dezen een brede, voor velen die zelfmoordgedachten in zich op voelen komen zelfs onoverbrugbare kloof. Dat Max Nord op basis van slechts een essay en de wetenschap dat | |
[pagina 10]
| |
Vestdijk aan depressies leed, deze nu en dan door zelfmoordduiveltjes bezochte duivelskunstenaar durft in te lijven bij de potentiële zelfmoordenaars, zegt veel over Nord doch weinig over Vestdijk.
Vestdijk in de zomer van 1924; verricht op doktersadvies spierarbeid op een boerderij om te herstellen van een depressie.
Ook in Hans Vissers biografie Simon Vestdijk, een schrijversleven, duiken Vestdijks zelfmoordneigingen en - plannen regelmatig op en ook nu weer zijn het de ongenuanceerde toon en de onverantwoorde mate van stelligheid, die een veel te eenzijdig, een veel te zwaar aangezet en daardoor misleidend en mogelijk zelfs vals beeld van Vestdijk als kandidaat-zelfmoordenaar oproepen; een beeld dat voornamelijk ingegeven lijkt te zijn door vage, onuitgesproken psychologische noties en biografisch getinte vooroordelen. Over de psychische gesteldheid van Vestdijk gedurende de periode volgend op de verbroken relatie met Lies Koning, merkt Visser onder meer op: ‘Hij komt los van zijn ouders. Zo ontstonden conflicten met zijn vader over Kloos en Faust. Dat leidde tot een driftbui en hij dacht aan zelfmoord.’Ga naar eindnoot5) Hierbij hoort de volgende noot: ‘Vestdijks vader had een hekel aan moderne muziek en moderne dichtkunst en beschouwde “Kloos” als een scheldwoord (GTM, 10).’Ga naar eindnoot6) Op de desbetreffende pagina van Vestdijks boek met herinneringen Gestalten tegenover mij zoekt men echter tevergeefs naar genoemde conflicten met zijn vader. Integendeel, Vestdijk schrijft dat hij erg tegen hem opzag. De naam Faust wordt niet genoemd en evenmin is er sprake van een driftbui - laat staan zelfmoordgedachten. In Gestalten tegenover mij boekstaaft Vestdijk ruim twintig jaar na dato zijn herinneringen aan de inval der Duitsers: ‘Ik zocht mijn compagne op, en stelde haar voor, de gaskraan | |
[pagina 11]
| |
in de keuken open te zetten onder aanwezigheid van één hond en twee katten. Mijn compagne zei: “Dat doe ik in geen geval.” Goed, dan zouden wij vluchten.’Ga naar eindnoot7) Uiteraard bespreekt ook Visser dit voorval en andermaal wordt er een noot bij geplaatst: ‘Ook aan Nol Gregoor vertelde Vestdijk dat hij na de Duitse inval zelfmoord had willen plegen, maar dat Ans hem hiervan had weerhouden (notities van Gregoor na verjaardagsbezoek op 17 oktober 1949 -archief Gregoor).’Ga naar eindnoot8) Ook aan Gregoor... Aan wie vertelde Vestdijk het dan nog meer? En waarom vertelt Vestdijk aan Gregoor dat hij alleen zelfmoord wilde plegen, terwijl hij het in Gestalten tegenover mij doet voorkomen alsof het een plan tot dubbelzelfmoord betrof? Deze laatste vraag maant mijns inziens op zijn minst tot voorzichtigheid, zowel bij het hanteren van de bronnen als bij het trekken van eventuele conclusies. In de aan het overlijden van Ans Koster gewijde passage oppert Visser de vraag: ‘Had hij [Vestdijk] werkelijk om haar gegeven?’Ga naar eindnoot9) Bij deze vraag hoort de volgende noot: ‘In een brief aan Brakman schreef Vestdijk, direct nadat Ans was opgenomen, dat hij een zelfmoord zou plegen, wanneer Ans naar huis zou terugkeren (Brakman in gesprek met Bibeb, in: Vrij Nederland, 23 mei 1981).’Ga naar eindnoot10) Kijk aan, de derde keer dat in Vestdijk zelfmoordneigingen opborrelen en andermaal rijst de vraag: waarop baseert Visser zich want in het door hem aangehaalde vraaggesprek heeft Brakman niets van dien aard gezegd. Wellicht doelt Visser op deze passage: ‘Toen Ans Koster ziek was, schreef hij me: “Ik zat voor het raam, dacht aan Ans en daar kwam een begrafenisstoet voorbij. Als het niet zo is, geef ik geen cent voor m'n brein.” Kort daarop is ze gestorven!’ Zo kan een ieder die wel eens door sombere en zwartgallige gedachten bezocht wordt tot aspirant-zelfmoordenaar gebombadeerd worden.
Het vreemde bij dit alles nu is, dat zowel Nord als Visser zelf het materiaal aandragen voor een minder eenzijdige, een geloofwaardiger visie. Maar het is net alsof zij de hele kwestie niet anders willen en kunnen zien. Zo wijst Nord er terecht op, dat er tussen Ter Braak en Vestdijk grote verschillen bestonden. Vestdijk 'had een grotere mate van onverschilligheid, van niet-betrokkenheid bij die samenleving, [...] Zijn werk, de toon van zijn werk, getuigt er onophoudelijk van. In dat opzicht stond hij dan ook, merkwaardigerwijze, sterker dan Ter Braak [...].’Ga naar eindnoot11) Dit lijkt mij een plausibele zienswijze, alleen begrijp ik het tussen gevoegde ‘merkwaardigerwijze’ niet. Wat is er zo merkwaardig aan het feit dat een weinig politiek bewust schrijver als Vestdijk voor zover wij weten niet ten diepste geschokt werd toen de oorlog uitbrak en dat voor een geëngageerd schrijver als Ter Braak de wereld ineen stortte? Vanzelfsprekend is het geen wet van Meden en Perzen dat de een zo en de ander zus reageert maar het woord ‘merkwaardigerwijze’ ware beter op | |
[pagina 12]
| |
zijn plaats geweest wanneer niet Vestdijk maar Ter Braak steviger in zijn schoenen had gestaan. Kennelijk wil Nord in Vestdijk per se de zwakke, anstige, tot zelfmoord neigende schrijver zien. En dat resulteert dus in wonderlijke redeneerkronkels.
Simon Vestdijk met Nol Gregoor
Overigens is dit niet de enige keer dat Nord in zijn betoog een visie aandraagt die zijn betoog wat zou kunnen nuanceren, evenwel zonder dat hij van deze visie zinvol gebruik maakt. In zijn essay ‘Advies inzake zelfmoord’ wijst Vestdijk erop, dat de zelfmoordenaar zich innerlijk splitst in een slachtoffer en een moordenaar. In dat verband citeert Nord deze zinsnede uit het essay: ‘bij een persoonsverdubbeling kan van “zelfmoord” geen sprake zijn.’ Vervolgens wijst hij er op dat Vestdijk zich als romancier in vele personages heeft gesplitst, waarna hij zich afvraagt: ‘Of moet hier van “verdubbeling” gesproken worden? “Een vraag die hij voorzichtig ontkennend beantwoord: ”Ik geloof van niet.’Ga naar eindnoot12) Natuurlijk niet, denk ik op mijn beurt, want als hij deze vraag bevestigend had beantwoord dan was de zaak opeens veel complexer geworden, aangezien hij daarmee een argument tegen zijn eigen suïcidetheorie inzake Vestdijk zou hebben aangevoerd. Verdubbeling of | |
[pagina 13]
| |
splitsing, zo er al een verschil tussen bestaat waar het gaat om het creëren van personages op papier, in beide gevallen komt het toch in wezen neer op het zich vereenzelvigen met die personages, het projecteren van bepaalde gevoelens en gedachten op die fictieve figuren waardoor ze al schrijvend een eigen leven kunnen gaan leiden. In dat licht bezien, kan schrijven zeer wel een therapeutische werking hebben - misschien wel in het bijzonder voor een door depressies geplaagd auteur.Ga naar eindnoot13) Ook Hans Visser laat zien, dat met betrekking tot zelfmoord inzake Vestdijk de nodige voorzichtigheid in acht genomen dient te worden; dat hij desalniettemin toch een paar keer plompverloren het woord zelfmoord laat vallen, is daarom des te verbazingwekkender. De belangrijkste ‘bron’ bij dit alles - al was het maar omdat het de enige publicatie is waarin Vestdijk zelf onomwonden over zelfmoord, dubbelzelfmoord zelfs, spreek - is de reeds gedeeltelijk geciteerde passage uit Gestalten tegenover mij. Zijn beschrijving van Vestdijks gevoelens ten gevolge van de inval der Duitse troepen, begint Visser met de terechte opmerking dat Vestdijks toon ‘enigszins badinerend’ is.Ga naar eindnoot14) Dan volgt een lang citaat uit het genoemde boek. ‘De werkelijkheid was iets anders.’ Zo begint Visser zijn commentaar op Vestdijks weergave van de consternatie die ontstond na de Duitse inval. Een juiste vaststelling, waaraan hij toevoegt: ‘Utrecht stond niet in brand; dat waren volgens Ans Koster slechts twee boerderijen. Vestdijk reageerde daarop met “maar met mijn fantasie!” Van een depressie was ook nauwelijks sprake, anders had hij daar Greshoff, die hij regelmatig van zijn wel en wee op de hoogte hield, wel over ingelicht.’Ga naar eindnoot15) Wie zich zoals Vestdijk van de hyperbool bedient, is uiteraard niet per definitie een leugenaar maar heeft mijns inziens recht op een gezonde dosis wantrouwen. Want op dat zelfde verjaardagsfeest in 1949, waarop hij Gregoor dus vertelde van zijn zelfmoordvoornemen, zei hij blijkens Gregoors notities eveneens het volgende: ‘Doodsangst en depressie waren volgens Vestdijk nauw met elkaar verbonden en Vestdijk geloofde dat men zijn eigen angsten niet uit de weg mocht gaan. Iedereen moest zijn eigen angsten “partij geven”.’Ga naar eindnoot16) Partij geven of zich overgeven aan, dat zijn twee totaal verschillende reacties en de vraag is, hoe deze te rijmen vallen. Bewijzen uit het ongerijmde: Herman Stevens grossiert erin. In zijn artikel over de roman De kellner en de levenden wil hij aantonen, ‘dat bepaalde formele ideeën van de roman [...] kunnen zijn gesuggereerd door de oorlogservaringen, vooral die van de Gestelse gijzeling.’Ga naar eindnoot17) Wat niet kan, is nog nooit gebeurd en blijkbaar hebben die gesuggereerde, formele ideeën (het staat er!) iets van doen met Vestdijks vermeende zelfmoordneigingen, want ook Stevens gooit in zijn artikel even het zelfmoordballetje op: Vestdijks depressies ‘namen zulke vormen aan dat Vestdijk rept van een “speciale angst voor gebruiksvoorwerpen in de | |
[pagina 14]
| |
keuken” -zelfmoordneigingen, naar men mag aannemen.’Ga naar eindnoot18) Van mij mag Stevens alles aannemen, als hij maar niet denkt dat daardoor alles als vanzelf ook aannemelijk wordt. Zo suggereert hij in de gewraakte passage, dat Vestdijks speciale angst opkwam tijdens zijn verblijf in St.-Michielsgestel, terwijl Vestdijk beweert dat hij in de strafgevangenis in Scheveningen aan angsten onderhevig was. Het citaat in het aan Stevens' artikel ontleende citaat is afkomstig uit Gestalten tegenover mij en de toon van dit geschrift kenschetst ook hij terecht als relativerend, trivialiserend en burlesk. Toch vindt ook Stevens het blijkbaar nodig zijn steentje bij te dragen aan die vervelende, uitgekauwde en door hemzelf gesignaleerde ‘mythe van de door depressies geteisterde kluizenaar van Doorn’,Ga naar eindnoot19) door met veel aplomb het woord ‘zelfmoordneigingen’ te laten vallen. De mythe wordt nog eens extra gemythologiseerd: de kluizenaar viel bovendien regelmatig ten prooi aan zelfmoordneigingen. Tot overmaat van ramp plaatst Stevens bij de hiervoor geciteerde zinsnede ook nog een noot, waarin hij een verband suggereert tussen die zelfmoordneigingen en het schrijven van het essay ‘Advies inzake zelfmoord’. Een zeer diepzinnig psycholoog, deze Stevens: Vestdijk heeft angst voor gebruiksvoorwerpen in de keuken; dus zijn zelfmoordneigingen aannemelijk; dus ligt het voor de hand dat Vestdijk toen zijn anti-zelfmoord essay schreef. Zoals ik reeds opmerkte: bewijzen uit het ongerijmde ten einde recht te praten wat krom is. Voor alle duidelijkheid: ik heb er vrede mee, wanneer men in Vestdijk de schrijver wil zien, die met zelfmoordgedachten c.q. -plannen rondliep maar ik kom in het geweer wanneer dit gebeurt op de dramatische wijze van Nord, op de zogenaamd objectieve wijze van feitenbiograaf Visser of op de van suggesties en aannames stijf staande wijze van Stevens. Vestdijk verdient beter. |
|